Direct naar artikelinhoud
De KwestiePeter de Waard

Bewijst Moody’s machtiger te zijn dan de VS?

‘Er zijn twee supermachten in deze wereld’, schreef New York Times-columnist Thomas Friedman, die ook af en toe op de opiniepagina’s van deze krant opduikt. ‘De ene is de VS, de ander is kredietbeoordelaar Moody’s. De VS vernietigen landen door bommen te laten vallen, Moody’s door obligaties af te waarderen. En … geloof me, het is niet duidelijk wie machtiger is.’

De Amerikaanse kredietbeoordelaars of ratingbureaus – behalve Moody’s ook Standard & Poor’s en Fitch – hebben het lot van landen in handen. Zij bepalen of een land qua kredietwaardigheid solide is (‘investment grade’) of riskant (‘speculative grade’, ook wel junk genoemd). Het is een salomonsoordeel, maar de gevolgen zijn enorm. Een kleine afwaardering van investment naar speculative grade (lager dan Baa bij Moody’s of BBB bij Standard & Poor’s) betekent dat pensioenfondsen en andere beleggers die obligaties moeten verkopen, omdat ze er volgens de regels niet te veel van mogen aanhouden.

Een land dat al wegzakt in het financiële moeras, zoals Mexico toen Friedman het schreef in 1996, Griekenland in 2010 en Turkije nu, wordt met een grote schoen nog verder onder geduwd. Het land wordt uitgeleverd aan de hedgefondsen oftewel aasgieren – de meesters van het speculatieve beleggen – die ermee mogen sollen.

Toen de ratingagency’s tijdens de crisis van 2007 de rommelhypotheken van Amerikaanse banken de hoogste graad van kredietwaardigheid gaven, werd er geroepen dat ze zouden moeten worden ontmanteld als zondebok van de kredietcrisis. ‘Een corrupt systeem’, zei Nobelprijswinnaar Paul Krugman.

Nadat de kredietbeoordelaars in 2010 hadden besloten Griekse obligaties af te waarderen – en daarna ook die van de andere ‘knoflook­­­landen’ – stond Europa op zijn achterste benen. De Duitse bondskanselier Merkel, de Franse president Sarkozy en voorzitter Barroso van de Europese Commissie riepen in koor dat er een eigen Europese kredietbeoordelaar moest komen. Hun financiering zou anders moeten worden geregeld en ze zouden kritischer moeten worden gevolgd.

Nu downgraden ze Turkije – een opkomende economie met een autocratische president die de finan­ciële normen van westerse economen aan zijn laars lapt – en is niemand boos. Westerse leiders wrijven zich in de handen over deze bondgenoten. Misschien laten ze ­Erdogan struikelen – regime change, zoals dat heet.

Duidelijk is dat Turkije de toegang tot de internationale finan­ciële markt op deze wijze onmogelijk wordt gemaakt. De lira keldert, de economie krimpt, de werkloosheid stijgt en de politieke stabiliteit wordt ondermijnd. De aasgieren hoeven de Egeïsche Zee maar over te vliegen om zich aan een volgend hapje tegoed te doen.

In Syrië hielpen de bommen de VS niet om ook Assad ten val te brengen, misschien lukt het Moody’s wel in Turkije met Erdogan. Dan heeft Friedman duidelijkheid.