10 tot 16 juli 1944: hevige strijd om de Normandische stad Caen
In deze reeks geven we een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, deze week van 7 tot 16 juli 1944.
Na meer dan een maand hebben de geallieerden een grote vooruitgang geboekt in de Normandische stad Caen, hoewel de Duitse weerstand er nog lang niet gebroken is.
Op 7 juli voerden 467 Britse bommenwerpers een korte maar hevige aanval op Caen uit. Daardoor werd de oude stad vrijwel tot puin herleid.
Er vielen honderden doden, vooral onder de Franse burgers. De Duitse verdedigers zijn er geenszins door uitgeschakeld.
De dag daarop begon een massale aanval door twee Britse infanteriedivisies en één Canadese. Ze wisten ondanks hevige weerstand in de stad door te dringen tot de oevers van de Orne en zijn bijrivier de Odon. Daarbij werden duizenden burgers uit ondergrondse schuilplaatsen bevrijd.
Het noordelijke deel van de stad, met inbegrip van het centrum, is nu in geallieerde handen. De Duitsers controleren echter nog altijd het zuiden en de bruggen over de Orne.
Op 10 juli voerden Britse tanks en artillerie een aanval uit rond dorpen ten zuidwesten van Caen, met de bedoeling de Duitse troepen in de stad in de tang te nemen. Er volgde een zware tegenaanval door het IIde SS-Pantserkorps, waarna de Britten deels teruggedreven werden. Na een tweedaagse uitputtingsslag waren er aan beide zijden duizenden doden en gewonden.
Ondanks alle geallieerde inspanningen blijven de Duitsers in Caen standhouden, waardoor ze verhinderen dat de geallieerden verder Frankrijk binnenrukken.
Aanval op Saint-Lô
De Amerikanen zijn de aanval op de Normandische stad Saint-Lô begonnen. Drie divisies zijn de stad vanuit het noordwesten genaderd. Ze botsen op twee Duitse divisies.
De opmars van de Amerikanen werd zwaar gehinderd door het bocage-landschap. De velden zijn afgesloten met hagen, waarlangs vaak holle wegen lopen.
De Duitsers bieden hardnekkig weerstand, maar ze zijn in de minderheid en beschikken over minder munitie. En de geallieerden zijn de onbetwiste meesters in de lucht.
Saint-Lô, de hoofdplaats van het departement Manche, is geen grote stad, maar een belangrijk verkeersknooppunt. Van daaruit kunnen de geallieerden naar Bretagne doorstoten.
Vanwege die strategische positie is de stad op 7 juni zwaar door de geallieerden gebombardeerd. Er vielen toen meer dan duizend doden, vooral burgers. De geallieerden hadden de burgerbevolking met strooibiljetten willen waarschuwen, maar die papieren werden door de wind naar andere plaatsen weggewaaid.
Verdere opmars Rode Leger
Er komt voorlopig geen einde aan het offensief van het Rode Leger aan het Oostfront. Het Duitse leger is duidelijk niet in staat een oorlog op twee fronten te voeren.
Op 11 juli is er een einde gekomen aan het verzet van de grote Duitse troepenmacht die bij Minsk was ingesloten. Liefst 35.000 Duitsers gaan in krijgsgevangenschap. De rest – ca. 70.000 – is omgekomen.
Op 14 juli hebben de laatste Duitse troepen in het belegerde Wilna (Vilnius) gecapituleerd. Zowat 3000 van de 4000 Duitse militairen slaagden er een paar dagen eerder in om uit te breken in westelijke richting. De stafchef van het Duitse leger had Hilter ervan kunnen overtuigen hen te laten ontsnappen omdat “ze beter konden sterven bij een uitzichtloze poging tot uitbraak dan bij een uitzichtloze verdediging”.
Bij de verovering van Wilna werkten de Russen samen met eenheden van het Poolse Binnenlandse Leger (AK). Meteen na de inname zijn echter alle AK-manschappen door de Sovjet-veiligheidstroepen ontwapend en hun commandanten gearresteerd.
Het Rode Leger veroverde ook Wołkowysk en Grodno, steden die net als Wilna bij het begin van de oorlog Pools waren, maar in 1939 door de Sovjet-Unie zijn geannexeerd.
De Russische overwinningen gaan wel gepaard met zware verliezen in eigen rangen. Het aantal uitgeschakelde tanks is enorm. Zopas is de hoofdmaarschalk van de tanktroepen, Pavel Rotmistrov, van zijn commando ontheven.
Bezet België krijgt burgerlijk bestuur
Hitler heeft Josef Grohé benoemd tot rijkscommissaris voor de bezette gebieden in België en Noord-Frankrijk. Grohé is een keiharde nazi van het eerste uur. Hij is gouwleider van Keulen-Aken.
Daarmee krijgt België een Duits burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung), zoals Nederland en Noorwegen. Vier jaar lang was er een militair bestuur (Militärverwalung) onder generaal Alexander von Falkenhausen.
Geliefd was het militair bestuur zeker niet. Maar voor de militairen waren orde en rust belangrijker dan nazi-ideologie. Het internationaal oorlogsrecht werd althans gedeeltelijk gerespecteerd, de bestaande Belgische instellingen bleven grotendeels functioneren en de invloed van de SS bleef beperkt.
Toen het Belgische leger in mei 1940 capituleerde, had Hitler een beslissing over de toekomst van België uitgesteld. Een van de redenen daarvoor was dat koning Leopold III in België was gebleven. Maar vorige maand is die naar Duitsland gevoerd.
Hitler had al eerder plannen om België op te delen in twee ‘rijksgouwen’ – Vlaanderen en Wallonië – die elk in min of meerdere mate bij het Duitse Rijk worden ingelijfd. Grohé kan daar nu werk van maken.
Kustplaatsen moeten worden ontruimd
Op bevel van de Duitse bezetter moeten de laatste bewoonde plaatsen aan de Belgische kust worden ontruimd. Dat heeft de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, Gerard Romsee, bekendgemaakt.
Eerder was al het grootste deel van de kust verboden gebied voor burgers geworden. Er zijn zware bunkers gebouwd. Alleen Knokke, Heist, Blankenberge, Middelkerke, Nieuwpoort en De Panne werden gespaard. Daar komt dus nu een einde aan.
De Duitse legerleiding vreest blijkbaar nog altijd een geallieerde invasie op onze kust. Bovendien mogen de havensteden in geen geval in handen van de geallieerden vallen als die tot in België geraken.
Hitler terug naar hoofdkwartier in Oost-Pruisen
Adolf Hitler is teruggekeerd naar zijn vertrouwde militaire hoofdkwartier, de Wolfsschanze nabij Rastenburg (nu de Poolse stad Kętrzyn) .
De Wolfsschanze is een streng bewaakt complex van bunkers en andere gebouwen, verborgen in de bossen van Oost-Pruisen. Sinds het begin van de aanval op de Sovjet-Unie in juni 1941 bracht Hitler er het grootste deel van de tijd door.
Vanwege zijn gezondheid verbleef hij echter de voorbije maanden bijna voortdurend op het Berghof, zijn geliefd buitenverblijf in de Beierse Alpen. Daarom was daar het Führerhauptquartier ingericht. De eigenlijke generale staf van het leger bleef echter heel die tijd in Mauerwald (Mamerki), niet ver van de Wolfsschanze.
Hitler wil zich nu meer rechtstreeks met het Oostfront bemoeien, waar de situatie voor de Duitse legers catastrofaal is geworden. Sinds de val van Minsk staat het Rode Leger op nog geen 300 km van Oost-Pruisen (het meest oostelijke deel van het toenmalige Duitsland).
De voorbije maanden zijn er heel wat werken uitgevoerd op de Wolfsschanze, waarbij enkele kolossaal dikke bunkers werden gebouwd voor Hitlers veiligheid.
Het vertrek van de Führer is een even groot geheim als de ligging van zijn hoofdkwartier. Hitler verschijnt al geruime tijd niet meer in het openbaar. Ook nabij het front laat hij zich niet meer zien. Het publiek weet alleen dat Hitler “op zijn hoofdkwartier” is.
Naschrift: dit zou meteen het definitieve vertrek van Hitler worden uit het Berghof. Door de oorlogsomstandigheden is hij er niet meer teruggekeerd.
Britten steken de Arno over
Britse troepen zijn erin geslaagd de rivier de Arno in Toscane (Midden-Italië) over te steken.
Tegelijk hebben de Britten na twee dagen strijd Arezzo veroverd, een belangrijk verkeersknooppunt in het noordoosten van Toscane.
In enkele weken zijn de geallieerden in Italië weer een flink stuk gevorderd. Op de westkust rukken ze snel op naar de havenstad Livorno.
Aan de Arno proberen de Duitsers stand te houden, vooral dan in Pisa en Firenze. Als die steden vallen, staan de geallieerden voor de Apennijnen, een gemakkelijk te verdedigen bergketen. Het einde van de Italiaanse veldtocht is dus nog lang niet in zicht.