Nacer Bendrer: ‘Ik veroordeel de aanslag op het Joods Museum’

Bendrer, rechts in beeld, staand. © Palix

‘Ik veroordeel deze aanslag met klem. Ik ben onschuldig en respecteer de mensen die de aanslag hebben gepleegd niet.’ Dat heeft medebeschuldigde Nacer Bendrer woensdag gezegd op het proces over de aanslag tegen het Joods Museum.

Bendrer wordt ervan verdacht de wapens voor de aanslag geleverd te hebben aan hoofdbeschuldigde Mehdi Nemmouche. Die doodde op 24 mei 2014 vier mensen in het Joods Museum.

Tijdens het verhoor door voorzitter Laurence Massart stelde Bendrer dat wat in het Joods Museum is gebeurd, vreselijk is, en dat hij er niets mee te maken heeft. ‘Ik ben geen terrorist, ik ben geen jihadist’, zei Bendrer. ‘Ik heb wat stommiteiten uitgehaald, maar ik ben geen terrorist.’

Bendrer geeft toe dat Nemmouche hem om een wapen heeft gevraagd, maar hij zou daar nooit voor gezorgd hebben. Tijdens het proces bleef hij vaag over de telefonische contacten met hoofdbeschuldigde Nemmouche. Bendrer herhaalde dat hij hem aan het lijntje had gehouden over de kalashnikov.

Drugs

Net zoals hij dinsdag ook al had gezegd, verklaarde Bendrer dat hij dacht dat het om drugs ging toen Mehdi Nemmouche hem voor het eerst contacteerde, ook al was Nemmouche nooit veroordeeld voor drugsfeiten. ‘Ik wist dat helemaal niet, dat Nemmouche nooit iets met drugs te maken had gehad’, zei Bendrer. ‘Dat was gewoon het eerste waar ik aan dacht.’

Bendrer herhaalde ook dat hij nooit echt een wapen had gezocht voor Nemmouche, zelfs toen Nemmouche hem tweemaal opzocht in Marseille: ‘Dat was, denk ik, op 25 april en enkele dagen later. Het eerste gesprek duurde een twintigtal minuten, het tweede korter. Beide gingen telkens over de kalashnikov die hij zocht. Alle telefoongesprekken nadien gingen daar ook over, al werd er af en toe ook over koetjes en kalfjes gepraat. Ik hield Nemmouche aan het lijntje, in de hoop dat hij zou begrijpen dat ik hem geen wapen zou leveren. Blijkbaar heeft hij dat nooit begrepen.’