“‘Wij verhuren niet aan uw soort’, zei een huiseigenaar mij ooit”
Dinsdag start op Canvas Kinderen van de kolonie, een docureeks die ons koloniaal verleden recht in de ogen kijkt. Maar is de kolonisatie écht verleden tijd? We vroegen het aan hen die zelden gehoord worden: de Belgische Congolezen. “Ik dacht echt dat ik dom was en voor niks anders deugde dan poetsen.”
Sta me toe om eerst even uw koloniaal geheugen op te frissen.
België koloniseerde Congo van 1885 tot 1960. Wat begon als een privéprojectje van koning Leopold II – het ontginnen van de natuurlijke Congolese weelde ter verrijking van de Belgische dynastie – ontaardde al gauw in Expeditie Rooftocht: decennialang kwamen Belgische bedrijven en overheidsdiensten massaal rubber, koper, uranium en goud uit de Congolese bodem jatten. Voor de Congolezen zelf bleef geen goudschilfertje achter.
Sterker nog: omdat voor het efficiënt leegroven van Congo nieuwe spoorwegen en havens nodig waren, schakelden de Belgische kolonisators de Congolezen in als dwangarbeiders. De kolonisatie werd een schrikbewind waarin fusillades en lijfstraffen – denk aan het afhakken van handen – courante praktijken waren.
Aan de goedgelovige zielen op het thuisfront werd de kolonisatie verkocht als ‘Belgisch beschavingswerk’: ‘We zullen die arme, domme Congolezen eens op het pad van de industrialisatie flikkeren.’ Maar ter plaatse installeerden de Belgen een paternalistisch en niet zelden racistisch onderdrukkingsregime. Hoewel de Belgische overheersers investeerden in onderwijs en gezondheidszorg, kregen de Congolezen geen enkele kans om zich te ontplooien. Zij waren ‘les gens du diable’: het slachtafval van de mensheid, een onderontwikkelde soort die gemaakt was om blanken te dienen.
Slechts enkele Congolezen mochten op de maatschappelijke ladder een iets hogere trede innemen: de zogenoemde évolués. Zij waren in het bezit van een ‘beschavingsbrevet’, een attest dat aangaf dat ze ‘de weg van de Europeanisering’ waren ingeslagen. Lees: dat ze zich gedroegen zoals Belgen en op verdienstelijke wijze worst met bloemkool konden klaarmaken. Maar gelijke rechten kregen zelfs zij niet. Eens zwart, altijd ondergeschikt.
Hoor ik u zeggen dat al die koloniale archetypes ondertussen toch tot een ver en voltooid verleden behoren? Hmm. Op Pukkelpop afgelopen zomer zongen Belgische jongeren voor de betraande gezichten van twee jonge zwarte vrouwen ‘Handjes kappen, de Congo is van ons’. Twee jaar geleden vergeleek een agent van het Gentse politiekorps zwarten met apen: ‘Die apen kun je nog iets leren, die zwarten uit de jungle niet.’ Begin september werd Cécile Djunga, de weervrouw van de RTBF, gebeld door een vrouw die haar meldde dat ze te zwart was om op tv te komen. En ook de chocomoussehumor van Forza Ninove-man Guy D’haeseleer ligt nog vers in het geteisterde geheugen.
Met andere woorden: zou het kunnen dat de Belgen in 1960 wel afstand hebben gedaan van hun kolonie, maar dat we ons 58 jaar later nog altijd niet verlost hebben van onze koloniale denkbeelden? Bepaalt de kolonisatie vandaag nog altijd de Belgische beeldvorming over Congolezen? Ik leg de vraag voor aan een gemengd panel van zes Belgische Congolezen. En val regelmatig net niet omver van verbazing.
Het n-woord
“In het vijfde middelbaar noemde mijn lerares geschiedenis zwarten negers”, vertelt Sandrine Ekofo (29), jurist bij de Brusselse energieregulator. “Ze beschreef Leopold II wel als een wrede man, maar voegde daar meteen aan toe ‘dat hij voor de negers toch ook veel scholen had gebouwd’.
En de periode na Leopold II was volgens haar helemáál een koloniaal walhalla: de Belgen hadden het alleen maar goed voor met de Congolezen, die maar wat blij waren dat iemand hen eindelijk kwam opvoeden. “Blijkbaar is het moeilijk om te erkennen dat de blanken niet de goeien zijn. In het Westen leeft het idee dat de blanken de zwarten redden: nu eens met ontwikkelingsprojecten, dan weer met stortingen op rekeningnummers van ngo’s. Maar dat beeld van de menslievende witte medemens strookt totaal niet met de werkelijkheid. Integendeel: de blanken hebben ongelooflijk veel Afrikaans bloed aan hun handen.”
Ook Pierre Wakujoja Mbuyamba (81), een Luikse cardioloog en een van de getuigen in Kinderen van de kolonie, krijgt nog regelmatig een portie postkoloniale vooroordelen geserveerd. Op een dag bezocht ik met mijn ziekenhuisassistenten de kamer van een blanke man. Zodra hij me zag binnenkomen, zei hij: ‘Ik wil een blanke dokter.’ ‘Geen probleem’, antwoordde ik. ‘Ik geef u graag in handen van een van mijn assistenten.’ A ja, die waren allemaal wit. (lacht) Een paar maanden later moest hij op consultatie komen en heeft hij uitdrukkelijk naar mij gevraagd. Dat hielp mij om zijn beledigende uitspraak te relativeren: blijkbaar was hij toch tot inzicht gekomen.”
Muzikant Ronny Mosuse (47) noemt zichzelf een geprivilegieerde – want bekende – zwarte. Toch ontsnapt ook hij niet aan xenofoob gekonkelfoes. “‘Wij verhuren niet aan uw soort’, zei een huiseigenaar mij ooit, waarna hij de deur dichtkwakte. Ook al heb ik in de Chiro gezeten, drink ik bier, eet ik frieten en spreek ik geen andere taal dan het Nederlands: blijkbaar was ik voor die man toch een andere Vlaming dan een witte Vlaming.”
“Voor ik bekend was, werd ik in het beste geval getolereerd. Maar ik hoorde er niet echt bij. Dat heeft mij lang met een minderwaardigheidscomplex opgezadeld. Pas toen ik vader werd, heb ik het van me afgeschud. Ik dacht: ik kan het me niet langer permitteren om te denken dat ik een derderangsburger ben. Ik moet voor mijn kinderen opkomen.”
Vlaamse scheldwoorden
Sandrine Ekofo bevestigt dat koloniale archetypes zowel in blanke hoofden als in zwarte breinen kruipen. Ook zij heeft lange tijd het stigma van de behoeftige, alleen in sport en seks uitblinkende zwarte vrouw geïnternaliseerd. “Ik dacht echt dat ik dom was, voor niks anders deugde dan poetsen en met een blanke man moest trouwen om gelukkig te worden. Ik zag werkelijk niks positiefs aan zwart zijn. Pas toen ik op mijn twintigste in Congo op zoek ging naar mijn identiteit, heb ik mijn zelfbeeld gecorrigeerd. De Congolezen bleken helemaal geen wilden te zijn, maar joviale, goedgeklede mensen. Terug in België verdiepte ik me in de geschiedenis van Congo. Ik leerde dat al in 1908 de eerste Congolees een Belgisch universitair diploma behaalde, dat de Congolezen met de Belgen hadden meegevochten tijdens de Tweede Wereldoorlog en dat Patrice Lumumba van évolué was opgeklommen tot premier van Congo, ook al heeft hij dat later met zijn leven betaald. De wetenschap dat Congolezen wel degelijk tot grootse daden in staat waren, verloste me van mijn complexen. Plots voelde ik me ook in België een stuk beter.”
“Historisch besef is belangrijk omdat het een deel van onze identiteit vormt”, zegt Rina Rabau, beleidsmedewerker voor Groen en gemeente- en provincieraadslid in Mechelen. “In de media worden Afrikanen altijd voorgesteld als slachtoffers. Maar Afrika heeft ook sterke schrijvers, filosofen, kunstenaars en wetenschappers voortgebracht. Dichter Aleksandr Poesjkin is van Kameroense origine. Schrijver Alexandre Dumas heeft Afro-Caribische roots. Eind jaren 1950 hebben drie zwarte vrouwen – wiskundige genieën – onschatbare bijdragen geleverd aan de ruimtevaartmissies van de NASA. En de Rwandezen zijn er onlangs in geslaagd om met een vooruitstrevend ecologisch beleid alle plastic zakken uit de samenleving te bannen. Dat zijn allemaal stukjes recente en minder recente geschiedenis die handig verzwegen worden. Want in ons wereldbeeld stellen enkel de blanken heroïsche daden.”
Volgens Ronny Mosuse is de oorzaak van veel ellende het in onze contreien wijdverspreide eurocentrisch denken: “De overtuiging dat het Westen het morele centrum van de wereld is en dat westerlingen de slimste en meest beschaafde bewoners op aarde zijn.”
Opiniemaker Moussa Don Pandzou (30) treedt Mosuse bij. “Wij westerlingen denken dat het westerse samenlevingsmodel superieur is. En dat hebben we er ook bij de Afrikanen stevig ingepompt. Wist je dat sommige Congolezen nog altijd de Vlaamse scheldwoorden gebruiken die hen ten tijde van de kolonisatie werden toegesnauwd? Door in het Vlaams te schelden, willen ze een ‘geciviliseerde’ indruk maken.
“Een tijd geleden was ik in Congo op een feestje van Europese Congolezen. Ze hadden zwarte obers die voor me bogen, me chef noemden en bang waren dat ze hun job gingen verliezen als ik hen niet leuk vond. Zelfs Congolezen laten zich dus op koloniaal gedrag betrappen. En zelfs ik. ‘Dit probleem pakken we in Europa toch beter aan’, dacht ik tijdens mijn verblijf in Congo soms. Om later tot de conclusie te komen dat ik er compleet naast zat.”
Journalist met kroeshaar
Ik doe mijn gesprekspartners een voorstel: laten we de problemen tegen de tijdsgeest in niet alleen benoemen, maar ook eens proberen op te lossen. Hoe kunnen mensen van goeie wil – of ze nu wit of zwart zijn – de koloniale denkbeelden die zich als teken aan hun hersenen hebben vastgeklampt voor eens en voor altijd verwijderen?
Tracy Bibo Tansia (28), OCMW-raadslid voor de CD&V in Liedekerke en eveneens een van de Canvas-getuigen, heeft een goeie raad voor Belgen van Afrikaanse origine. “Ga zo veel mogelijk de dialoog aan met witte mensen”, zegt ze. “Alleen door met hen te praten kun je hen doen nadenken over hun gedrag. Een paar jaar geleden vroeg een vrouw mij net voor een meeting of ik soms de kuisvrouw was. Later heb ik haar daarop aangesproken. Ik heb haar uitgelegd dat zwarten tijdens de kolonisatie weliswaar geen leidinggevende functies hadden, maar vandaag wel. En dat het dus kwetsend is om er zomaar van uit te gaan dat elke zwarte vrouw een kuisvrouw is.
“Op het einde van ons gesprek beloofde ze me dat ze voortaan op haar woorden ging letten. Maar als ik kwaad was geworden, had ze wellicht gedacht dat ik weer zo’n boze zwarte vrouw was. Nu ja, sommige dagen lukt het me om rustig te blijven, andere dagen niet. Er is geen ontkomen aan: de koloniale trauma’s zitten diep in ons DNA. We zullen er nog generaties lang over moeten praten.”
Voor Rina Rabau is het cruciaal dat ook het verleden erkend wordt. Hoe moeilijk dat voor sommigen ook is. “Het koloniale verleden van België is nog altijd een taboe-onderwerp”, zegt ze. “Ik ken onderzoekers die willen doctoreren over onze koloniale geschiedenis en het gevoel hebben dat ze tegengewerkt worden. Het lijkt wel of België zijn verleden wil uitwissen, in de hoop dat er dan nooit meer over gepraat moet worden. Maar dat is een illusie. Je kunt pas aan de toekomst bouwen als ook het verleden een plaats krijgt. Weet je wat mooi geweest zou zijn? Dat koning Filip, als nazaat van koning Leopold II, het Patrice Lumumbaplein in Matonge ingehuldigd zou hebben. Dat hij tegen de Congolezen gezegd zou hebben: ‘Ik begrijp jullie pijn. En ik begrijp dat iemand als Patrice Lumumba is opgestaan om jullie pijn te vertolken.’ Dat zou helend en verzoenend geweest zijn. Maar het koningshuis blijft zich in een pijnlijke stilte hullen.”
Sandrine Ekofo heeft een verzoek voor journalisten, radio- en tv-makers: “Laat mensen met Afrikaanse roots vaker aan bod komen in de media. In debatten over Congo zijn het bijna altijd witte mensen die worden uitgenodigd. Meestal Peter Verlinden, de Afrika-specialist van de VRT, of David Van Reybrouck, de schrijver van Congo. Er wordt te vaak óver zwarten gesproken en te weinig mét hen. Terwijl er zoveel Belgische Congolezen zijn die even goed – en wellicht zelfs beter – over Congo kunnen meepraten.”
“Ik wacht nog altijd op een Belgische Oprah Winfrey”, zegt ook Tracy Bibo Tansia. “Ik zie op tv wel Turkse en Marokkaanse journalisten, maar bijna geen zwarte. Omdat de Turken en de Marokkanen al langer in België zijn en dus beter hun weg vinden naar de media? Of omdat de Belgen nog niet klaar zijn voor een zwarte journaliste met kroeshaar?”
Afrofobie
Een recente studie van de Koning Boudewijnstichting naar de Congolese, Rwandese en Burundese Belgen in ons land bracht opvallende cijfers aan de oppervlakte over hun positie op de arbeidsmarkt. Tachtig procent van de Belgische afrodescendenten heeft het gevoel op de arbeidsmarkt gediscrimineerd te worden. De werkloosheidsgraad in de afrogemeenschap is vier keer hoger dan het nationale gemiddelde. Terwijl het opleidingsniveau van Afro-Belgen gemiddeld hoger is dan dat van Belgo-Belgen: 60 procent van de Congolese, Rwandese en Burundese Belgen heeft een diploma hoger onderwijs.
“Die cijfers geven aan dat er sprake is van structurele discriminatie”, zegt Tracy Bibo Tansia. “Dat de Afro-Belgen op basis van hun opleidingsniveau onvoldoende toegang krijgen tot de arbeidsmarkt.”
Bibo Tansia pleit voor een antidiscriminatiewetgeving die specifiek op zwarten is gericht. “Alle vormen van racisme zijn even erg. Maar het racisme ten opzichte van zwarten is anders dan het racisme ten opzichte van Turken en Marokkanen. Het feit dat er na al die migratiejaren nog altijd één bevolkingsgroep is – de zwarte – die beduidend vaker van de arbeidsmarkt wordt uitgesloten dan andere groepen, bewijst dat er wel degelijk zoiets bestaat als afrofobie: de angst voor de zwarte medemens. En ik vind dat ons antidiscriminatiebeleid op die afrofobie moet inspelen. Bijvoorbeeld door met specifieke praktijktesten de discriminatie van zwarten op te sporen. Als we het bestaan van islamofobie en antisemitisme erkennen, waarom dan niet dat van afrofobie?”
Moussa Don Pandzou is zwart én moslim. Wordt hij twee keer gediscrimineerd voor de prijs van één? “Ik word bijna uitsluitend aangesproken op het feit dat ik zwart ben”, zegt hij. “Niet op het feit dat ik moslim ben. Blijkbaar weegt zwart zijn op de racismeschaal zwaarder door dan moslim zijn. Ook dat is een restant van ons koloniaal verleden.”
Mobutu-fierheid
In Kinderen van de kolonie blikt de 86-jarige Congolese Cécile Amba verrassend genoeg met weemoed terug op de Belgische kolonisatie. “Toen heerste er orde, rust en veiligheid en was er eten voor iedereen”, zegt ze. “Vandaag zijn de Congolezen er veel slechter aan toe.” Hoe kijken Belgische Congolezen naar het postkoloniale Congo?
“De chaos is groot”, zegt Sandrine Ekofo. “Maar je mag niet vergeten dat we nog maar 58 jaar onafhankelijk zijn. En dat we maar liefst 75 jaar gekoloniseerd werden. Congo is in 1960 niet van nul gestart, maar van min twintig. Wat niet wegneemt dat de situatie ernstig is. Er is in Congo geen kwaliteitsonderwijs, het openbaar vervoer is een ramp en elke vorm van ruimtelijke ordening ontbreekt. Wat het allemaal nog erger maakt, is dat de Congolese overheid letterlijk en figuurlijk haar eigen intellectuele toekomst aan het vermoorden is. Jonge activisten worden genadeloos om het leven gebracht. Terwijl ze niks anders vragen dan dat de Congolese grondwet wordt toegepast.”
Rina Rabau ziet veel in tristesse gemarineerde gelatenheid bij Congolezen. “Sommigen rekenen nog altijd op de Belgen om hen uit hun ellende te komen verlossen. De Congolezen zijn door de Belgen zo lang als minderwaardige creaturen behandeld dat sommigen onder hen niet geloven dat ze zelf uit hun miserie kunnen geraken. De kolonisatie van Congo heeft voor een diep psychologisch trauma gezorgd. Het heeft de weerbaarheid van nogal wat Congolezen aangetast.”
Volgens Pierre Wakujoja Mbuyamba moeten de Congolezen zich geen illusies maken: de Belgen zullen hen niet ter hulp schieten. “De politiek van België ten aanzien van Congo is gewoon misdadig. De Congolezen worden door hun eigen overheid vermoord en toch blijft België volstrekt onverschillig. En waarom? Omdat de Belgische politici en bedrijven alle baat hebben bij de wantoestanden in Congo. In de huidige bestuurschaos kunnen ze het land makkelijker plunderen. Belgische bedrijven maken nog altijd woekerwinsten op Congolese grondstoffen. Als Congo goed bestuurd zou worden, zou dat onmogelijk zijn. Het resultaat is dat België Congo eigenlijk nog altijd koloniseert, maar dan op een andere manier dan vroeger.”
Moussa Don Pandzou legt een verband tussen de situatie in Congo en die in België. “Ik denk dat het Malcolm X was die zei: ‘De Zwarte Man, waar ook ter wereld, zal nooit naar waarde geschat worden zolang de Afrikaanse motor niet opnieuw draait.’ Daar geloof ik heel hard in. Mocht Congo een welvarend land zijn, zouden ook de Belgische Congolezen meer respect krijgen. Dat zie je heel goed bij de Chinezen: die worden overal ter wereld bekeken als Chinezen, niet als allochtonen. En dat komt omdat China een wereldmacht is. Als een Chinees in het buitenland iets overkomt, zal China zich daarmee bemoeien. De Chinese overheid dwingt respect af voor uitgeweken Chinezen. Daar moeten de Congolezen niet op rekenen.
“Ik heb geen heimwee naar Mobutu – die man heeft Patrice Lumumba vermoord – maar wel naar de Zaïrese trots die hij destijds opnieuw wist aan te wakkeren. Onder zijn bewind vocht Mohammed Ali een belangrijke kamp in Zaïre en vestigde een grote westerse universiteit zich in Kinshasa. Dat gaf Zaïre aanzien. Mobutu had het voortdurend over ‘la grandeur du Zaïre’. Die fierheid, dat is wat de Congolezen vandaag misschien nog het meest missen. Zowel in Congo als in België.”
Een dag na de gesprekken met mijn Congolese landgenoten slenter ik door de Brusselse Matonge-wijk: voor veel Belgische Congolezen nog altijd een gekoesterde ontmoetingsplaats. De Congolese restaurants staan er op eenzame culinaire hoogte, de Afrikaanse kapsalons begrijpen kroeshaar aanzienlijk beter dan Haarstudio Christel in Herent.
Op de muur tegenover café Soleil d’Afrique heeft iemand geschreven: ‘Elargissons notre vision pour le futur.’ Het doet me denken aan wat Sandrine Ekofo me zei: “Blanken moeten hun denkbeelden over zwarten in vraag durven te stellen. Dat hebben wij, zwarten, ook gedaan. Als we hadden geloofd wat er over ons gezegd werd, hadden we onszelf voor de rest van ons leven tot lijdend voorwerp gereduceerd. Het is nu aan de blanken om te overstijgen wat ze van hun grootouders hebben geleerd.”
Kinderen van de kolonie, Canvas, dinsdag om 21.20 uur