De laatste rechte lijn van Walter Zinzen: “Bij alles stel ik me de vraag: zal ik het nog meemaken?”

© Geert Van de Velde

Zeer streng en zeer rechtvaardig. Een pitbull van de oude stempel die kijft en blijft bijten. Walter Zinzen is het allemaal. Nog altijd. Want de tijd maakt niet milder. “Neen, verdorie.” Dat het een heilige plicht is om verontwaardigd te blijven over alles wat vierkant draait. En dat is nogal wat. Maar dat het ook allemaal relatief is en dat zijn eindigheid toch wel heel erg dichtbij komt, nu hij tachtig is en hij niet langer veel verder durft kijken dan een paar jaar. Walter Zinzen (80) zit in zijn laatste rechte lijn. En dat vindt hij spijtig.

Tekst: Frank Poosen / Foto’s: Geert Van de Velde

Ergens in een verkavelingswijk, niet zo heel ver van de beschaafde wereld, huist een koppel in wat gemeenzaam Sterrebeek wordt genoemd. De vrouw des huizes is een kei in het zetten van koffie zoals die nog maar zelden wordt gedronken. In een plastic filter met daarop een onbestemd logo van een harnas. Lekker. “Wacht tot je er eentje proeft die Walter heeft gezet. Hij kan dat nog veel beter”, zegt ze. Die Walter is even weggedoken, toen hij in een ooghoek de fotograaf zag. Geert is een goedige lobbes, maar Walter vond zichzelf niet toonbaar genoeg om hem in het vizier te kijken. Walter is ijdel, fluistert Kris, zijn vrouw.

Walter is Zinzen, Kris is Smet. Een koppel sinds zij weduwe werd ergens rond de millenniumwende. Allebei VRT-iconen. “Maar over die privézaken gaan we niet praten, hè.” Dat had Walter Zinzen al aan de telefoon gezegd. Hij wil het wel hebben over zijn leeftijd en wat dat doet met een mens.

Hij is in mei tachtig geworden, maar voelt dat nauwelijks. De verontwaardiging die nog elke dag door zijn lijf giert, neemt te veel plaats in. En hij kijkt daar heel streng bij, zoals hij dat ook deed op het televisiescherm.

“Verontwaardiging is mijn motor. Dat blijft zo, ook al is elke vorm van pessimisme over de toestand bij ons zeer onterecht. Het is nog nooit zo goed geweest. We hebben het met z’n allen netjes voor elkaar. Ja, de toestand van de wereld maakt me bezorgd. (citeert plechtig:) Maar stemt ons niet tot wanhoop, noch droefenis. (lacht) Hoe erg het ook is, of lijkt, het is ooit veel erger geweest. Ik weet dat, met dank aan mijn leeftijd. Ik heb de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, als kind. Die terreur van toen kan je niet vergelijken met wat vandaag gebeurt. Er zijn veel ziektes uitgeroeid, het geweld is volgens deskundigen afgenomen – over miljoenen jaren bekeken. De mens is nu minder gewelddadig dan vroeger, we zijn beschaafder geworden, hoe gek dat ook mag klinken.”

“Daarom hoop ik ook dat Rik Torfs niet te veel navolging krijgt met zijn professie dat de doodstraf weer zal worden ingevoerd. Want dat zou een stap terug zijn. Een beschaafd land heeft geen doodstraf. Waarom niet? Omdat we superieur zijn aan diegenen die we veroordelen. Door de doodstraf toe te passen, verlaag je je tot hetzelfde niveau van degene die je straft, want die had geen respect voor het mensenleven. Maar de dader zal ondervinden dat dat respect een zwaardere straf is dan de doodstraf. Stel je voor dat Dutroux de doodstraf zou hebben gekregen… Nu lijdt hij nog iedere dag. Tenminste, dat wens ik hem van harte toe. Zo ben ik dan ook weer wel.”

© Geert Van de Velde

“Er zijn dus vele elementen die tot optimisme stemmen en die je niet mag vergeten. Zelfs de armoede neemt af. In Afrika gaan nu meer kinderen naar school dan twintig, dertig jaar geleden.”

“Maar tegelijk heeft iedereen recht op verontwaardiging, en toevallig heb ik daar een grote luidspreker voor, wellicht met dank aan de jezuïeten die me gevormd hebben – ik ben daar overigens niet ongelukkig om, zoals sommige anderen. Als je niet meer verontwaardigd bent, valt alles stil. Alles maar goed vinden, dat kan niet. De ideale wereld bestaat alleen maar op tv, ‘s avonds, op weekdagen.”

“Ik kan het niet laten om aan te klagen wat me niet zint en wat ik beschouw als een gevaar voor die goede wereld waarin we leven. Het is sterker dan mezelf. Ik zie hoe de publieke opinie kantelt en op weg is om op democratische wijze de democratie om zeep te helpen, zoals dat in de jaren dertig in Duitsland is geweest. Van Bart De Wever mag je nooit vergelijken – geen argumentum ad Hitlerum. Jawel, verdorie! Men moet de vergelijking wél maken. Er zijn geen extreemrechtse stoottroepen meer zoals de SS en de SA. Dat klopt. De vensters van Marokkaanse en Turkse winkels worden niet stukgegooid – er is nog geen Kristallnacht. Akkoord, volledig akkoord. Maar het is wat koning Albert in één van zijn laatste kerstredes zei: het is de redeneertrant, de manier van redeneren die zo gevaarlijk is.”

“Kris en ik zijn fanatieke Berlijnbezoekers. We passeren dikwijls langs de tentoonstelling op de plek waar het Gestapohoofdkwartier was. Ze noemen dat daar Die Topographie des Terrors. Als je krantenkoppen van die nazikranten van toen – die hangen daar uit – vergelijkt met die van nu, is er woordelijk geen verschil. Woordelijk. Geen. Verschil. Een klein voorbeeld: toen Hitler rijkskanselier werd, kopte de Völkischer Beobachter: Jetzt sind wir die Herren. Wat zei Bart De Wever na zijn verkiezingsoverwinning in Antwerpen? Nu zijn wij aan de beurt. Wat is het verschil? Dat maakt mij zo boos. Die gelijkaardige redeneertrant. Die toenemende afkeer voor het vreemde. De Joden werden in de Vlaams-nationalistische pers voor en tijdens de oorlog ook niet altijd Joden genoemd, maar “vreemden”. Het is verbluffend, hoe die woordenschat dezelfde is, hoe die mentaliteit dezelfde is. Ze komen ons werk afpakken, ze komen ons geld afpakken. Nu mag dat niet meer gezegd worden over de Joden, gelukkig maar. Maar wel over zowat elke andere buitenlander.”

***

“Tachtig jaar, dat doet me niet veel. Ik word er voortdurend aan herinnerd, in tegenstelling tot mijn vorige verjaardagen. Ik neem aan dat dat mijn collega-tachtigjarigen ook overkomt. Ik heb de indruk dat veel mensen niet weten dat ik tachtig ben. Dat mag zo nog een tijdje blijven. Ik loop er niet mee te koop, ook al is het de objectieve waarheid.”

“Het besef is nu groter dan op mijn zeventigste, dat het einde naderbij komt. Daar moet ik niet flauw over doen. Iedere keer als ik geconfronteerd word met dingen die over een paar jaar gerealiseerd zullen worden, denk ik: Ja, zal ik dat nog meemaken? Neem de Oosterweelverbinding die de Ring in Antwerpen moet sluiten. Zal ik dat nog zien? Ik denk het niet, het duurt allemaal veel te lang. Of me dat bang maakt. Neen, niet echt. Ik ben niet bang, maar ik zal het wel spijtig vinden om het niet meer mee te maken. Dat wel.”

“Het is een confrontatie met mijn eindigheid. Maar dat had ik vroeger ook al. Iedereen heeft dat. Als je vijftig wordt, zie je ineens die eindstreep ergens aan de horizon ook verschijnen. Is dat dan iets waar je bang voor moet zijn? Ach.”

“Ik ben niet bang voor de dood, maar ik maak me zorgen over de manier waarop. Ik hoop dat ik niet ga dementeren. Dat komt ook omdat er kleine aanzetten zijn. Ik vind bepaalde namen niet meer, hé. Dat frustreert. Ik had het nog tijdens mijn laatste optreden in De Afspraak. Het ging over Jef Vermassen. Ik hoorde die naam, ik zag hem en ik kreeg een vraag over hem. Echt waar, ik kon niet meer op zijn naam komen. En ik wist ineens niet meer waarover ik het had. Een totale black-out. Het heeft maar een paar seconden geduurd en niemand had er iets van gemerkt, zeiden ze me achteraf. En goedbedoeld voegden ze eraan toe dat dat toch het voornaamste was. Nee nee nee. Dat was niet het voornaamste. Ík had het gemerkt. Ík. Dat was een pijnlijke confrontatie. Het was de eerste keer dat me dat overkwam terwijl ik in het openbaar sprak. Dat is schrikwekkend. Het heeft met de dood verder niets te maken. Iedereen schijnt dat al eens te hebben, maar ik heb dat toch liever niet.”

© BELGAIMAGE

“Die leeftijd weegt niet. Ik merk natuurlijk wel dat ik rapper moe ben. Daar moet ik me bij neerleggen. Mijn lijf verslijt nu eenmaal, anders zou ik geen mens zijn. Een auto rijdt na twintig jaar ook niet meer zo goed als het eerste jaar.”

“Ik ben blij dat ik leef, en ik hoop die blijdschap nog een tijdje aan te houden. Je kunt toch niet geloven hoeveel schoonheid er is en hoeveel goedheid bij de medemens. Niet bij iedereen, akkoord, maar toch… Er is zo veel te doen dat ik het nooit allemaal gezien, gehoord en gelezen zal krijgen, hoe gulzig ik daar soms ook in ben. Als je wat rondreist in de wereld, zie je dat nog meer. Het is niet te geloven hoeveel wonderbaarlijke culturen er zijn. Ik kijk daar met open mond naar. Kris en ik hebben nogal wat gereisd na ons pensioen. We hebben met eigen ogen kunnen vaststellen dat de mens tot veel in staat is. Prachtige dingen, overal. Het mooie, het goede en het schone is in overvloed aanwezig. Dat mogen we ondanks alles niet vergeten.”

“Cultuur verzacht en draagt bij tot beschaving. Mijn bewondering voor alle uitingen daarvan is groot. Zeer zeker ook voor het ambacht. Een bakker, een loodgieter, een slager… Tegenwoordig noemen ze dat artisanaal. Ik hoor liever: ambachtelijk. Ik heb daar een eindeloos respect voor. Ik hoor er wel eens meewarig over doen, en volgens sommigen is dat omdat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden altijd maar vergroot. Zo ervaar ik dat niet. Die ambachten verdienen de grootste bewondering en dwingen me tot bescheidenheid. Ze doen de wereld draaien. Wij journalisten moeten niet te hoog van onze toren blazen. We rommelen in de marge. We brengen verslag uit van hoe de wereld draait, omdat we niets anders kunnen. En we maken ons best niet te veel illusies. Veel haalt het allemaal niet uit.”

“De media zijn de vierde macht, dat wordt gezegd. Ik heb daar mijn grote twijfels over. Ik loop al lang rond met de hypothese dat de media in feite machteloos zijn. Ze hebben wat invloed. Ze kunnen mensen populair maken. Maar echt wegen op het beleid, iets veranderen, dat kunnen ze niet. Ze kunnen hoogstens een politicus tot ontslag dwingen, maar eigenlijk modderen ze maar wat aan.”

“Als de media echt macht hadden, zouden er dan nog zoveel problemen zijn met onze mobiliteit, met onze energie, met ons milieu, met het in stand houden van de sociale welvaartsstaat? Ik denk het niet, hé. Dan was dat al lang opgelost. Er zijn altijd journalisten geweest en kranten die de noodklok hebben geluid en waar nooit naar geluisterd is. Neen, ook niet naar mij.”

“Onlangs zijn nog twee uitzendingen van mij uit de oude doos gehaald. Eentje over criminele hangjongeren in Molenbeek en eentje over de Bende van Nijvel. Helaas zijn die nog actueel. Dat is toch niet meer normaal? Na dertig jaar. Dat bewijst dat er geen macht is bij de media. We kunnen dus schreeuwen wat we willen, en dat onderbouwen met alles wat we vinden, echt gehoord worden we niet. Dat zou tot moedeloosheid kunnen dwingen, maar dat is ook geen oplossing.”

***

“Veel van mijn dromen zijn al verwezenlijkt. Een van die dromen: een aantal landen bezoeken. Peru, Cambodja. Daar zijn we ondertussen geweest. Dat geeft een zekere rust en draagt ook bij tot het relativeren.”

“Ik besef absoluut dat ik in een geprivilegieerde positie zit. Ik ben een zondagskind. Dat moet ik toegeven. Er zijn veel mensen die het veel moeilijker hebben dan wij. Er zijn veel mensen die een laag pensioen hebben waar amper van te leven is. Wij, als officiële ex-ambtenaren, zijn bevoorrecht dankzij ons fantastische systeem van sociale zekerheid. Ik mag de uitvinders daarvan, de socialistische kameraden (gniffelt), hartelijk bedanken. Maar de politiek moet er nu ook voor zorgen dat de kleine pensioentjes worden opgetrokken. En dat doen ze niet. Integendeel, ze knabbelen er nog aan. Verhoog in ‘s hemelsnaam die kleine pensioentjes, door bijvoorbeeld die hoge pensioenen af te romen. Het is toch niet meer van deze tijd dat mensen met ocharme duizend euro moeten rondkomen terwijl ze een leven lang hebben gewerkt. Daar kan ik me boos over maken, terwijl ikzelf zo geprivilegieerd ben. Het stuit me tegen de borst dat er regeringspartijen zijn die durven te zeggen dat je maar moet sparen voor je pensioen, en het egoïsme nog een beetje aanzwengelen.”

“Doe het dan zelf, zou je kunnen zeggen. Als ik echt zo’n welomlijnd idee heb, waarom ben ik dan nooit in de politiek gegaan? Dat kan ik niet. Ooit heb ik het overwogen. Ik zat aan de universiteit en sprak erover met een pastoor, in die tijd waren dat onze raadslieden. Hij heeft me gezegd: Walter, gij kunt daar niet tegen. Dat heb ik altijd onthouden. Ik zou daar inderdaad niet tegen kunnen. Messen in de rug, werken met de ellebogen, het vergeten van allerlei principes om maar een plekje vooruit te gaan of een postje te behouden...”

“Ik heb het nogal voor mijn medemens, maar daar is in wezen niets religieus aan. Ik ben een kind van de jezuïeten, opgevoed in het Xaveriuscollege in Borgerhout. Maar diezelfde jezuïeten waren erg trots op hun oud-studenten die lid waren van de loge. Zie je wel dat onze opvoeding oké is, zeiden ze. Dat ze onafhankelijke en kritische denkers hadden voortgebracht, was hun grootste bekommernis.”

© Geert Van de Velde

“Vroeger was het religieuze meer aanwezig bij mij, maar dat heb ik hoe langer hoe minder. Ik heb groot respect voor mensen die gelovig zijn, maar het komt me met de dag onbegrijpelijker voor dat je die verhaaltjes nog gelooft, over een maagdelijke geboorte en een verrijzenis.”

“Aan de andere kant: de boodschap, dat is iets anders. Vooral die over naastenliefde. Socialisten verwerpen dat, want het is niet structureel zeggen ze. Dat is waar, maar het is wel een hoog goed. Je medemens graag zien, even graag als jezelf, daar sta ik volledig achter. Maar is dat religieus? Het is een universele waarde, die toevallig ook in het christendom staat en waarvoor we dat christendom dankbaar mogen zijn dat ze het ons geleerd hebben.”

***

“Luister: wat ze ook zeggen, ouder worden maakt een mens niet zachter. Enfin, mij toch niet. (lacht) Toen ik amper vijftig was, zei mijn collega William Van Laeken me dat ik precies wat milder was. William is een mensenkenner. Maar dat is al dertig jaar geleden en het is voorbij. Ik moet nu niet meer op mijn woorden letten. Als VRT-journalist loop je beter niet te veel met je eigen mening te koop. Dat vind ik nog altijd, hoewel het nu bijna wordt opgelegd om dat net wel te doen. Dat vind ik niet goed. Je moet je journalistieke werk laten spreken, niet het mannetje of vrouwtje dat erachter staat.”

“Ouder worden, maakt ook niet wijzer. Je kan de dingen wel meer in perspectief plaatsen, maar ik weet niet of dat een uiting is van meer wijsheid. Door het lange leven dat ik heb geleid, zie ik beter de relativiteit van alles. Dat geeft een zekere rust. Dat is mooi. Ik was zeer ongelukkig, zoals iedereen, met de verkiezingsoverwinning van Trump, maar ik heb er geen seconde van wakker gelegen. Je ziet nu ook het positieve. Ze worden daar bewust, jongeren verzamelen zich in naam van de democratie. Het leeft. Over drie jaar, of hooguit acht jaar, gaat dat weer voorbij. Alleen: zal ik het dan nog meemaken? Die vraag stel ik me altijd.”

“Ik lees in de krant dat men het viaduct van Vilvoorde, waar ik elke dag over moet, gaat verbreden. In 2019. Oei. Zal ik het nog zien? Dat is toch nog lang. En tegelijk is 2019 ook dichtbij. Als het iets verder gaat – 2024, om maar iets te zeggen – dan ben ik al veel minder stellig. Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat ik dat nog meemaak. Ik ben daar niet bang van, maar ik vind het wel spijtig. De wereld heeft al miljoenen jaren gedraaid en zal dat nog miljoenen jaren doen, zonder ons. Ons persoontje is bijkomstig. Het voortbestaan van de soort, dat is belangrijk. Daarom kijk ik vol vertrouwen naar mijn kinderen en kleinkinderen. Veel mensen maken zich zorgen dat hun kinderen het minder goed zullen hebben dan zij. Die zorg deel ik niet. Ze zullen het beter hebben. Dat is een nuchtere, objectieve vaststelling.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer