Direct naar artikelinhoud
Buitenland

De mythe van de onontdekte volksstam: “Niemand wil volledig geïsoleerd leven van de rest van de mensheid”

De inwoners van North Sentinel Island.Beeld RV

De mythe van de onontdekte, volledig van de buitenwereld afgesloten ‘volksstam’ heeft met de recente dood van missionaris John Allen Chau een nieuwe impuls gekregen. Maar hoe geïsoleerd leven die bevolkingsgroepen werkelijk? En waarom maken zij deze keuze?

Niemand weet met hoeveel ze precies zijn, welke taal ze spreken en waarom ze buitenstaanders met pijl en boog begroeten. Wat wel bekend is over de Sentinelezen is dat het een van de meest geïsoleerde bevolkingsgroepen ter wereld is. Ze leven op het afgelegen North Sentinel Island, onderdeel van de Andaman-eilandengroep in de Indische Oceaan.

De groep, bestaande uit vijftig tot honderdvijftig jagers-verzamelaars, is volledig zelfvoorzienend. Met metalen voorwerpen die ze hebben gevonden tussen aangespoelde scheepswrakken jagen de eilandbewoners op wilde varkens in het laaglandbos en op vissen in het koraalrif. Al duizenden jaren hebben zij voor zover bekend het rijk alleen. Maar hoe lang nog?

Naast de Sentinelezen zijn er nog ruim honderd andere bevolkingsgroepen die, allemaal op hun eigen manier, in meer of mindere mate afgezonderd van de buitenwereld leven. Het overgrote deel van deze gemeenschappen woont in het dichtbeboste Amazoneregenwoud van Brazilië, Colombia en Ecuador. Maar ook in Peru en het noorden van Paraguay zijn geïsoleerde groepen te vinden, net als op Papoea-Nieuw-Guinea en de Indiase Andaman-eilanden. Door het weinige contact is er maar mondjesmaat informatie over hen bekend. Waar de meeste van deze groepen daardoor in de vergetelheid hun eigen leven leiden, staan de Sentinelezen sinds kort in de schijnwerpers. Allemaal door de komst van een ongewenste buitenstaander, missionaris John Allen Chau.

Een van de grootste misvattingen is dat geïsoleerde groepen in hun eigen kleine bubbel leven, zonder enig besef van de rest van de wereld

Ziektekiemen

Tegen de regels in liet de jonge Amerikaan zich op 16 november door lokale vissers naar het afgelegen eiland varen. De vissers bleven op een afstand wachten, wetende dat het door de Indiase regering is verboden voet aan wal te zetten zonder vergunning. Dit is wettelijk vastgelegd om de Sentinelezen en hun manier van leven te beschermen. Zelfs de kleinste verkoudheid vormt namelijk een gevaar, omdat zij er geen weerstand tegen hebben opgebouwd.

Toch peddelde Chau meerdere malen richting het eiland, in de hoop het woord van God te kunnen verspreiden. Hij legde contact en deelde cadeautjes uit, zoals een voetbal en vis. In aantekeningen, die hij ’s nachts op de boot in zijn dagboek heeft gemaakt, schreef hij: “Ik doe dit om het koninkrijk van Jezus op het eiland te vestigen. Neem het de inlanders niet kwalijk als ik word gedood.” Niet lang daarna werden zijn woorden werkelijkheid. De Sentinelezen hebben de missionaris naar alle waarschijnlijkheid met pijl en boog om het leven gebracht, de vissers zagen hoe ze zijn lichaam op het strand begroeven. Deze actie heeft hen meteen op de kaart gezet als een agressief volk dat niet zit te wachten op enig contact met de buitenwereld.

Niet alleen de Sentinelezen worden weggezet als een van nature gewelddadige groep. Bij de beeldvorming over geïsoleerde bevolkingsgroepen is het vaak het ene of het andere uiterste, merkt cultureel antropoloog Tessa Minter op. Aan de Universiteit Leiden doet zij onderzoek naar de Agta, een groep jagers-verzamelaars in het noorden van de Filipijnen. Net als de Sentinelezen leven zij zeer afgelegen. “Aan de ene kant bestaat het beeld dat deze gemeenschappen bij de minste of geringste aanleiding met pijl en boog gaan schieten. Dit staat in contrast met het beeld van diezelfde groepen als uiterst vredelievend, volledig in harmonie met zichzelf en de natuur.”

In 1991 brachten T.N. Pandit (links) en metgezellen een bezoek aan North Sentinel Island, waarbij ze kokosnoten aan de bewoners overhandigden.Beeld The New York Times

Bubbel

En zo verdwijnt de nuance wel vaker. Een van de grootste misvattingen is dat geïsoleerde groepen in hun eigen kleine bubbel leven, zonder enig besef van de rest van de wereld. Hoewel dit idee bij veel mensen tot de verbeelding spreekt, is er weinig van waar. “Antropologische en archeologische vondsten tonen aan dat alle menselijke gemeenschappen op een of andere manier contact hebben gehad met anderen”, zegt Minter. Dit kan in de vorm van handel, de uitwisseling van geschenken, oorlogen en huwelijken met naburige groepen. Maar hieronder valt ook het contact dat in het koloniale verleden heeft plaatsgevonden, toen missionarissen en ontdekkingsreizigers hen als slaven uitbuitten of probeerden te ‘civiliseren’. Tegenwoordig leiden verstedelijking en de zoektocht naar natuurlijke rijkdommen in regenwouden steeds vaker tot contact. Minter is dan ook sceptisch dat er nog groepen bestaan die helemaal niet zijn ‘ontdekt’. “In de wereld van vandaag, waarin mensen bereid zijn steeds verder te reizen en meer risico’s nemen om grondstoffen te vinden, geloof ik niet dat er nog groepen leven waarvan niemand het bestaan kent.”

Vanaf eind jaren 60 zijn verscheidene pogingen gedaan om contact te leggen met de Sentinelezen, maar er is nooit een goede relatie opgebouwd met de eilandbewoners. Via het overhandigen van cadeautjes als kokosnoten, varkens en ijzeren voorwerpen hebben antropologen geprobeerd contact te leggen, maar dit ging bijna altijd gepaard met vijandigheid. Hoewel de taal van de Sentinelezen vergelijkbaar is met die van naburige eilanden, was het voor de antropologen lastig iets uit de klanken op te maken. In 1991 leek er een doorbraak te zijn, toen de groep voor het eerst zonder wapens het water in liep. Deze welwillende verstandhouding was echter van korte duur. Bij latere ontmoetingen stonden zij weer met pijl en boog klaar om de onderzoekers weg te jagen. Eind 20ste eeuw stopten de regelmatige missies en besloot de Indiase regering de groep met rust te laten.

‘Geen enkele groep wil volledig geïsoleerd leven van de rest van de mensheid’
Kim Hill, antropoloog

Mythologie

Niemand weet precies waarom de Sentinelezen zo wantrouwend zijn tegenover buitenstaanders, maar angst is de meest waarschijnlijke reden. In de afgelopen eeuwen werden geïsoleerde groepen vaak uitgeroeid – bedoeld of onbedoeld via het overdragen van ziektes – en tot slaaf gemaakt door koloniale overheersers. Ze leerden hen te vrezen en brachten die boodschap generaties lang door via mondelinge verhalen. In sommige gevallen gaat het zelfs nog om persoonlijke herinneringen. Zo zijn in de jaren 60 en 70 veel gemeenschappen in de Amazone gedeeltelijk weggevaagd omdat zij plaats moesten maken voor ontwikkelingsprojecten.

North Sentinel Island is onderdeel van de Andaman-eilanden, ten oosten van India.Beeld AP

In het geval van de Sentinelezen gaat deze angst terug naar het einde van de 19de eeuw, toen de Britse commandant Portman de opdracht had gekregen contact te leggen met de inheemse bevolking van het eiland. Bij aankomst vond hij echter niemand: alle bewoners waren hun dorp ontvlucht. Na een paar dagen vond Portman een ouder koppel en een aantal kinderen die hij ‘in het belang van de wetenschap’ meenam naar Port Blair, de hoofdstad van de Andamaneilanden. Na veelvuldig te zijn onderzocht, werden alleen de kinderen teruggebracht naar Noord-Sentinel. Het echtpaar was al door ziekte overleden.

“Dat is waarschijnlijk een heel ingrijpende gebeurtenis geweest”, zegt antropoloog Minter. “In zo’n kleine groep kan dat een enorm litteken achterlaten en leiden tot een nieuwe mythologie rondom witte mensen. Zij belichamen het grote kwaad, en daar moet je ver vandaan blijven.” Met dit in het achterhoofd is het misschien niet zo gek dat de Sentinelezen altijd met pijl en boog klaarstaan, oordeelt Minter. “Ik zou ook vijandig zijn als ik dacht dat iemand mij kwam aanvallen.”

‘Ik zou ook vijandig zijn als ik dacht dat iemand mij kwam aanvallen’
Tessa Mintercultureel antropoloog

Deze angst maakt dat de meeste geïsoleerde groepen ervoor kiezen zo min mogelijk contact te hebben met de buitenwereld. Maar volgens de Amerikaanse antropoloog Kim Hill, die bijna dertig jaar lang onderzoek heeft gedaan naar verschillende afgelegen jagers-verzamelaarsgroepen in Latijns-Amerika, is dit een slecht geïnformeerde beslissing. Als zij zouden weten dat de meeste ­buitenstaanders van nu in vrede komen – en hen dus niet willen vermoorden – dan zouden ze wel contact willen leggen.

Sociale interactie

“De mens is een zeer sociale diersoort met een constante behoefte aan sociale interactie”, zegt Hill. “Geen enkele groep wil volledig geïsoleerd leven van de rest van de mensheid.” Volgens de antropoloog wilden alle groepen waarmee hij heeft gesproken profiteren van de voordelen van de moderne wereld, zoals makkelijker kunnen reizen, meer handel kunnen drijven, betere gezondheidszorg en onderwijs.

Hill pleit er daarom voor om op een menselijke manier contact te leggen met deze geïsoleerde bevolkingsgroepen. Er bestaat geen internationaal protocol over hoe met hen moet worden omgegaan, maar de meeste nationale regeringen laten de groepen zo veel mogelijk met rust. Het grote gevaar hiervan is dat er per ongeluk ontmoetingen kunnen plaatsvinden tussen de afgelegen gemeenschappen en illegale bezoekers op hun land, zoals mijnwerkers, houthakkers of jagers. “Dat heeft in het verleden geleid tot enorme rampen, waarbij de helft van de groepen al binnen een paar weken was uitgestorven door ziekte”, zegt Hill.

Maar hoe leg je dan op een menselijke manier contact? Het begint langzaam, door eerst op afstand cadeautjes uit te wisselen. “Daarmee laat je zien dat je goede intenties hebt”, legt Hill uit. Wanneer het contact steeds persoonlijker wordt, is het van cruciaal belang dat er een medisch team meegaat. Zij moeten volgens de antropoloog minimaal een jaar lang beschikbaar zijn om eventuele epidemieën te voorkomen. In het team moeten volgens hem ook antropologen zitten die verstand hebben van de cultuur van de groep, om misverstanden te voorkomen. “Zij kunnen iets wat wij heel normaal vinden bijvoorbeeld interpreteren als een teken van een kwade geest.” Leden van een naburige groep kunnen helpen met de taalbarrière.

Niet iedereen is het eens met dit plan van aanpak. Organisaties die opkomen voor de rechten van inheemse groepen, zoals Survival International, vinden dat buitenstaanders hen geen geforceerd contact moeten opleggen als zij daar niet om vragen. De bevolkingsgroepen hebben zich duizenden jaren lang prima zelf kunnen redden, dus Survival ziet geen reden om daar verandering in te brengen. “Deze groepen hebben het recht zelf te bepalen wat er met hen en hun land gebeurt, dat is in internationale wetgeving vastgelegd”, luidt het in een statement van de organisatie.

Land verliezen

Tegenstanders benadrukken bovendien de mogelijke negatieve gevolgen van contact met de buitenwereld. Er bestaat een groot risico dat de groepen hun land kwijtraken aan grote bedrijven die zoeken naar grondstoffen. Ook kan het gebied worden omgetoverd tot een toeristisch oord, waar geen plek meer is voor de bevolking, of waar de bewoners juist de attractie vormen. De gecontroleerde situatie waar Hill over schrijft, bestaat bovendien niet, zegt Funai, het Braziliaanse departement voor inheemse groepen. De kans blijft aanwezig dat het team van buitenstaanders ziektekiemen meebrengt en zo een epidemie veroorzaakt.

De gezondheid van de bevolkingsgroepen raakt hoe dan ook aangetast, zegt Minter. In het verleden zijn afgelegen gemeenschappen door overheden gedwongen in permanente nederzettingen te gaan wonen, rondtrekkende groepen zijn namelijk niet handig als je een school of ziekenhuis wilt aanbieden. “Zij moesten hun omgeving daardoor anders gaan gebruiken. Dat leidt tot degradatie, schaarste en grote veranderingen in eetpatronen.” Eenmaal in contact met de buitenwereld, is het ook nog maar de vraag of de gemeenschappen echt kunnen profiteren van de voordelen die de moderne wereld hen te bieden heeft. “Er ontstaat een situatie waarin mensen zich gaan meten met de standaarden van die nieuwe omgeving. Ze belanden vaak onderaan de sociale en economische ladder en krijgen een gevoel van armoede dat ze voordien niet kenden”, zegt Minter. Het verlies van de leefomgeving gaat vaak samen met het verlies van taal, identiteit en culturele eigenwaarde.

Het contact staat of valt uiteindelijk met de mate van eigen invloed, zegt de antropologe. “Als de verandering plaatsvindt in overleg met de groepen zelf, hoeft het niet altijd zo negatief uit te pakken. Helaas blijkt uit het verleden dat er vaak veel misgaat.” Gezien deze nadelen geeft Hill toe dat er altijd uitzonderingen zijn. Zo zit er volgens hem geen haast achter het contact met de Sentinelezen. “Bij hen is het een ander verhaal, aangezien zij – in tegenstelling tot groepen in het Amazonegebied – echt geïsoleerd leven op een eiland dat moeilijk begaanbaar is. Daar vindt veel minder snel onbedoeld contact plaats”, zegt Hill. Toch blijft hij volhouden dat het in hun eigen belang is dat de Sentinelezen op een gegeven moment in aanraking komen met de rest van de wereld. Alleen al om te voorkomen dat ze over een aantal jaar uitgestorven zijn. Gezien de kleine omvang van de groep is dat volgens Hill namelijk een reëel toekomstscenario.

‘Als de verandering plaatsvindt in overleg met de groepen zelf, hoeft het niet altijd zo negatief uit te pakken. Helaas blijkt uit het verleden dat er vaak veel misgaat’
Tessa Mintercultureel antropoloog