Direct naar artikelinhoud
boeken

Italianen zijn hopeloos verscheurd tussen het verleden en de toekomst

Paolo Giordano legt de vinger op de wonde met zijn nieuwe roman ‘De hemel verslinden’
Beeld ©Ferdinando Scianna / Magnum Photo

In De hemel verslinden, de nieuwe roman van Paolo Giordano, worstelen de personages voortdurend met de wereld om zich heen. Die wereld ligt niet toevallig in Italië, dat, net als de Italiaanse literatuur zelf, worstelt met verleden en toekomst.

Iedere zomer reist Teresa samen met haar vader vanuit Turijn naar het verre zuiden van Italië, naar Speziale, in Puglia, waar haar oma nog steeds in de familiale villa woont. Moeder blijft achter in de stad; het plattelandsleven zegt haar maar weinig. Wanneer Teresa op een avond drie jongens in het zwembad van haar oma ziet ploeteren, wordt ze nieuwsgierig. Wie zijn ze, waar komen ze vandaan, en vooral: waarom lijken ze zich zo te amuseren, terwijl zij zich toch vooral verveelt tussen al die volwassenen. Dus gaat ze op zoek naar de drie, naar Bern, Tommaso en Nicola, die even verderop in een religieus tehuis blijken te wonen en haar leven voor eens en altijd in een plooi zullen leggen.

Zo begint De hemel verslinden, de vierde roman van Paolo Giordano, de man die een klein decennium geleden met zijn debuut De eenzaamheid van de priemgetallen de hele wereld voor zich won. Het boek ging over de onmogelijke liefde tussen de wiskundige bolleboos Mattia en de kreupele Alice, de twee verschoppelingen van de middelbare-schoolklas die, zoals Giordano schreef, “twee priemgetallen” waren, “alleen en verloren, vlak bij elkaar, maar niet dicht genoeg om elkaar echt aan te raken.”

Alice en Mattia hadden het door hun specifieke eigenschappen niet alleen moeilijk met hun leeftijdgenoten, suggereerde Giordano in zijn roman, ze hadden ook nog eens af te rekenen met de maatschappelijke druk die in het noorden van Italië extra zwaar is. Je mag niet onder de verwachtingen blijven en succes is een gebod. De twee jongeren werden er des te onzekerder door.

Vlam in de pan

Ook de hoofdpersonages uit De hemel verslinden voeren een nimmer eindigende strijd met de wereld om zich heen en vragen zich onophoudelijk af wat van hen verwacht wordt, confirmatie of rebellie. Teresa kiest uiteindelijk voor de rebellie door voor een leven in Speziale te gaan en Turijn achter zich laten. Al leek dat er aanvankelijk niet echt in te zitten. Bern is haar eerste geliefde. Zij is zeventien en hij een jaar ouder. Samen verkennen ze elkaar zowel lichamelijk als psychologisch, waarbij Bern toch al gauw het initiatief neemt. Die zomer keert Teresa vol weemoed terug naar Turijn en het duurt zeker tot Kerstmis voor ze aan iets anders kan denken dan haar weken in Puglia.

Giordano’s personages merken dat ze in een land leven waar feit en fictie vaak onontwarbaar met elkaar verweven zijn

Wanneer ze het jaar nadien terug naar het zuiden reist, blijkt alles veranderd. Bern is weg, verneemt ze mondjesmaat. Hij had een meisje zwanger gemaakt en kon niet langer in de masseria blijven, zoals het tehuis wordt genoemd. Ook Teresa vertrekt daarop, om pas acht jaar later weer met Bern in contact te komen. Dan slaat de vlam pas echt in de pan.

Bern is de charismatische rebel, die dweept met de anarchistische filosofie van Max Stirner en zijn brieven ondertekent met ‘De Grote Egoïst’. De strikt religieuze opvoeding die hij in de masseria krijgt, stuit hem tegen de borst en in zijn verzet sleurt hij uiteindelijk ook Tommaso en Nicola mee. Alle drie gaan ze hun eigen weg, maar het blijken wegen die elkaar in de loop van de twintig jaar die De hemel verslinden overspant nog regelmatig zullen kruisen, soms zelfs op gewelddadige wijze. Tommaso vergooit zijn leven aan drank, drugs en gokken. Bern probeert samen met Teresa van de masseria een alternatieve leefgemeenschap te maken en Nicola gaat uiteindelijk bij de politie. En dan is er de liefde natuurlijk, die een extra rijstrook inneemt op deze kruisende wegen en finaal tot een drama met shakespeareaanse allures zal leiden.

Lachen en huilen

Leg de Italiaanse literatuur naast de Vlaamse en meteen valt op hoe anders beide met het historisch perspectief omspringen. Dat Giordano’s nieuwe roman twee decennia overspant, blijkt voor een Italiaanse roman heel gewoon, terwijl Vlaamse een dergelijke invalshoek meestal missen. Ze gaan over een bepaalde vaste periode waarin natuurlijk wel een paar flashbacks passen, maar er wordt geen historische lijn gevolgd.

Mensen worden niet ouder – of wijzer – zou je een beetje al te veralgemenend kunnen zeggen. Italianen houden daar juist van. Denk bijvoorbeeld aan de Napolitaanse romans van Elena Ferrante, waarin Elena en Lila gevolgd worden van de jaren 1950 tot in het heden en de lezer een bijna 2.000 bladzijden lang epos voorgeschoteld krijgt dat niet alleen een beeld schetst van de personages, maar ook van de veranderingen die hun leefwereld ondergaat. Het lijkt soms alsof de Vlaamse literatuur bang is van het eigen verleden en het daarom netjes uit de weg gaat.

Leg de Italiaanse literatuur naast de Vlaamse en meteen valt op hoe verschillend beide met het historisch perspectief omspringen

Niet zo in Italië dus, zoals vorig jaar nog mocht blijken uit Francesco Piccolo’s Het verlangen te zijn als alle anderen, een autobiografische bildungsroman waarin de strijd tussen de zucht naar het persoonlijke plezier en de plicht tot maatschappelijke actie centraal staat. In die essayistische roman overschouwt Piccolo een halve eeuw Italiaanse politiek en legt daarbij de vinger op de etterende wonde: de minachting van de grote politiek voor de kleine man en het protest in het stemhokje dat daarvan het gevolg is. Piccolo schreef zijn boek voor de huidige Italiaanse regering, bestaande uit de Vijfsterrenbeweging en de Lega Nord, aan de macht kwam. Wellicht zit hij vandaag in zijn vuistje te lachen, en ondertussen ook een beetje te huilen voor zijn land natuurlijk. We zien zo’n roman hier nog niet meteen geschreven worden.

Wanneer je niet weet hoe het verleden en het heden in elkaar zitten, hoe zou je dan een heldere kijk op de toekomst kunnen hebben?

Ook De hemel verslinden gaat dieper in op de Italiaanse realiteit waarin macht en corruptie hand in hand gaan. Teresa, Bern en nog een viertal anderen maken van de masseria een speerpunt van het ecologisch denken in Puglia. Ze leggen een voedselbos aan, bannen onkruidverdelgers, verkopen hun zelfgekweekte groenten op de markt, worden mits enig vallen en opstaan zelfs imkers en wanneer hun olijfbomen aangetast worden door de moeilijk te bestrijden Xylella-bacterie binden ze een biologische strijd aan.

Verloochenen

Dit in tegenstelling tot een lokaal toeristenresort dat maar al te graag af wil van zijn olijfbomen en in de plaats een golfterrein wil aanleggen. Die bomen moeten gerooid worden, sluit de lokale overheid zich bij de uitbater aan, waarna Bern en zijn maats in actie komen en het olijfbosje bezetten.

Dat deze politieke en morele actie ook een psychologische en zelfs spirituele kant heeft, wordt al snel duidelijk. In feite stelt Giordano in De hemel verslinden maar één vraag: wat moet een mens doen om een goed leven te leiden? Moet hij zich volop engageren, of vindt hij pas de ware zin van het bestaan ten overstaan van de ongerepte natuur? Voor Teresa is het alvast duidelijk. In de stad kan ze niet langer aarden, zoals ze voelt wanneer ze even terug naar Turijn reist. De efficiënte, kille manier waarop een stad functioneert, stoot haar af. Ze houdt meer van de landelijke wanorde van Speziale. Voor Bern blijkt ook Puglia uiteindelijk nog al te veel gemanipuleerd en gecultiveerd te zijn, waarop hij zijn land verlaat, op zoek naar een plek die nog niet door de mens is aangetast. Ook al was ik een fervente tegenstander van het christendom, zegt hij, toch ben ik altijd religieus gebleven. Zijn religie stelde haar hoop echter in de mens, en niet in een god die die mens steeds weer in de steek laat. Het is een begrijpelijke reactie in een Italië dat gepokt blijkt met door de maffia gerunde gifstorten, zowel op het land als voor de kusten in zee.

Paolo Giordano’s ‘De hemel verslinden’: de Italiaanse verwarring tastbaar gemaakt.Beeld © Mimmo Frassineti / AGF/Mimmo F

In dit opzicht zal het wel geen toeval zijn dat de keuze voor een leven buiten de maatschappij in de recente Italiaanse literatuur zo duidelijk gemaakt wordt. Het succesboek van de laatste jaren was bijvoorbeeld Paolo Cognetti’s De acht bergen, het autobiografisch geïnspireerde relaas van een jongeman die zijn geboortestad Turijn achter zich laat om in de Alpen op zoek te gaan naar de voetsporen van zijn vader – en finaal ook naar zichzelf natuurlijk. In de stad leven we van het ene moment naar het andere en verloochenen we onszelf, is de ondertoon van Cognetti’s roman. We zijn er de band met de aarde, de rotsen en de gemzen verloren. Over een paar maanden verschijnt Franco Faggiani’s Tussen twee werelden, waarin een weduwnaar en een autistische jongen samen dezelfde beweging maken als Cognetti’s hoofdpersoon. Het thema houdt duidelijk aan.

Het besef dat we iets verloren zijn, kwam ook al terug in Giordano’s vorige roman, Het zwart en het zilver. Daarin engageert een jong koppel na de geboorte van hun zoon een huishoudster. Het zou maar voor korte tijd zijn, maar wanneer Babette, zoals ze haar noemen, acht jaar later nog steeds het reilen en zeilen van het gezin bepaalt, blijkt hoe onmisbaar ze in feite wel niet is, al was het maar omdat ze het koppel bij elkaar houdt. Wanneer ze sterft, verandert alles, en blijken man en vrouw verder van elkaar te staan dan gedacht. Met haar ouderwetse kijk op het gezin had Babette stabiliteit gebracht, beseffen ze, en met haar dood was die stabiliteit verdwenen.

Wankelen

Italië is een land van grote tegenstellingen, zowel in tijd als in plaats. Het kan bogen op een roemrijk verleden, maar het is tezelfdertijd al een paar decennia het economisch zwakke kindje van Europa. Het noorden gaat prat op zijn industrie, terwijl het zuiden verkommert in negentiende-eeuwse armoede. Het zal wel geen toeval zijn dat de twaalfde editie van de progressieve kunstbiënnale Manifesta dit jaar plaatsvond in de Siciliaanse hoofdstad Palermo, waar de burgemeester de toestroom van vluchtelingen toejuicht omdat zijn stad al millennia een smeltkroes van noordelijke en zuidelijke culturen is en hij dit ook zo wil houden.

In haar roman De lange weg naar Rome vertelde Francesca Melandri het verhaal van de jonge Ethiopische vluchteling Shimeta die op een avond voor de deur van Ilaria staat en beweert haar neef te zijn. Zijn vader was de zoon die haar vader ten tijde van de koloniale bezetting van Ethiopië bij zijn zwarte concubine verwekte, legt hij uit, waardoor hij de personificatie wordt van het duistere verleden dat verantwoording eist in het heden. Want dit boek gaat niet alleen over het koloniale verleden van Italië. Ilaria’s vader, die na de Tweede Wereldoorlog door het leven was gegaan als een gematigde vaderlandslievende burger, bleek in de jaren voor die oorlog een fervente fascist te zijn geweest. Het zijn ontdekkingen die Ilaria doen wankelen in haar geloof in haar land, haar familie en uiteindelijk ook zichzelf.

Ook ‘De hemel verslinden’ gaat dieper in op de Italiaanse realiteit waarin macht en corruptie hand in hand gaan

Eenzelfde onzekerheid treft de personages in Giordano’s De hemel verslinden. Ook zij merken dat ze in een land leven waar feit en fictie vaak onontwarbaar met elkaar verweven zijn. Wanneer je niet weet hoe het verleden en het heden in elkaar zitten, hoe zou je dan een heldere kijk op de toekomst kunnen hebben? Giordano maakt deze Italiaanse verwarring tastbaar door het gebruik van een metafoor. Nadat Teresa en Bern de masseria hebben overgenomen en blijkt dat er van de schamele opbrengst van hun alternatieve groentekweek amper rond te komen is, gaan ze op zoek naar een toekomst. Ze willen een kind, besluiten ze, een dochter die als een nieuwe Minerva kracht en wijsheid zal brengen. Maar tevergeefs. Zelfs een Oekraïense fertiliteitsspecialist kan hen die niet schenken.

Paolo Giordano, ‘De hemel verslinden’, De Bezige Bij, 460 p., 24,99 euro. Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd.Beeld RV