Het verhaal van de meest heroïsche ontdekkingsreis ooit: dit speelde zich af aan boord van de Belgica

Exact 120 jaar geleden beleefden de Belgische ontdekkingsreiziger Adrien de Gerlache en zijn bemanning een van de meest heroïsche avonturen uit de vaderlandse geschiedenis. Met z’n zeventienen overwinterden ze in de ijzige hel van Antarctica. Geplaagd door honger, scheurbuik, depressies en wanhoop. Drie dagen lang serveren wij u het relaas van deze onmenselijke beproeving.

Jesse Van Regenmortel

Zeventien zeemannen wachten wanhopig op de terugkeer van de zon. Op dit eigenlijke ogenblik, 120 jaar geleden. Ze zitten al twee maanden in het pikdonker van de zuidpoolnacht. Met hun expeditieschip de Belgica muurvast in het pakijs. Ze hebben zich erbij neergelegd: deze diepvriezer wordt hun dood. Ze vermoeden daarbij dat hun baas zijn driemaster bewust heeft laten vastvriezen. Adrien de Gerlache wilde de eerste zijn om te overwinteren op Antarctica. Hij krijgt zijn zin.

Ze zijn om te kotsen. Kjoedbollers, worden ze genoemd. Noorse vleesballen in blik. “Gemaakt van gehakt kattenvlees”, zegt Roald Amundsen, de 25-jarige tweede luitenant van de expeditie, om te lachen. Er zijn ook ingeblikte worsten, ingeblikte visballen en ingeblikt konijnenvlees. Adrien de Gerlache (31) vond het allemaal best smakelijk toen hij het proefde in Noorwegen, het land waar hij zijn driemaster en zijn tweede luitenant heeft gehaald. Nu smaakt het afstotelijk. Maar zijn mannen eten het, omdat er niets ­anders meer is.

De Belgica zit al sinds begin maart vast in het pakijs van Antarctica. In het begin is er nog het verse vlees dat ze in Zuid-Chili hebben opgepikt. Er is marmelade bij het brood ’s ochtends, en zuurkool, en kalfskop, en rijst met makreel in olie. Nu zijn er alleen nog die ranzige ballen. De expeditieleden kunnen zelfs niet zien wat ze aan het eten zijn. Omdat ze zuinig moeten zijn op hun kaarsen.

Op 17 mei, de laatste dag dat de zon boven de horizon komt, heeft De Gerlache zijn laatste flessen champagne met zijn crew gedeeld. Nu hakt de pikdonkere poolnacht er diep in. Het gebrek aan vers eten brengt kwalen. De mannen hebben last van gezwollen enkels en een onregelmatige hartslag. Ze worden depressief. Een paar matrozen wordt hysterisch en krijgt vlagen van schizofrenie. De Belgische natuurkundige Emile Danco (28) krijgt het aan zijn hart en sterft. De Gerlache zelf heeft een stekende hoofdpijn die niet meer weg wil gaan en maakt voor de ­zekerheid al zijn testament op.

De zee roept

De Amerikaan Frederick Cook, die mee is als scheepsdokter en fotograaf, weet wat de mannen nodig hebben. Vers vlees. Dus moeten ze op jacht, op zeehonden en pinguïns. Niet simpel. Toen er nog licht was, dromden de pinguïns met velen rond hun boot samen. Nu zijn ze de zon achterna. Dus moeten de poolreizigers in het donker, op het gehoor, op zoek naar een prooi. De beesten die ze tegenkomen, knuppelen ze dood en slepen ze terug naar de Belgica, die ze alleen terugvinden door de lamp die hoog in de mast brandt.

En toch geeft De Gerlache de scheepskok geen toestemming om het vlees klaar te maken. Wat gaan de mensen in België zeggen wanneer bekend wordt dat de ontdekkingsreizigers zeehond hebben gegeten? Maar kapitein Georges Lecointe lijdt aan scheurbuik, de ziekte die zeemannen krijgen als ze maandenlang geen vers voedsel zien en die al hele bemanningen heeft uitgeroeid. Dus geeft De Gerlache toe.

Probleem: niemand krijgt het vlees binnen. Pas wanneer de kok erin slaagt om de vieze oliesmaak van de zeehond te maskeren, eet de crew het. Ze zijn gered. Of toch, hun voedselprobleem is opgelost. Maar er heerst wantrouwen op de Belgica. De mannen hebben nog altijd schrik dat ze zullen doodvriezen, maar hun baas is enthousiast over hun verblijf op het pakijs. De Gerlache, die hun boot verder het pakijs in heeft gestuurd in een seizoen waarin elke zinnige zeeman warmere wateren opzoekt. Van wie ze weten dat het zijn hele leven al zijn brandende ambitie is om als allereerste de winter door te brengen aan de Zuidpool.

Hij is nog geen 16 wanneer hij tegen zijn vader zegt dat hij de zee op wil en bij de marine wil. Niks van. De oudste zoon van Auguste de Gerlache de Gomery, man van een oud Hasselts officierengeslacht, zal echte studies doen. Wetenschappen, aan de ULB. Maar de zee roept. In zijn ­vakantie vaart Adrien de Gerlache als scheepsjongen mee op het stoomschip Waesland, van Antwerpen naar New York en terug. Als hij in 1885 zijn diploma behaalt, met lof van de prof, mag hij naar de zeevaartschool in Oostende. Hij wordt aspirant-officier bij de kustwacht, reist naar Constantinopel, New York en Buenos Aires, en wordt luitenant op de lange vaart. Maar zijn vaste job – eerst op de veerboot Oostende-Dover en dan bij de visserijwacht – vindt hij maar niks.

Jong en ongedisciplineerd

De Gerlache wil avontuur. Hij biedt zich aan voor een Zweedse Antarctica-expeditie. Hij krijgt nooit antwoord, maar zijn zuidpoolkoorts is wel gewekt. Antarctica is het enige continent dat nog niet door de mens veroverd is. Er heeft wel al eens een verloren zeevaarder voet aan wal gezet, maar het Antarctische binnenland is nog terra incognita. En niemand heeft er ooit overwinterd.

In 1895 neemt het zesde Internationaal Geografisch Congres in Londen een resolutie aan die het volgende zegt: “De verkenning van de Antarctische gebieden is het grootste werk van geografische exploratie dat nog ondernomen moet worden. En dit werk moet ondernomen worden voor het einde van de eeuw.”

De wereld gaat ervan uit dat de Britten of de Amerikanen of de Scandinaviërs een uitgebreide expeditie zullen sturen. Maar het is de jonge marineofficier uit België – een land met een kustlijn van ocharme 60 kilometer – die zijn kans ruikt. De Gerlache ruikt ook dat hij het best fondsen kan werven als hij zijn expeditie een duidelijk wetenschappelijke inslag geeft. Hij zal gaan onderzoeken of er inderdaad een Antarctisch vasteland is, zoals men vermoedt, uit welke gesteenten de bodem bestaat, waar precies de magnetische zuidpool zich bevindt, hoe diep de wateren er zijn en welke planten en dieren leven in het gebied.

Voor 70.000 frank – nu, omgerekend, zowat een half miljoen euro – kan hij de Noorse ijsbreker Patria kopen. Hij laat er zijn oog op vallen tijdens een walvis- en robbenexpeditie naar het Groenlandse pakijs, waar hij leert navigeren door het ijs. De Patria is een driemaster van 30 meter lang met een stoommotor van 35 pk. De Gerlache laat de voor- en achtersteven versterken, laat er een laboratorium voor oceanografisch onderzoek in timmeren en herdoopt het schip Belgica.

Zijn groep wetenschappers bestaat uit geologen, meteorologen, geofysici, zoölogen en botanici. De matrozen zijn haastig bijeengeraapt, jong en ongedisciplineerd. Ze lijken amper geschikt voor de job. Wanneer kapitein Lecointe manoeuvreeroefeningen wil houden op de Schelde, kunnen die niet doorgaan omdat de crew weigert om extra werk te doen zonder extra betaling. Een aantal mannen deserteert nog voor het vertrek in Antwerpen.

Varen door de erehaag

Maar De Gerlache blijft bij zijn plan. Zijn expeditie zal eerst onderzoeken uitvoeren in de Weddellzee – een ijszee in het noorden van het zuidpoolgebied – en daarna doorvaren richting Victorialand – het zuidoostelijke deel van Antarctica. Daar zal hij met Amundsen en Danco overwinteren. De rest zal zich met het schip gaan herbevoorraden in Melbourne in Australië, en hen in het voorjaar van 1899 weer oppikken. Dat is toch het plan.

Op maandag 16 augustus 1897, nadat de regering een bijkomend krediet van 60.000 frank heeft toegekend, vertrekt de Belgica uit Antwerpen. Het is een afvaart met veel toeters en bellen. Het Belgische volkslied wordt gespeeld. De ijsbreker vaart doorheen een erehaag van boten met schallende sirenes.

Ze zijn vertrokken. Tot aan de monding van de Schelde, toch. Eens op open zee, gaat hun stoompomp kapot. De Belgische zuidpoolexpeditie is België nog niet uit, of ze is al gedaan. Voorlopig.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer