Direct naar artikelinhoud
Column

‘Niet naar haar korte arm staren’, hoor je hen denken. ‘Oh, een teckel. Kijk daar anders naar. Wat heeft die korte pootjes zeg’

‘Niet naar haar korte arm staren’, hoor je hen denken. ‘Oh, een teckel. Kijk daar anders naar. Wat heeft die korte pootjes zeg’
Beeld Jef Jacobs

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet. Samen met Heleen Debruyne publiceerde ze Vuile lakens - een hedendaagse visie op seksualiteit.

‘Het blijft toch vreemd om te zien, zei mijn vrouw, hoe je mensen op de man af vraagt waarom ze in een rolstoel zitten. Dat is niet gebruikelijk in de westerse samenleving.’ Dat schreef Marnix Peeters vorige week in een column in deze krant over een ontmoeting met een jonge lezer op wielen op de Boekenbeurs. Hij signaleert daarmee een belangrijk probleem: het gebod om niet te kijken, om niet te benoemen. 

De mensen die snel hun blik neerslaan wanneer je hen op straat kruist. ‘Niet naar haar korte arm staren’, hoor je hen denken. ‘Kijk naar de stoep! Naar die Honda Civic. Oh, een teckel. Ja, kijk daar anders naar. Wat heeft die korte pootjes zeg. Nee, niet naar haar arm gapen!’ De ouders die hun kinderen aanmanen om niets over de meneer in de rol­stoel te zeggen en hen daarmee leren om niets tegen de meneer in de rolstoel te zeggen. ‘Shhhht’, sissen ze. ‘Daar praten we niet over. Vraag niet aan meneer waarom hij niet kan lopen. Dat is niet beleefd.’ Verschil verzwijgen we. Dat soort van onuitgesprokenheid sluit je inderdaad als een paria op in je anders zijn.

Zowat elke dag heb je mensen aan je been die graag uitleg willen over waarom je lichaam anders is

Onuitgesprokenheid is natuurlijk maar de helft van het verhaal. Geloof me vrij, ‘in de westerse samenleving’ is het even gebruikelijk dat iemand je vraagt ‘waarom je een arm mist’ of ‘hoe het komt dat je in een rolstoel zit’. Dat aankaarten is geen zeldzame heldendaad. Zowat elke dag heb je mensen aan je been die graag uitleg willen over waarom je lichaam anders is. Je kan geen kamer met onbekenden binnen­wandelen of je bent hen die uitleg verschuldigd. Het gebeurt zelfs zo vaak dat de meeste mensen met een handicap die ik ken, een vast riedeltje hebben klaar­staan. Eentje voor volwassenen, eentje voor kinderen. Die vragen hebben namelijk zelden te maken met de behoefte om te praten van wie gehandicapt is, en bijna altijd met de behoefte van wie dat niet is.

Het doet me denken aan hoe veel fotografen te werk gaan wanneer ze me willen portretteren. Oftewel verdwijnt mijn korte arm volledig uit de foto. Handig gekadreerd of netjes verscholen achter een strategisch gepositioneerde kamer­plant. Een afwezigheid die een aanwezigheid moet suggereren. Om de kijker niet te schofferen, vermoed ik. Omdat de fotograaf denkt dat ik het prettiger vind zo. En ook voor het comfort van de fotograaf zelf, lijkt me. Die heeft waarschijnlijk geen beeld­taal om handicaps te tonen zonder in voyeurisme te vervallen.

Fotografen hebben waarschijnlijk geen beeld­taal om handicaps te tonen zonder in voyeurisme te vervallen

Oftewel vraagt de fotograaf net om mijn arm tot middelpunt van de foto te maken, op een dienblad te presenteren voor een hongerig publiek dat wil proeven van hoe anders mijn vlees is. Het is onprettig om onzichtbaar gemaakt te worden, het is even onprettig om steeds weer gereduceerd te worden tot één element van wie je bent.

De angst voor ongemak mag ons er niet van weerhouden om echt te praten over de manieren waarop we van elkaar verschillen. (Niet over hoe ik anders ben dan jij die lekker normaal bent, maar over hoe we van elkaar verschillen). Gewoon het gesprek aanknopen is evenwel niet genoeg, we moeten onderzoeken hoe we gesprekken aanknopen en wie er baat bij heeft. Wanneer ik daar zin in heb, vertel ik graag over hoe de wereld eruitziet met één arm, zolang mijn gespreks­partner ook iets van zichzelf toont en me niet het gevoel geeft dat mijn arm het eerste en enige is dat gezien wordt.