Direct naar artikelinhoud
InterviewHugo Kaak

Hugo Haak (27), de nieuwe bondscoach van de baansprinters: ‘Leeftijd zegt niets over kwaliteit’

Eind 2017 wegens een zware knieblessure baanwielrenner af, eind 2018 in functie als bondscoach. Hugo Haak (27) is snel van gedaante gewisseld in het wereldje van de krachtpatsers op het houten ovaal.

Hugo Haak, toen nog assistent-bondscoach aan het trainen met de sprintploeg, oktober 2018.Beeld Klaas Jan van der Weij

De Koninklijke Nederlandse Wielrenunie stelde Haak afgelopen weekeinde aan als hoofdbegeleider van de sprintselectie. Daarin zitten onder anderen olympisch kampioen Elis Ligtlee en wereldkampioen Jeffrey Hoogland, die dit jaar ook al met Matthijs Büchli, Harrie Lavreysen en Nils van ’t Hoenderdaal de mondiale titel op de teamsprint binnenhaalde.

Voorzien was de transitie niet. Haak werkte sinds januari van dit jaar als assistent onder de Duitse bondscoach Bill Huck. Die stapte in september onverwachts op - om privéredenen, was de verklaring. Hij was nauwelijks een jaar in functie. De KNWU voerde met enkele kandidaten gesprekken voor het opvullen van de vacature, maar kwam uiteindelijk toch bij Haak uit. Renners hadden hun voorkeur voor hem uitgesproken. KNWU-directeur Thorwald Veneberg: ‘De afgelopen periode hebben wij Hugo enorme stappen zien maken als trainer en in zijn interim-rol als coach. We zijn blij dat we het intern hebben kunnen oplossen.’

Haak is twee dagen terug uit Berlijn, waar de Nederlanders in de wereldbekerwedstrijd alweer een respectabele collectie eremetaal bijeenfietsten. Hij is opgetogen over zijn benoeming.

Enkele weken na het vertrek van Huck zei je dat je het nog veel te vroeg vond om als bondscoach aan de slag te gaan. Wat is er veranderd?
‘Ik wist toen dat ze al bezig waren met anderen. Ik blijf dan liever op de achtergrond, ik schuif mezelf niet zo snel naar voren. Uit de gesprekken met de renners is daarna gebleken dat ze de samenwerking fijn vonden en dat ze met mij verder wilden. Ook is er de toezegging dat de staf wordt uitgebreid, met iemand die naast coaching ook data gaat analyseren. Het wordt allemaal nog professioneler.’

Voel je je tweede keus?
‘Voor mij was het logisch dat ze eerst internationaal op zoek zijn gegaan naar coaches. Dit is een bijzondere selectie. Dat heeft kennelijk niet opgeleverd waar ze naar op zoek waren. Dat renners een voorkeur voor mij hadden, zegt ook iets. Dat geeft heel veel vertrouwen. Het bewijst dat we al op de goede weg waren.’

Tot voor kort was je renner onder de renners. Nu moet je afstand bewaren.
‘Ik ken ze door en door, natuurlijk. Maar toen ik nog fietste, trad ik ook al zo’n beetje op als leider in de groep – dat is eigenlijk vanzelf zo gegroeid. Ik stond min of meer tussen de coach en de renners. Dat bracht al verantwoordelijkheden met zich. Als assistent werd dat nog meer. Ik zal er niet voor terugdeinzen als bondscoach iemand de waarheid te zeggen. Voorwaarde is wel dat je het weet te onderbouwen, op zo’n manier dat ontkennen geen zin heeft. Dan behoud je je geloofwaardigheid.’

Kun je ook hardvochtig zijn? Je weet hoe het voelde toen je als renner op het laatste moment voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro moest plaatsmaken voor Theo Bos.
‘Dat was pijnlijk. Wat me stak, was dat we er niet op waren voorbereid dat er nog een testdag kwam. Toen werd ik geklopt. Ik heb me voor deze baan twee dingen voorgenomen: al het mogelijke faciliteren voor het draaien van een goed programma en eerlijk en transparant zijn in de keuzes die we maken. Iedereen weet tijdig en precies wanneer ze waaraan moeten voldoen. Ze zullen niet worden overvallen door iets nieuws.’

Naast de KNWU-selectie dingen tegenwoordig ook renners van de commerciële BEAT-ploeg mee, met onder anderen Büchli en Bos. Wordt het selecteren voor de grote toernooien ingewikkelder?
‘Ik zie het vooral als aanvulling. Het leidt ertoe dat er meer Nederlanders aan de start staan op wereldbekerwedstrijden. Dat is alleen maar gunstig voor kwalificatie. We mixen af en toe. Ze trainen ook gewoon mee in ons programma. Voorkeur speelt bij mij absoluut geen rol.’

De lat ligt hoog: je werkt met wereldkampioenen.
‘Zeker. We doen het op dit moment uitstekend, maar ook het niveau in andere landen is erg hoog. Het veroveren van titels is heel bijzonder en razend moeilijk. Er is nul garantie op prolongatie. Maar we hebben renners met veel talent. Ik zie dat ook de vrouwen echt stappen aan het maken zijn en ik proef dat de groep zelfverzekerd is. Als we dat vast kunnen houden en de focus blijft, zullen we zeker weer kunnen meedoen om de medailles, op de WK eind februari in Polen, maar ook op de Spelen in Tokio, het grootste doel.’

Je zou daar wel eens de jongste coach kunnen zijn.
‘Dat weet ik echt niet. Ik denk er niet over na. Leeftijd zegt niks over kwaliteit.’

Kriebelt het nog wel eens? Om zelf wat rondjes te rijden op de baan?
‘O ja. Nog een keertje de kilometer op zwaar verzet, dat was wel een favoriet onderdeel. Maar ik denk het maar even. Fysiek kan het echt niet meer.’