Lies Scheers en Gert Van Herck, met hun drie kinderen en hun pleegzoon (vooraan links).© BERT DE DEKEN

Baby kwam luttele weken na geboorte terecht bij pleeggezin: “We hebben het goed, waarom zouden we dat niet delen?”

Het gezin van Gert Van Herck (41) en Lies Scheers (40) vangt een jongen op. Hij is bijna altijd bij hen. Slechts één weekend op twee weken niet. Dat zorgt voor een sterke gezinsband, en soms ook voor een krop in de keel.

Roel Sels

“Wij hebben het goed, we zijn gesetteld en komen niks tekort. Waarom zouden wij dat niet willen delen?”, zegt Lies. Het is niet wát ze zegt, maar de vanzelfsprekendheid waarmee ze het zegt, die ons even van de wijs brengt. Alsof het allemaal zo simpel is, een pleegkind in huis nemen. “Ach, of we nu vijf monden moeten voeden of zes, dat maakt geen verschil. Toch krijg ik geregeld vragen over hoe wij dat organiseren. Terwijl het eigenlijk gewoon een kwestie is van er een bord bij te zetten aan tafel. Andere mensen vinden het blijkbaar moeilijker dan wijzelf.”

Crisisopvang

Lies heeft het over de organisatorische kant van de zaak, niet over de emotionele. Want soms krijgt ook zij wel eens een krop in de keel. Maar de praktische zaken vormen dus geen problemen. “Daar hebben we ervaring mee,” zegt Gert. “We hebben in het verleden ook al kinderen opgevangen. We zijn erop voorzien.”

Het opvangen van een pleegkind kwam in het gezin Van Herck-Scheers al vroeg ter sprake. “Na mijn tweede bevalling al”, herinnert Lies zich. “We hebben dan nog een derde gekregen. En we wilden beiden nog voor een vierde gaan, maar mijn derde zwangerschap was zwaar geweest. Dat heeft de beslissing om voor een pleegkind te kiezen zeker in de hand gewerkt.”

“Lies was er aanvankelijk een ferventer voorstander van dan ik”, geeft Gert toe. “Ik vond het allemaal wel oké, maar zij wilde er echt voor gaan. Zij trok de kar. Al hebben we de beslissing natuurlijk wel samen genomen. Het zou ook niet anders kunnen. Een kind in nood opvangen, is niet iets wat je er even bij pakt. Dat doe je met overtuiging, of je doet het niet.”

Aanvankelijk zorgde het gezin van Lies en Gert voor crisisopvang. “Crisisopvang is iets aparts. Het gaat bijna altijd om heel tijdelijke, maar heel hoogdringende zaken”, legt Lies uit. “Je kan elke dag opgebeld worden met de vraag of er een kind kan komen. Zo’n crisisopvang duurde toen maximaal twee maanden, soms maar een week. We hebben zo in totaal vier kinderen kunnen helpen.”

“In het begin was dat wel eens moeilijk, maar je leert er snel in bij”, herinnert Lies zich. “Als je zorgt dat er altijd een extra bed klaarstaat en dat je altijd genoeg eten in huis hebt, is er al veel gebeurd. Je leert je erop instellen dat er altijd een pleegkind kan komen.”

Bij de laatste crisisopvang liep het anders. Het werd een opvang voor lange termijn.

De hond en de beer

“Hij is bij ons gekomen toen hij nog maar pas geboren was”, zegt Gert. “Zijn mama vond dat ze niet voor hem kon zorgen en liet hem achter in het moederhuis. Omdat hij al van kleinsaf hier is, beschouwen onze kinderen hem als hun broer. Hijzelf voelt zich hier ook helemaal thuis. Dat is normaal. Vorig weekend zei hij nog dat hij Van Herck heet. Dat zijn momenten waarop je even de tijd moet nemen om iets uit te leggen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Begin maar eens uit te leggen waarom zijn broers en zussen in feite zijn broers en zussen niet zijn, en waarom hij niet Van Herck kan heten.”

“Ik vertel dan meestal het verhaaltje van een hondje dat niet verzorgd kan worden door zijn mama, en opgevoed wordt door een beer”, zegt Lies. “Hij is amper vijf jaar, maar ik merk goed dat dat verhaal een bijzondere betekenis heeft voor hem.”

En is het voor de pleegouders niet moeilijk om de pleegzoon als enkel de pleegzoon te blijven beschouwen? “Hij is als baby al bij ons gekomen, dus hij is er eentje van ons. Zo voelt het aan, al is het wel anders. Want in mijn kinderen herken ik mezelf, en in hem natuurlijk niet. Maar we zijn volwassenen, hé. We kunnen dat rationeel bekijken. Al bij al hebben we niet veel moeite om met die dualiteit om te gaan.”

De juiste vraag

Als er toch moeilijke momenten zouden zijn, is Pleegzorg er om de nodige hulp te verlenen. “Die begeleiding is echt wel top. Alles is bespreekbaar. En Pleegzorg fungeert ook als tussenpersoon tussen de biologische ouders en de pleegouders. In ons geval zijn er op dat vlak gelukkig geen problemen. De biologische vader is er nog. Hij wil zijn verantwoordelijkheid opnemen voor zijn zoon en hij doet dat fantastisch. Om de twee weken brengen ze samen een weekend door. Toegegeven, dat zorgt op de achtergrond wel voor een beetje stress bij mij. Het pleegkind vraagt ons wel eens waarom hij niet gewoon bij ons mag blijven. Dan krijg ik het wel moeilijk. Maar ik weet altijd dat zijn vader het beste met hem voor heeft en goed voor hem zorgt. Dat maakt het een stuk gemakkelijker om hem los te laten.”

Dat loslaten gaat altijd nog gepaard met een krop in de keel, maar ook daar springen Lies en Gert rationeel mee om. “Met zelfmedelijden schiet je niks op. Het is niet verkeerd om het af en toe eens moeilijk te krijgen. Je moet je op die momenten alleen de juiste vraag stellen: doe ik dit voor mezelf of voor het kind? En dan weet je meteen dat het de moeite waard is.”