Direct naar artikelinhoud
islam

G4S ontslaat moslima voor hoofddoek: Hof van Cassatie verbreekt arrest

De vrouw werkte als receptioniste bij G4S.Beeld ap

Het Hof van Cassatie heeft het arrest verbroken in de zaak van Samira Achbita, de moslima die in 2006 door beveiligingsspecialist G4S ontslagen werd omdat ze weigerde zonder hoofddoek te werken. Volgens Cassatie waren de argumenten van het Antwerpse arbeidshof om het ontslag te rechtvaardigen onwettelijk. Het proces moet nu worden overgedaan voor het arbeidshof in Gent, meldt Unia.

Samira Achbita trad in 2003 in dienst bij G4S als receptioniste en werd tewerkgesteld bij klant Atlas Copco. Toen bestond ook al de ongeschreven regel dat alle werknemers een strikte neutraliteit moesten naleven. Ze hield zich daar drie jaar aan zonder te protesteren.

In 2006 gaf ze echter te kennen dat ze haar hoofddoek tijdens de werkuren wilde dragen, wat haar door de directie geweigerd werd. G4S voegde het ongeschreven verbod alsnog toe aan het arbeidsreglement. Achbita hield voet bij stuk en werd uiteindelijk ontslagen.

Cassatie
De moslima vocht die beslissing aan, maar zowel de arbeidsrechtbank als het arbeidshof in Antwerpen gaven haar ongelijk. Achbita trok daarop naar het Hof van Cassatie. Dat oordeelde op 9 oktober dat de argumenten van het arbeidshof om het ontslag te rechtvaardigen onwettelijk zijn.

Zo argumenteerde het arbeidshof dat het bedrijf G4S geen fout maakte omdat een normaal zorgvuldige werkgever niet kan weten of een neutraliteitsbeleid een inbreuk is op de antidiscriminatiewet.

Geen discriminatie nagaan
"Cassatie onderstreept nu dat de rechter in arbeidszaken niet moet nagaan of de werkgever schuldig is aan discriminatie. Een werkgever is immers burgerrechtelijk aansprakelijk van zodra de antidiscriminatiewet overtreden wordt, ook als hij niet de bedoeling had om de wet te overtreden.

Het arbeidshof moest dus niet nagaan of de werkgever een fout beging of onachtzaam was, maar moest het neutraliteitsbeleid van G4S concreet toetsen aan de rechtvaardigingsmogelijkheden uit de antidiscriminatiewet", stelt Unia.

Hof van Justitie
De zaak belandde in maart ook voor het Europese Hof van Justitie, dat oordeelde dat een bedrijf een werkneemster mag verbieden een hoofddoek te dragen op de werkvloer. Dat is geen discriminatie, maar dan moet het verbod wel zijn gebaseerd op een bedrijfsreglement waarin de onderneming het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken verbiedt.

Volgens het Hof verwees de interne regel van G4S naar alle tekenen van politieke, filosofische of religieuze overtuiging en behandelde de onderneming daarmee iedereen op dezelfde manier. "Bijgevolg creëert een dergelijke interne regel geen verschil in behandeling dat rechtstreeks is gebaseerd op godsdienst of overtuiging", aldus het Hof.


Het Hof meende wel dat er mogelijk sprake kon zijn van "indirecte discriminatie", met name wanneer de ogenschijnlijk neutrale maatregel toch mensen van één bepaalde godsdienst of overtuiging zou benadelen. Maar ook zo'n indirecte discriminatie kan in principe, bijvoorbeeld wanneer een onderneming een neutraliteitsbeleid hanteert in relaties met klanten. Maar dan moeten de middelen om dat doel te bereiken "passend en noodzakelijk" zijn.