Legendarische volleybalcoach Yurek Strumilo is stervend maar wil leven tot het bittere eind: “Het leven was zo mooi. Nu wil ik ook de pijn ervan voelen”

© Geert Van de Velde

“Regel je papieren voor euthanasie”, zeiden de dokters. Maar Yurek Strumilo (69) zal dat niet doen. Hij wil het leven uitzitten tot de dood komt. En alleen sterven. Niet omringd door geliefden. “Hoe kan ik met ­mezelf afrekenen als er anderen in de buurt zijn?” Strumilo vertelt zijn verhaal. Overtuigend, zoals hij was als legendarische volleybalcoach. Breekbaar, zoals hij is als gewond dier. Het verhaal van een bijzonder man, die leefde om te genieten.

Lotte Debrouwere

“Geert, kom jij ook naar mijn begrafenis? Ik zou het appreciëren.” Dat zegt Yurek Strumilo tegen de fotograaf, midden in het interview. Geert schrikt, weet niet wat hij moet zeggen. Hij kent Strumilo niet. “Ik stond met mijn mond vol tanden”, zegt Geert na het interview. Maar Geert zal er zijn.

© Geert Van de Velde

Strumilo is een man die je niet tegenspreekt. Hij was een controver­siële coach met charisma. Bakken charisma. Dwingend ook. Stond erom bekend dat hij durfde te manipuleren. Spartaans en op het randje, zeggen sommigen. “Machiavelli”, zegt hij zelf. “Het doel heiligt de middelen.” Hij coachte topploegen in Vlaanderen zoals Ibis Kortrijk, Torhout en Lennik, en trok daarna naar het buitenland. Boekte veel successen. Een snelle greep uit zijn resultaten: vier keer kampioen in België, drie keer kampioen in Zwitserland, één keer kampioen in Oostenrijk en Duitsland, twee keer ­Europese bekerfinalist ...

Kruisje

Strumilo praat wat nors, met dat Poolse accent. Alles klinkt beslist, geen franjes en geen tierlantijn. Maar daarbinnen, in dat oude sportlijf dat enkele maanden geleden nog 400 sit-ups en 60 keer per dag pompte, schuilen zachtheid, liefde en romantiek. En kanker. Ook dat. Heel veel kanker.

Hij windt er geen doekjes om. “De kanker zit overal. Het begon met een trombose. Ik stond recht, kon plots niet meer verder en viel. Ik dacht: Een blessure, iets wat geblokkeerd zit. In het ziekenhuis was het snel duidelijk. Een trombose. En toen zagen ze ook dat mijn prostaat ontploft was. Zeer zware prostaatkanker. Uitgezaaid. Ik was van in het begin palliatief. Niet dat ze dat onmiddellijk zeggen. Je voelt dat als dokters en verplegers rond je staan. ’s Nachts vroeg ik het aan een nachtverpleger. Hoe het zat. Meneer, je hebt overal kanker. Dat is niet goed.”

“Ik heb kanker in mijn botten, longen, darmen, heup en elleboog. Maar niet in mijn hart.” Niet in uw hart, herhaal ik. Dat lijkt bijna symbolisch. Dat die ziekte daar niet aan kan. De passie blijft er bij Strumilo hoogtij vieren. De passie voor het leven, ook al is dat leven niet zo bijzonder meer. Geen coach meer in Qatar, want dat moest hij stopzetten. Geen dagelijks glaasje goeie wijn ’s avonds, voor het slapen gaan, want dat kan zijn lichaam niet meer aan. Wel nog vrienden die af en toe voor hem komen koken. En de hond, die nu bij zijn ex-vrouw woont, maar toch soms op bezoek komt. De satelliettelevisie, ook dat. Om overal volleybal te kunnen kijken. En de kunst, literatuur, muziek. Bach, Aznavour, Bécaud. Om nog maar te zwijgen van zijn gedachten, want dat slimme hoofd blijft kerngezond. Of hij gelooft? “Dat is een zeer intieme vraag. Ik wil geen dommigheden zeggen. Ik heb veel respect voor het geloof. Als ik al die kerken en belforten zie, dan is dat zo indrukwekkend dat het onnozel zou zijn om te doen alsof die hele Kerk niets betekend heeft. Dankzij het fanatisme van de gelovigen toen, is er schitterende architectuur en cultuur ontstaan. Ik geloof in de dingen die ze hebben gecreëerd.”

Ik kijk naar het kruisje, dat blinkt om zijn nek. “Ach, dat heb ik gekocht om de moslims wat te provoceren in de landen waar ik coach was, zoals Algerije en Turkije”, grijnst hij.

Drakendoder

Ik heb ze geteld. Op de salontafel staan twintig doosjes medicijnen. “In de koelkast zitten ook nog veel spuitjes”, zegt hij droog. “Tja, ik kan die doosjes wel verbergen, maar waarom zou ik? Voor wie ook? Ze houden me in leven. Per dag achttien pillen. Of meer.”

© Geert Van de Velde

Strumilo steekt een sigaret op. Ik kijk naar het pakje. “Roken schaadt de gezondheid”, staat er op, met weer zo’n gruwelijke foto van zwarte longen. Ik zeg niets. Denk dat gruwelijkheid ook went. Hij glimlacht en raadt mijn gedachten. “Ik moet roken van de dokter”, zegt hij. “Om de stress naar beneden te halen. Ik heb geen longkanker gekregen door het roken. De kanker uit mijn lijf is gewoon in mijn longen gekropen.”

Hij heeft veel pijn. Vooral ’s nachts, alleen in zijn bed. Dan probeert hij die te verbijten, te doorstaan. Hij ligt vaak wakker. Valt meestal maar in het holst van de nacht in slaap. Als dat al lukt. “Ik ben blij dat ik nu met jou praat. Ik voel even niets. Mijn hersenen proberen nu die pijn te ­onderdrukken. Het is alsof mijn ­lichaam dan even vergeet dat het zoveel zeer doet.” Of hij het kan vergelijken met tot het uiterste gaan in de sport? “Neen, totaal niet. Dat is pijn van een blessure, van gezond afzien. Dit is ongezond afzien. Deze pijn kan je met niets vergelijken.”

Hij weet dat hij elk moment kan sterven. “Het kan over twee dagen zijn, ook over twee jaar”, zegt hij. “Mijn naam is Yurek, maar voor de dokters ben ik Georg. Dat is mijn officiële naam. Georg betekent drakendoder. Kanker is ook een draak, die ik moet doden. Maar ik ben niet dom. Ik weet dat ik niet zal genezen. Dokters willen me nog een zo comfortabel mogelijk leven geven. Het heeft een tijdje geduurd voor ik kon aanvaarden dat de dokters nu de coach zijn en ik de speler. Ik moet luisteren naar hen. Ik zei niet voor niets tegen mijn volleybalspelers: Wil je een goeie speler worden, dan moet je minstens luisteren naar je coach. Ik wil een goeie speler zijn. In het spel dat kanker heet. Om nog zo lang mogelijk hier te blijven. Toen ik die trombose had, heb ik even de overkant gezien. Je ziet mist. En contouren. Ik wil dat nog niet zien.”

“Regel maar je papieren voor ­euthanasie”, zeggen de dokters. Maar de drakendoder weigert. Hij wil het leven leven tot het einde. “Het leven was zo mooi, nu wil ik ook de pijn ervan voelen. Ik ben niet bang om pijn te hebben. Ik vind voor mezelf dat ik het recht niet heb om mijn leven te beëindigen. Dat is geen oordeel over anderen die dat wel doen. Respect voor iedereen. Maar ik vind van mezelf dat ik het moet uitzitten. Ik heb het recht niet om mezelf te bevrijden.”

Wat hij dan zo mooi vond aan het leven? “Ik was in zoveel landen coach. Mijn motto was altijd: Beheers jezelf. Voel je je triestig of kwaad, beheers dat dan. Toon het nooit. In de sport, welteverstaan. Buiten de sport vond ik vooral dat je moest genieten. Genot is een hoog goed. Door de sport kon ik eten in de beste restaurants, kwam ik op prachtige plaatsen in de wereld en ontmoette ik ook liefdes. Vrouwen. Cherchez la femme, ken je dat? Dat betekent eigenlijk dat de man zich soms zo stom gedraagt om een vrouw te behagen.”

Hij glimlacht. “Dat heb ik wel gedaan. Ik heb drie lange relaties gehad. De vrouwen graag gezien. Ben voor hen verhuisd, liet voor hen volleybalploegen achter om weer een nieuw avontuur te starten. Ik vind vrouwen prachtig. Ze zijn zoveel grootser dan een man. Moediger. Ze hebben ook veel meer macht. Ik heb vaak de afwas gedaan, de strijk ook. Omdat ik vond dat de vrouw grootser was dan dat.”

© Geert Van de Velde

Of hij dan geen vrouw mist, vraag ik aarzelend, zo in de laatste rechte lijn. “Ja”, zegt hij. Wat hij dan zou doen? Met zijn grote handen doet hij alsof hij een vrouw vastpakt. Hij grijpt nu alleen maar lucht. Zou je ze vastpakken? “Ja”, zegt hij. Wat hij dan mist van een vrouw? “Alles. Mocht er een vrouw ’s nachts naast me liggen, dan zouden mijn hersenen ook even de pijn vergeten.”

Vader gedood

“Kijk nu eens naar mij. Je zou niet zeggen dat er zoveel kanker in mijn lichaam huist, hé”, zegt hij. Ik knik. Zeg dat ik dat ongelooflijk vind, dat je niet ziet wat er zich in dat lichaam vanbinnen afspeelt. Tumoren die woekeren. Je zou ze eigenhandig willen uittrekken.

Weent u soms, vraag ik. Hij steekt nog een sigaret op. Kijkt me aan. “Huilen? Dat heb ik daarnet gedaan, toen ik met je aan het praten was. Huilen doe ik vanbinnen. Ik kan niet meer huilen sinds mijn vader werd gedood. Ik was toen 6 jaar. Polen was altijd bezet. Eerst door de Duitsers, dan door de Russen en het communisme. Mijn vader zat net als mijn moeder in het ondergronds verzet. Het AK. Armia Krajowa. De grootste verzetsbeweging tegen de nazi’s in Polen. Later heette dat de Poolse Ondergrondse Staat die zich verzette tegen de Russen, die na de Tweede Wereldoorlog ook weer Polen bezetten. Mijn vader heeft zeer veel mensen gedood. Hij was chef van de killers. Hij werd uiteindelijk jaren later gevangengenomen en is gedood. Ik weet niet hoe. De jaren nadien heb ik mijn troost gezocht in ballet en in opera’s. Een vriend van de familie nam me daarnaartoe en ik vond dat zo mooi. Door die schoonheid verwerkte ik dat grote trauma. Ik wou zelf ook dansen of muziek maken, maar ik had geen talent, zeiden ze. Dus ben ik een sportopleiding gaan volgen. Ik was goed in volleybal, dat was duidelijk.”

Zijn ogen lichten op. “Weet je wanneer ik nog een traan heb weggepinkt? Toen Polen voor de derde keer wereldkampioen werd in het volleybal. Ze waren geen ploeg om zelfs de vierde plaats te behalen. Niemand had het verwacht. Maar jullie Belgische coach Vital Heynen is er toch in geslaagd om te winnen met spelers die nooit de beste waren. Polen hebben vaak het gevoel dat Belgen niet dankbaar genoeg zijn voor wat zij hebben gedaan voor jullie in de Tweede Wereldoorlog. Wel, toen dacht ik: Vital heeft alles rechtgezet. We staan quitte. Ik heb een goed glas wijn gedronken.”

Hoe hij wil sterven, vraag ik. Omringd door zijn geliefden? “Nee. Alleen. Hoe kan ik afrekenen met mezelf als er iemand anders bij is? Ik wil het moment voelen. Alleen absolute eenzaamheid brengt je op het hoogste intellectuele niveau, zegt ­Picasso. Ik geloof dat. Ik voel dat. Ik zit ook vaak alleen. Ik heb me altijd wel een eenzame wolf gevoeld.”

Sahara

Is hij Pool of is hij Belg? Ik vraag het me al de hele tijd af. Zijn woonkamer staat vol Poolse boeken. Geen Nederlandse. “Ik was coach in Algerije. Touaregs hadden me meegenomen naar hun Sahara. Ik vroeg hen waarom ze in zulke primitieve omstandigheden leefden en alleen maar naar de stad gingen om zich te bevoorraden met wapens. Na twee dagen kreeg ik antwoord. ’s Morgens vroeg, bij de fenomenale zons­opgang. Hoe kunnen wij ergens anders zijn dan hier? Dit is het mooiste wat er is. De Sahara is onze thuis. Waar is jouw Sahara? vroegen ze. Ik wist het niet. Ik wist heel lang niet waar mijn thuis was. Polen of hier. Toen ik terugkwam van het ziekenhuis en hier aan tafel zat om iets te eten, voelde ik plots: Mijn Sahara is hier. Mijn thuis is hier. In België.”

Yurek wil niet meer zoveel. “Het leven is geen langgerekt orgasme, dus nu wil ik ook geen zotte dingen doen. Ik droom ervan om weer elke avond een glaasje eau de vie te kunnen drinken. Levenswater. Lekkere topwijn. En ik hoop dat er nog eens een vriend langskomt. Of misschien mijn dochter, met wie ik geen contact meer heb. Ook door mijn fout, hoor. En als ik dood ben, wil ik begraven liggen op het kerkhof in Assebroek. Dat is een van de mooiste kerkhoven in Vlaanderen. Ik ga er op 1 november altijd naartoe, om de ­Polen te eren die voor jullie land hebben gevochten. Zal jij ook eens komen, als ik er niet meer ben? Leg gerust een bloemetje op mijn graf. Ik zal het zien. Zeker weten. Ik zal het zien.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer