Direct naar artikelinhoud
Antwerp-Anderlecht

“Een goed mens zijn is oneindig veel belangrijker dan de regels van een religieus boek volgen”

Warm onthaal
Beeld Geert Van De Velde

Zijn carrière bij Club Brugge afsluiten en daarna als een gelukkig man terugkeren naar Israël: dat was het plan. Maar een verstoorde relatie met coach Ivan Leko besliste er anders over. Lior Refaelov (32) voetbalt nu bij Antwerp en doet dat met zoveel gratie en klasse dat de Great Old de traditionele topclubs danig op de hielen zit. Zinderende play-offs lonken, maar eerst ontvangt het Anderlecht. “Voetbal is emotie en rivaliteit, maar eens je vader wordt, begin je te beseffen dat er zoveel méér is in het leven.”

Refaelov daagt op in clubshirt en trainingsbroek. Mocht hij de interviewafspraak niet zijn vergeten, had hij zich wel piekfijn uitgedost, slaat hij mea culpa. En dus ontbloot hij maar het bovenlijf en gunt hij ons een blik op zijn tattoos.

Lior Refaelov: “De oudste dateren van toen ik een jaar of 18, 19 was. Hoe gaat dat? Je bent jong en je wil een tattoo. Die grote op mijn rug is een feniks. Ik hou van het design en van het vuur, maar hij heeft geen speciale betekenis. Ik wou zomaar een tattoo, om er één te hebben. Mocht het kunnen, ik zou er een paar laten verwijderen.

“De tattoos die ik later liet zetten, hebben wél allemaal een betekenis. Ze herinneren me aan een periode uit mijn leven: mijn huwelijk, de geboorte van mijn kinderen. De horoscoop is voor mijn zoon, het kompas voor mijn dochter. Verder heb ik de eerste letter van de namen van mijn ouders, mijn broers, mijn vrouw en mezelf. Mijn linkerarm is leeg, en misschien blijft dat wel zo: ik ben rustiger geworden. Mijn laatste tattoo dateert van vier jaar geleden.”

Je bent één van de meest stijlvolle voetballers in de Belgische competitie. Iemand die geen tegenstanders uitdaagt, z'n middelvinger niet opsteekt, zijn zelfbeheersing niet verliest, geen studs op andermans benen plant noch journalisten beledigt. Wat een verademing!

Thank you (lachje). Vroeger, toen ik jonger was, overkwam het me weleens dat ik mijn zelfbeheersing verloor. Maar ik weet beter nu. Het is ook wie ik ben: ik hou van controle. Alles georganiseerd, geen rommel. Zelfs mijn kleren liggen thuis netjes in de kast, kleur per kleur.

“Veel van wat je daar opsomt, heeft te maken met emoties, en die bedwing je niet zomaar terwijl je met een hartslag van 160 slagen per minuut op het veld staat. Neem nu die fantastische goal van Mehdi Carcela tegen Anderlecht, die de VAR afkeurde voor iets wat minuten daarvoor was gebeurd. Tja, dan word je boos en verlies je de controle over jezelf. Wie nooit in zo'n situatie heeft gezeten, snapt dat niet. Maar ik kon de frustratie van die Standard-spelers vóélen. Daarom neem ik hun niets kwalijk, ook al weet ik haast zeker dat niemand van hen die beelden achteraf met plezier terugziet.

‘Een kind dat ziek is, dáár ga je pas van doordraaien. Eens je dat hebt ervaren, relativeer je alles op het voetbalveld beter’

“Ik moet toegeven: ik hou ook wel van wat emoties en rivaliteit. Precies dat maakt een wedstrijd soms ook zo mooi. Maar je hoort wel respect op te brengen voor je collega's. Voetbal is mijn leven, het is waar ik van droomde sinds ik als kind thuis in de wijk speelde. Maar uiteindelijk is het ook máár voetbal, er is zoveel meer in het leven. Je wordt vader en krijgt kinderen. Een kind dat ziek is, dáár ga je pas van doordraaien. Eens je dat hebt ervaren, relativeer je alles op het voetbalveld beter.”

Is het voetbal te ruw geworden?

“Het is altijd agressief geweest, en dat is het nu zeker. Kijk naar de Premier League: je ziet alleen nog maar atleten. Doelmannen zijn twee meter groot, verdedigers zien eruit als beesten. Vroeger liepen de snelste spelers in de spits, en wie traag was, zetten ze achterin. Vandaag zijn de verdedigers soms sneller dan de aanvallers. Volgens mij zal het voetbal nóg agressiever worden.

“Kijk, de laatste tijd gaat het vaak over de fysieke spelstijl van Antwerp. Al onze tegenstanders zijn ervoor beducht. Maar onze ploeg gaat haar stijl niet veranderen: wij moeten vasthouden aan wat ons sterk maakt. En ik probeer daar een snuifje voetbal aan toe te voegen. Die combinatie werkt.”

Is het nog prettig voor stilisten zoals jij?

“Ik ga op zoek naar een manier om er plezier aan te beleven. Ik zorg voor rust aan de bal, en omgekeerd probeer ik iets op te pikken van al die beenharde jongens en hun mentaliteit. Nooit eerder heb ik zoveel getackeld als de voorbije maanden. Om in deze ploeg te passen, móést ik dat harde wel aan mijn speelstijl toevoegen. Met elf technici zou Antwerp een andere ploeg zijn, maar het is niet zo. We moeten focussen op waar we goed in zijn. Toeschouwers genieten daar ook best wel van. Ze snappen het spelletje veel beter dan vroeger en weten heus wel wat af van tactiek.”

Royal Antwerp FC – RSC Anderlecht: hoeveel lof verdient Lior Refaelov
Beeld Geert Van De Velde

Heb je getwijfeld toen Antwerp zich meldde?

“Ik heb heel veel nagedacht, zelfs nog toen ik in de auto zat op weg naar onze eerste ontmoeting. Maar de filosofie en de ambitie van Luciano (D'Onofrio, sportief directeur, red.) en de voorzitter (Ghelamco-baas Paul Gheysens, red.) hebben me helemaal overtuigd. Vergeet ook niet: enkele dagen daarvoor had Mbokani al getekend. En de competitiestart van Antwerp was veelbelovend. Dan kon het met ons erbij toch alleen maar beter gaan? Natuurlijk, vergeleken met Club Brugge was het een stap terug. Maar in mijn laatste jaar bij Club was het niet gelopen zoals ik had gewild, ik moest dus wel een beslissing nemen. Een belángrijke beslissing, want het vuur brandde nog steeds in mij. Ik wilde laten zien wat ik kan.

“Ik ben blij dat ik nu bij Antwerp speel. Mijn relatie met coach Bölöni is uitstekend, vergelijkbaar met hoe ik me vier jaar lang bij Club Brugge heb gevoeld, onder Michel Preud'homme. We praten veel en zitten op dezelfde golflengte. Voor mijn zelfvertrouwen is dat goed: ik wil belangrijk zijn. Bölöni wordt vaak verweten dat hij niet van mooi voetbal houdt. Dat klopt niet, maar het resultaat gaat wel voor het plezier van de toeschouwers. Het maakt me niet uit hoe: als we maar winnen.”

Je transfer kwam pas helemaal op het eind van de transferperiode tot stand. Hoe wanhopig was je?

“Prettig was het niet. Zeker niet nadat een deal met Standard was afgesprongen. Ik had aanbiedingen uit Israël, maar ik wilde in België blijven.”

Was in Brugge blijven een optie?

(lange stilte) “Nee. Om verschillende redenen, maar daar wil ik niet over uitweiden. Misschien dat ik dat boekje nog wel eens opendoe na mijn carrière, maar niet nu. Het liefst wilde ik naar een club die meestreed voor de titel. Standard was een optie, maar dat werd niets. Vooral door onenigheid over de transfersom. Toen de deal afsprong, zei mijn vrouw: het was een teken van hierboven. Mocht het zijn doorgegaan, zou er mij waarschijnlijk iets slechts zijn overkomen.

‘Na alles wat ik met Club had meegemaakt, had ik niet gedacht dat ik ooit nog voor een andere club zou spelen’

“Weet je, na alles wat ik met Club had meegemaakt, had ik niet gedacht dat ik ooit nog voor een andere club zou spelen. Ik wilde ofwel mijn carrière afsluiten in Brugge, ofwel nog één of twee jaar bij Maccabi Haifa spelen, mijn club in Israël. Dan zou ik in mijn hele profcarrière maar voor twee clubs hebben gespeeld, wat vrij uitzonderlijk is. Maar goed, alles in voetbal is zo volatiel dat je het niet kunt plannen.”

Warm onthaal

Onder Ivan Leko speelde je maar weinig, dat laatste jaar in Brugge. Dat vrat zo aan jou dat je je vrouw zelfs vroeg om jullie zoon niet meer mee te brengen naar de wedstrijden.

“Ik kan geen masker opzetten en voorwenden dat ik blij ben met een overwinning als ik alleen maar op de bank heb gezeten. Adrian wordt 6 in april. Kinderen van zijn leeftijd kijken naar kinderprogramma's op tv, Adrian niet: hij wil alleen maar voetbal zien. 'Waarom speel je niet, papa?' vroeg hij. Hoe langer het duurde, hoe groter ik de teleurstelling in zijn ogen zag worden. Dat deed me méér pijn dan mijn eigen pijn. Dus vroeg ik mijn vrouw om hem niet meer mee te brengen en te zeggen dat ik geblesseerd was. Toen zij en de kinderen bij mijn eerste thuiswedstrijd met Antwerp opnieuw in de tribune zaten, was dat erg emotioneel voor mij.”

‘Het deed me pijn dat mijn zoontje teleurgesteld vroeg: 'Papa, waarom speel je niet?' Dus vroeg ik mijn vrouw om hem niet meer mee te brengen naar het stadion’

Begreep je waarom je niet speelde?

“Daar praat ik niet over. Ik speelde niet, dat telt.”

Voor goede spelers is er altijd plaats in een elftal, zei je in een eerder interview.

“Het begin van het seizoen was goed: we stonden eerste, ik speelde alle wedstrijden. Maar toen verdween ik plots uit de ploeg. Het enige wat ik te horen kreeg, was dat het systeem veranderd was en dat mijn positie niet meer bestond in dat systeem. Dat was niet het antwoord dat ik na zes jaar trouw aan Club had verwacht. Ik wéét ook dat het niet de belangrijkste reden was – nu zeg ik je al meer dan ik me had voorgenomen (lachje).

“Kijk, Ivan Leko is een goede coach, hij kon prima resultaten voorleggen. Dan maakt het niet uit wat ik zeg: ik moest zwijgen. Ik ben professioneel gebleven en heb mijn ontgoocheling nooit laten blijken. Op het eind was onze relatie wat beter, tijdens de play-offs speelde ik weer. Maar ik wist dat ik geen toekomst meer had bij Club.”

Leko had je na het afzwaaien van Timmy Simons geen aanvoerder gemaakt. Was dat een breekpunt?

“Het was zeker niet de hoofdreden voor onze verstoorde relatie. Maar een goede start was het evenmin.

“Ik was twee weken later dan de anderen aan de voorbereiding van het seizoen begonnen: ik moest eerst nog enkele interlands afwerken met Israël. Leko kwam naar me toe, hij had de aanvoerdersband aan Ruud Vormer gegeven. Dat kwam aan: ik was jarenlang vice-aanvoerder geweest en kan niet bedenken wie er behalve Simons de laatste tien jaar meer aan Club heeft gegeven dan ik. Hoe vaak heb ik het ploegbelang niet laten voorgaan op mijn individuele belangen? Ik dacht nooit eerst aan mezelf. En dan zoiets... Ach, het liefst van al vergeet ik dat zevende seizoen, ondanks de titel.”

Het voelt niet als jouw titel?

“Hij staat wel op mijn cv, maar is geen 10 procent waard van de eerste titel die ik met Club won. Andere spelers zouden er misschien blij mee zijn, maar ik niet.”

Wat dacht je toen je Club in de Champions League zag: 'Daar had ík moeten staan'?

“Ik heb er geen last meer van – niet meer. Weet je, in januari 2018 had ik al uitgemaakt dat ik weg wilde. Ook toen ketste een transfer naar Standard in laatste instantie af. Met de directie besprak ik toen al dat ik op het eind van het seizoen zou vertrekken. Inmiddels zijn we een jaar later: het doet geen pijn meer. Ik probeer alleen de mooie dingen te onthouden, Club Brugge zit voor altijd in mijn hart.”

In december keerde je met Antwerp terug naar het Jan Breydelstadion. Voor de aftrap werd je gehuldigd door Club. Hoe voelde dat?

“Speciaal. Het was vreemd om dat stadion als bezoeker binnen te stappen. Via de sociale media was ik overstelpt met berichten van fans die een warm onthaal beloofden. Dat kreeg ik ook van de directie, trouwens. Mijn relatie met Vincent Mannaert en Bart Verhaeghe is altijd goed gebleven, ook al heb ik ze mijn situatie weleens verweten en zijn er soms harde woorden gevallen. Maar we zijn altijd respectvol met elkaar blijven omgaan. Ik hou van die mensen.”

Je kreeg een grote foto van je gloriemoment overhandigd: de bekerfinale van 2015 tegen Anderlecht, waarin je in de slotminuten het winnende doelpunt maakte. Wat deed je ermee?

“Hij staat thuis.”

In de kelder?

(lacht) “Nee, nee. Nu, hij hangt niet aan de muur, daar is hij wat te groot voor. Maar als ik terugkeer naar Israël, zal ik een mooie kamer inrichten voor al mijn trofeeën en herinneringen. Daar krijgt hij een plaats.”

Die wedstrijd in Brugge verloor je wel met 5-1: 'We zijn niet klaar voor de titel’, zei je achteraf.

“De titel is nog te hoog gegrepen. We kunnen Genk, Club Brugge of Standard het vuur wel aan de schenen leggen, maar zij hebben meer kwaliteit én meer ervaring met de play-offs. Als we ons in de top drie kunnen handhaven, zou dat al mooi zijn. Daarna, in de play-offs, kan alles.”

‘Ik voel me sterker dan vijf jaar geleden’, zei je eerder dit seizoen. Sterke uitspraak voor een bijna 33-jarige.

“Ik heb vaak goede periodes gekend, waarna ik telkens door blessures werd afgeremd. Met Antwerp heb ik nog geen wedstrijd gemist. Mede doordat ik sinds mijn liesoperatie mijn trainingsprogramma drastisch heb aangepast: ik doe veel meer oefeningen ter preventie.”

Ben je te vroeg afgeschreven?

“Ik wist dat ik nog tot mooie dingen in staat was zodra ik pijnvrij zou zijn.

“Dankzij mijn ploegmaats – sterke beren – heb ik zoveel vertrouwen gekregen dat ik nu zelf het duel niet schuw, ook al valt het me soms moeilijk om minutenlang geen bal te zien omdat we te defensief spelen of te snel de lange bal zoeken – dat is niet mijn geliefkoosde voetbal. Maar goed, we weten hoe we een wedstrijd moeten aanpakken. Geduldig zijn, klaarstaan om dat ene beslissende moment toe te slaan, en dan de wedstrijd doodmaken.”

‘Ik heb twee jaar lang met pijn gespeeld, injecties gekregen, dozen pijnstillers geslikt – véél te veel, geloof me. Ik ben net op tijd gestopt om vandaag nog plezier te kunnen beleven op een voetbalveld’

Zou het kunnen dat je lichaam niet gemaakt is voor topvoetbal?

“Nee, nee! Ik had gewoon een probleem: pubalgie. Ik besef nu dat ik die operatie vier jaar geleden al had moeten laten uitvoeren – ik heb er twee jaar te lang mee gewacht. Toen de chirurg mijn lies openlegde en de schade zag, geloofde hij zijn ogen niet: 'Heb jij hiermee gevoetbald?' Ik had twee jaar met pijn gespeeld, injecties gekregen, dozen pijnstillers geslikt – véél te veel, geloof me.

“Soms trainde ik niet in de week, om in het weekend te kunnen spelen. Dat maakte het alleen maar erger. Tot die bewuste thuismatch tegen Lokeren. Ik zette een strafschop om en we wonnen: 1-0. Na die wedstrijd ben ik op Preud'homme afgestapt: 'Michel, ik kan je de pijn niet beschrijven die ik nu voel. Zo kan het echt niet verder. Ik vlieg naar Tel Aviv en laat me opereren.'

“Hij gaf me zijn zegen. Ik ben net op tijd gestopt om vandaag nog plezier te kunnen beleven op een voetbalveld.”

Warm onthaal
Beeld Geert Van De Velde

Volgens Genk-trainer Philippe Clement, Preud'hommes assistent bij Club, heb je een te kleine motor: 'Daarom is Antwerp ideaal voor hem: één wedstrijd per week, en daarna zeven dagen om te herstellen en weer op te bouwen naar de volgende match. Bij Club was die tijd er niet.' Akkoord?

“Om de drie dagen een wedstrijd spelen is voor élke voetballer zwaar. Maar mochten we nu met Antwerp acht wedstrijden in een maand hebben, zou ik ze niet alle acht spelen. Daarvoor ken ik mijn lichaam te goed.”

Verklaart je blessuregevoeligheid waarom je nooit in een Europese topcompetitie speelde?

“Geen idee. Misschien was het wel gelukt als ik gedurende langere tijd mijn topniveau kon aanhouden. Maar ik kende vaak dipjes door blessures.

“Uiteraard had ik als 25-jarige de ambitie om na Club Brugge in een grotere competitie terecht te komen. De gedachte om het bij twee clubs te houden is pas in mijn vijfde seizoen bij Club bij me opgekomen. Ik was 30 en dacht: dit is wat ik wil.”

Problemen in Gaza

In 2021, wanneer je contract bij Antwerp afloopt, ben je 35. Wat dan?

“Dat weet ik nog niet. Ik wil niet te ver vooruitkijken. Ik heb plannen, maar het is te vroeg om ze nu al te ontvouwen. Eén ding is zeker: ik zal mijn handen vol hebben. Ik ben niet iemand die thuis met zijn vingers kan zitten draaien. Mijn vrouw ontwerpt juwelen, en zelf ben ik ook wat bezig met diamanten en juwelen. Het is een fijne wereld, waarin ik me goed voel. Maar het wordt niet mijn hoofdbezigheid.”

Wordt het iets in België, of in Israël?

“Waarom niet in allebei? (lacht) We zien wel. Op dit ogenblik gaat al mijn aandacht naar het voetbal.”

Je hebt nooit verhuld dat je vroeg of laat naar Israël terugkeert.

“Na mijn carrière keer ik terug, dat staat vast.”

Je zoon Adrian wordt 6, je dochter Mia 4. Is het belangrijk om hen in Israël te laten opgroeien?

“Niet echt. Dat we nu in Antwerpen wonen, maakt ons leven een stuk makkelijker. Ik heb veel vrienden in de Joodse gemeenschap. We kunnen hier ook Israëlische producten kopen in de supermarkt, koosjere dingen. Ook de kinderen vinden makkelijk hun draai. Ze gaan naar een Joodse school, waar ze Hebreeuws leren lezen en spreken – één uur per dag. In Brugge moesten we dat zelf doen, thuis. Ze leren nu ook over onze tradities en feestdagen. Ik vind het goed dat ze onze geschiedenis kennen en weten waar ze vandaan ze komen.”

Wat betekent joods zijn voor jou: is het louter een religie belijden, of hoort er ook een eigen land bij?

“Dat is een complexe vraag. Je hebt de orthodoxe joden – die met hun haarlokken. Zij zijn erg strikt in de leer. Nu, als zij zich daar goed bij voelen, mij geen probleem. Maar ik geloof niet dat ik met mijn gezin ook zo moet leven. Wij zijn niet echt religieus. Mijn levensfilosofie is simpel: het maakt niet uit of je jood, christen of moslim bent. Het gaat erom hoe je in het leven staat.

“Ik streef ernaar een goed mens te zijn en goed te doen voor anderen. Dat is oneindig veel belangrijker dan een boek te volgen dat je dingen oplegt of verbiedt. Toch geloof ik in God, en heb ik diep respect voor onze tradities. Ik ben ermee opgegroeid, en ik wil dat mijn kinderen ook zo opgroeien.”

Problemen in Gaza
Beeld Belgaimage

In een recent interview met Joods Actueel verzuchtte je dat...

(valt in) “...ik vaak een ambassadeur van Israël moet zijn? Vooral op momenten dat de spanningen met de Palestijnen hoog oplopen. In Europa laat men nooit het gehele plaatje zien. Niemand, waar ook ter wereld, zou aanvaarden dat er bommen op huizen en mensen worden gegooid. Maar als het Israël overkomt, wordt daarover gezwegen. Wat zou jij doen als iemand een steen door je venster gooit? Heet je hem welkom, of verdedig je jezelf?”

Draai het eens om: je bent Palestijn en leeft in Gaza, de grootste openluchtgevangenis ter wereld. Hoe zou jij je voelen?

“Kijk, wij hebben maar één joods land in de hele wereld. Hoeveel moslimlanden of christelijke landen zijn er niet?

“Het is jammer dat we niet in vrede kunnen samenleven. Ik heb veel moslim- en christenvrienden. En Israël is een prachtige plek, helemaal niet gevaarlijk. Ik weet zeker dat elke Belg die Tel Aviv, Haifa of Jeruzalem bezoekt, alleen maar met mooie verhalen terugkeert.”

Het Israëlische parlement nam vorig jaar een wet aan die bepaalt dat Israël het historische thuisland is van het Joodse volk. Begrijp je dat de Arabieren en de Palestijnen zich tweederangsburgers voelen?

“Weet je waar de gelukkigste Arabieren ter wereld wonen? In Israël. Niet in Gaza of de Palestijnse gebieden. Veel mensen denken dat de Arabieren in Israël als slaven leven. Dat is helemaal niet zo. Weet je wie er voor elektriciteit, water en voedsel zorgt in Gaza? Israël. Geen enkel Arabisch land trekt zich het lot van Gaza aan. In die mate zelfs dat er ondertussen kritische stemmen opgaan onder de Israëlische bevolking: 'Waarom voorzien wij hen eigenlijk nog van elektriciteit? We krijgen toch alleen maar bommen terug.'

‘Weet je waar de gelukkigste Arabieren ter wereld wonen? In Israël’

“Kijk, ik ben geen politiek expert. Eigenlijk kies ik liever geen kant, maar als het moet, dan die van Israël. In mijn ogen hebben wij recht op dat land. Wij willen geen oorlog. Ik maak vaak de vergelijking met België en Nederland om mijn punt duidelijk te maken. Stel dat de Nederlanders vinden dat ze om historische redenen aanspraak kunnen maken op Belgisch grondgebied en raketten beginnen af te vuren: wat ga je doen?”

Waarom zouden zij dat doen? Zij leven niet achter een muur.

(ontwijkend) “Ik heb nog nooit een jood Gaza zien binnenstappen om er iemand te gaan vermoorden om de simpele reden dat hij een moslim is. Het omgekeerde gebeurt wel.”

Maakt hoe de wereld naar Israël kijkt je boos?

“Wie Israël zonder kennis van zaken veroordeelt, is niet slim. Ik ben trots Israëli en jood te zijn.”

Komt er ooit een definitieve oplossing?

“Ik hoop het. Israël is een prachtig land, en tenslotte wil iedereen in vrede leven. Nu, dit conflict gaat duizenden jaren terug. Het is ingewikkelder dan dat, dat weet ik ook wel.”

Je verliet Israël pas toen je 25 was. Mocht alles te herdoen zijn, zou je vroeger vertrekken?

“Ik had mezelf enkele doelen gesteld: speler van het jaar worden in Israël, en landskampioen worden. Dat lukte toen ik 24 was. Pas toen was ik klaar voor het buitenland, niet eerder.”

Wat neem je mee uit bijna acht jaar België?

“Ik kwam met mijn vrouw naar België en ben hier met haar getrouwd. Ik werd hier ook vader. Alle grote momenten in mijn leven hebben zich in België afgespeeld, het is mijn tweede thuisland geworden. Behalve dat laatste jaar in Brugge ben ik altijd gelukkig geweest. Toen het geluk me in de steek liet, vertrok ik. Ik zal nooit ergens blijven voor het geld: 100.000 of 200.000 meer of minder, daar draait het in het leven niet om. Ik wil gelukkig zijn. Plezier scheppen in het voetbal en elke dag met een glimlach op de club aankomen. Die glimlach heb ik teruggevonden, hier in Antwerpen.”

FC Antwerp - RSC Anderlecht, zondag 17/02 om 18 uur

Sports late night, VIER, zondag 17 februari, 22.20 uur

©Humo