Direct naar artikelinhoud
RoeienJan Wienese

Jan Wienese is al 50 jaar de enige Nederlandse roeier die olympisch goud won in de skiff

Jan Wienese (76) veroverde vijftig jaar geleden, op 19 oktober 1968, olympisch goud bij de Zomerspelen van Mexico. Hij is nog steeds de enige Nederlandse roeier die won in de skiff. ‘Ik deed wat mijn intuïtie me ingaf.’

Jan Wienese.Beeld Klaas Jan van der Weij

Jan Wienese houdt een frisdrankglas horizontaal voor zich, kromt zijn vingers over de ronding en draait ondertussen met zijn duim en wijsvinger het glas rond. ‘Het is belangrijk de buitenste drie vingers te ontspannen. Skiffen is als pianospelen. Het is iets artistieks’, zegt hij. ‘Ik heb het alleen nooit hoeven leren, realiseerde ik me later pas. Het ging automatisch.’

Exact vijftig jaar na het winnen van zijn gouden medaille op de Spelen van Mexico, beginnen de ogen van de 76-jarige Wienese nog altijd te glunderen als hij over de eenmansboot praat. Hij was de eerste en enige Nederlander die olympisch kampioen werd in de skiff, het koningsnummer van het roeien. Zijn naam hoort thuis in een rijtje met Fanny Blankers-Koen (atletiek) en Anton Geesink (judo), Nederlanders die net als Wienese pionierden en zegevierden in een oer-olympische sport.

Verschillende media benaderden hem de afgelopen weken voor een terugblik op zijn bijzondere prestatie. Het enige probleem: Wienese heeft niet zoveel met jubilea. ‘Het is moordend, het kost me te veel energie.’ Zo filmde een cameraploeg hem twee uur lang roeiend op de Bosbaan in het Amsterdamse Bos. Tijdverspilling, vond hij achteraf. ‘Het werd een videootje van vier minuten.’

Snotneusje

Het typeert de excentrieke en eigenzinnige Wienese. Hij heeft nooit voor de bühne geroeid. Zo liet hij deelname aan de Spelen van Tokio in 1964 schieten. ‘Ik was een snotneusje, hoor. Zei ik in Amsterdams accent tegen die coaches, allemaal artsen: ‘Ik ga liever met mijn vriendin op vakantie.’ De Rus Ivanov roeide namelijk daar. Die had al twee keer goud en ik had hem nooit kunnen verslaan. Ik was nog niet zo ver.’

Vier jaar later was Wienese dat wel. Dankzij zijn vermogende vader, een ladderfabrikant, had hij de tijd en de middelen om zijn roeien te perfectioneren. Tijdens zijn opleiding op het CIOS leerde hij over bewegingsgevoel en het menselijk lijf. En hij beschikte over een technische knobbel, waardoor hij een bovenmatige interesse had in zijn materiaal.

Voor de Spelen had hij bijvoorbeeld acht wieltjes onder zijn bankje geschroefd in plaats van de gangbare vier. ‘Dat roeide soepeler, was goed voor mijn ritme.’ Toch was hij geen topfavoriet op het meer van Xochimilco. Als Nederlandse amateursporter was het lastig uitblinken tegen staatsamateurs (lees: profs) uit onder meer de Sovjet-Unie, waar dopinggebruik wijdverspreid was.

De skiffeur Jan Wienese maakt het gebaar van de overwinnaar. Hij won de gouden medaille, die hij hier trots om zijn hals draagt.Beeld ANP

Bewegen als een jaguar

In zijn roeitijd heerste er altijd een zekere mate van achterdocht, zegt Wienese. Ook richting hem. Hij gebruikte bijvoorbeeld kamferspiritus en alcohol om zijn handen te ontvetten en te beschermen tegen blaren. ‘Ze hebben mijn coach Ansco Dokkum eens getipt dat ik gebruikte, omdat ze constant die flesjes zagen.’ Toen hij in Mexico met gemak de voorwedstrijden won, werd hij bij het vlot opgewacht door ouders van concurrenten. ‘Velen uit de roeisport kwamen in die tijd uit de medische wereld. Ze stonden allemaal te kijken hoe ik liep en sprak.’

In Mexico haalden de normaliter dominante skiffeurs uit het Oostblok, op één DDR-roeier na, niet eens de finale. Wienese vermoedt dat de middelen die zijn concurrenten gebruikten in de ijle lucht in Mexico-Stad (2.250 meter hoogte) minder effectief waren. ‘Want op zeeniveau verloor ik regelmatig van ze. Moeder Natuur is veel slimmer dan welk staatsprogramma of stimulerend middel dan ook. En ik had een pact met Moeder Natuur. Ik hield rekening met omstandigheden, voelde wat ik aankon, deed wat mijn intuïtie me ingaf en ik keek veel naar dieren. Als een jaguar sprint, blijft met 80 kilometer per uur dat koppie kaarsrecht. Die beweging moest ik ook hebben, dacht ik.’

In de olympische finale was de West-Duitser Jochen Meissner nog wel sneller weg dan Wienese. Hij leidde driekwart van de 2.000 meter. Maar Wienese was bewust rustig gestart, beducht voor het effect van de zuurstofarme lucht op zijn spieren als hij in het begin te veel energie zou verspillen. In de laatste 500 meter haalde hij Meissner in.

Geen spijt of weemoed

Van de laatste meters herinnert hij zich nog de mantra die hij in zijn hoofd herhaalde (‘ontspan je vingers’) en het besef op eeuwige roem af te koersen. Daarna volgde een stekende hoofdpijn die tot en met het Wilhelmus aanhield, veroorzaakt door de benauwende hitte en het gebrek aan zuurstofrijk bloed in zijn hoofd.

Na Mexico won hij nooit meer een grote wedstrijd. Wienese: ‘Alles wat ik daarna deed, kon hoogstens gelijkwaardig zijn. Daar was ik niet op uit. En in onze tijd was één olympische deelname normaal. Ik moet er niet aan denken vijf keer te gaan, zoals ze nu doen. Dat kost een kwart van je leven, tegenover een minimale vergoeding. Daar was ik niet voor in de boot gestapt.’

Zonder spijt of weemoed kijkt hij terug op zijn roeileven. Met oud-rivaal Meissner drinkt hij af en toe nog een wijntje. Zijn medaille ligt in een bankkluis. Zijn gouden skiff, de houten Solitair II, voer hij in 1999 op de Bosbaan kapot tegen een andere boot. ‘Een beetje expres. Ik was klaar met die skiff, wilde eens een boot van kunststof.’

Vijftig jaar na zijn olympische glorie is zijn leven allesbehalve saai. Roeien doet hij nog in de zomer, een keer per week. Hij werkt als fysiotherapeut in zijn praktijk in Amsterdam-Noord en verblijft twee maanden per jaar op Cuba, waar zijn 38 jaar jongere vrouw Mabel vandaan komt: ‘Voor haar wil ik ook een beetje fit blijven’.

Skifftalent ‘vernietigd’

Wienese volgt het Nederlandse roeien nauwgezet. Sterker: bij het afspreken van het interview benadrukt hij met klem niet enkel over ‘1968’ te willen praten. Met onder anderen olympiër Peter Bakker (Spelen van Rome 1960) maakt hij deel uit van een groep die vindt dat er bij de roeibond te veel aandacht is voor de grotere nummers, zoals de acht.

Daardoor daalt volgens hen het roeiniveau. Wienese: ‘Want in de kleine nummers leer je roeien. Elke haal met een skiff is anders. Het is aanvoelen, balanceren. In de acht is het gewoon gelijk in, doorjassen en gelijk uit. Ja, in 1996 won de Holland Acht goud. Nico Rienks en Ronald Florijn werden alleen eerst wel olympisch kampioen in een kleiner nummer. Dat is de juiste volgorde.’

Tegelijk ziet hij nu skifftalent ‘vernietigd’ worden in de grotere nummers. Als er niets verandert, denkt hij dat het ‘nog wel vijftig jaar’ duurt voordat hij een opvolger heeft. ‘Hoe dan ook is het voor mij positief’, zegt hij lachend. ‘Als er een nieuwe topskiffeur komt, is dat goed voor het Nederlandse roeien. Zo niet, dan blijf ik uniek.’