Direct naar artikelinhoud
columnrobert van de griend

Ik vrees dat het cliché klopt: Rotterdammers kampen met een kolossaal minderwaardigheidscomplex

Ik vrees dat het cliché klopt: Rotterdammers kampen met een kolossaal minderwaardigheidscomplex
Beeld Els Zweerink

Het moeten lastige dagen zijn geweest voor Rotterdammers. Eerst worden ze op elke voorpagina getrakteerd op het blije gezicht van de nieuwe burgemeester van 020, vervolgens krijgen ze van alle kanten de Noord-Zuidlijn in hun mik geschoven. De NOS wijdde zelfs een live-uitzending aan de opening van de Amsterdamse metrolijn, met Dionne Stax en al. Deze krant ruimde er al zeven pagina’s voor in, vandaag nog eens twee.

Je kunt zeggen: voor zo’n bijzonder infrastructureel project is dat journalistiek gezien gerechtvaardigd. Je kunt ook zeggen: pleurt effe op met je kutmetro.

Dat laatste vatte zo ongeveer de sfeer samen op sociale media, althans onder gebruikers uit de Rijnmond. Velen zagen opnieuw bevestigd wat ze allang wisten: de media zijn geobsedeerd door Amsterdam, en Rotterdam heeft het nakijken. Of zoals ‘Arie Ribbens’ het op Facebook verwoordde: ‘Opzouten met die Amsterdam promotie, is gewoon een metrolijn nix bijzonders’.

Ook aan de keukentafel van Gerard Cox zal stevig zijn gescholden. ‘De Mokumse arrogantie die eruit opstijgt als een pislucht, dat is verschrikkelijk,’ concludeerde Cox onlangs nog over deze krant, in het katern V. Dat er ‘nog nooit’ was geschreven over de Roparun, de jaarlijkse estafetteloop voor het goede doel van Parijs naar de Coolsingel, zei wat hem betreft alles.

Pijnlijke verwijten. Vooral als je, zoals ik, bent geboren in Rotterdam, en opgegroeid in een dorp onder de rook van de stad. Mijn vader komt van Zuid, bij ons thuis geloofden we in Feyenoord, Coen Moulijn was God. Is mijn eigen krant blind voor de stad die mij deels heeft gevormd?

Valt mee. De redactie beschikt over een regiocorrespondent Zuid-Holland die geregeld in de Koopgoot belandt. En vorig jaar berichtte de krant nog over de zesentwintigste editie van de Roparun. Beknopt weliswaar, maar hé, het betreft hier toch een beetje de Gerard Cox onder de sportevenementen: altijd vermakelijk, maar inmiddels ook wat voorspelbaar.

Ik vrees dus dat het cliché klopt: Rotterdammers kampen met een kolossaal minderwaardigheidscomplex. Niet onbegrijpelijk, de oorlog heeft diepe kraters geslagen in de ziel van de stad, en grote broer Amsterdam kan ook een vreselijk vervelend mannetje zijn. Maar iedereen die ooit in therapie is geweest, weet: je kunt je lang verschuilen achter oude trauma’s en ellendige familieleden, uiteindelijk is het je eigen verantwoordelijkheid iets van het leven te maken.

En daar wreekt zich de gecultiveerde nuchterheid van de Rotterdammer. Het ‘Rotterdamse gevoel’ is volgens Gerard Cox: ‘Geen woorden maar daden. De overhemden worden hier verkocht met opgestroopte mouwen.’ Vraag honderd Rotterdammers wat hun stad bijzonder maakt en ze zullen over diezelfde opgestroopte mouwen beginnen. Zelden tref je in de media een Rotterdammer die gewoon hardop zegt: mijn stad is qua politiek, economie, cultuur, architectuur en integratie de interessantste stad van Nederland, en het horecapersoneel is hier nog vriendelijk ook.

Daar hebben de media vast een aandeel in: wij zijn dol op stereotypen. In Urk willen we vrouwen in klederdracht zien, in Rotterdam bonkige figuren die achter elk woord een t plakken.

Soms lijkt het ook wel alsof Rotterdam die stereotypen heeft geïnternaliseerd. De stad laat zich maar wat graag vertegenwoordigen door types als Jules Deelder, Martin van Waardenberg en Dave von Raven van The Kik.

Misschien is het geen overbodige luxe als elke Rotterdammer nog eens het verhaal van David en Goliath leest. Want wie serieus genomen wil worden, zal eerst zichzelf serieus moeten nemen. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar wat dat betreft kunnen Rotterdammers nog het nodige leren van 020.