Direct naar artikelinhoud
Column

Mijn vrouw winkelt niet meer in ketens als de Primark. Je moet érgens beginnen, zegt ze

Mijn vrouw winkelt niet meer in ketens als de Primark. Je moet érgens beginnen, zegt ze
Beeld Bob Van Mol

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, vogels en zijn vrouw. Zijn nieuwe boek 'In elke vrouw schuilt haar moeder' is nu uit.

Er had iemand kwaad gemeld dat ik niet meer ‘neger’ mag schrijven.

Ik heb lak aan die missionarissen, zei mijn vrouw. Ze schreeuwen moord en brand als je neger zegt, en stappen dan de Primark binnen om daar voor 2 euro 99 iets te kopen dat de uitbuiting in stand houdt. Het leven is al duur genoeg. Dat er daarvoor tienjarige andersgekleurden in Garbahaarreey veertien uur per dag in een vergiftigde fabriek moeten werken, dat is bijzaak. Zolang we ze maar ‘andersgekleurd’ noemen.

Mijn vrouw winkelt al een tijdlang niet meer in dat soort ketens. Je moet érgens beginnen, zegt ze.

Wij zullen wel naar die vervelende vinvissen gaan kijken. Wij keuren slavernij heel erg af. Blijven jullie maar gewoon arm

Misschien is je vergelijking wat te simpel, zei ik.

Neen, dat is ze níét, zei mijn vrouw beslist. Wij verdraaien de werkelijkheid net zolang tot ze ons niet meer in de ogen prikt. Laatst werden Daisy Van Cauwenbergh en haar man aangeklaagd voor slavernij omdat ze een Thais koppel hadden tewerkgesteld en hen daar veel te weinig voor hadden betaald. Dat valt natuurlijk streng af te keuren, maar als we datzelfde in Cambodja gaan doen – mensen tewerkstellen en hen daar veel te weinig voor betalen – vinden we dat een vorm van vrijemarkteconomie.

Vroeger haalden we de slaven naar onze landen, nu hebben we de productie naar ginder verhuisd en hebben we geen last meer van die vreselijke slavernij. En als we toch nog wat personeel tekortkomen, om goedkoop te poetsen of te plamuren, halen we die in Polen en Litouwen. Daar hebben we zo geen slavernijgevoel bij, bij die landen. Die mensen zijn blij en dankbaar dat ze hier mo­gen komen werken. Die schrobben met de glimlach de kak uit je pot.

Soms is zij op dreef, mijn vrouw.

Samen met het vuile werk hebben we meteen ook maar de oorlogen geëxporteerd, zei mijn vrouw. Laat ze het ginds maar uitvechten. Wij zorgen wel voor onszelf in ons stabiele West-Europa, dat zelfs geen bronnen voor conflicten meer bevát. Wij, beschaafde mensen, voeren geen oorlog meer! Al 72 jaar lang niet. Wij hebben onze les geleerd! Terwijl we vooral geleerd hebben hoe we de problemen kunnen verplaatsen, en er nog flink aan kunnen verdienen ook. Genoeg om al onze dromen waar te maken!

Wij vliegen naar de andere kant van de wereld om er blauwe vinvissen te gaan spotten, en wij vinden dat dat éigenlijk ons privilege is. Principieel en luidop vinden we dat dat íéders recht is, maar als de hele wereldbevolking morgen blauwe vinvissen gaat spotten, is de boel om zeep. Dus zeg je éigenlijk tegen het gros van de aardbewoners: blijf maar gewoon arm. Eenvoud siert. Wij kopen jullie Nikes wel – weliswaar niet te duur. Wij zullen wel naar die vervelende vinvissen gaan kijken. Wij keuren slavernij heel erg af. En als er iemand hardop neger zegt, zullen wij daar fel tegen protesteren. De wereld is bij ons in goede handen. Slaap gerust. Maar niet te lang, want morgenvroeg loeit weer de sirene van de Primark-fabriek.

Soms heeft zij helemaal gelijk, mijn vrouw.