© Jeroen Hanselaer

COLUMN. “Ouderwets? Bullshit, leve gesponsorde fuck you’s in hout gesneden”

Schrijver Jeroen Olyslaegers, winnaar van de Fintro Literatuurprijs, kijkt wekelijks met een saterblik naar zijn thuisstad Antwerpen.

Een grijs bebaarde maat van mij heeft zicht op ’t Stad. Ge moogt gerust zijn: vanop een dakterras in de buurt van de Koepoortstraat zijt ge het allergrootst. Met een glas in de hand ligt de stad 360 graden aan uw voeten. Geen selfie kan daartegenop. Hier toont het stadsleven zich breed en weids in alle discrete stilte, herwinnen de kerken die boven alles uittorenen plots wat van hun vroegere macht.

Afgelopen zomer hebben we daar geklonken en gelachen. Ik realiseerde me dat een mens zo wat intiemer wordt met de geschiedenis en dus ook met de daar bijna tastbare en tegelijk immense Schelde, die rivier die zoveel welvaart heeft gebracht en nu onzichtbaar is geworden.

Het werd wat ijl in mijn hoofd. Ik zag de stad als een samenspel van grote volumes die allemaal nog een geschiedenis verborgen hielden die alleen kon worden losgepeuterd mits ik een jaar of wat op dat dakterras in een tentje zou doorbrengen tot de reuzen van steen mij genoeg zouden vertrouwen. Het vooruitzicht terug te keren naar de begane grond maakte me ineens heel benauwd. Dat kan ook aan de witte wijn hebben gelegen; soms krijg ik daar het zuur van en wat faalangst op trappen.

Diezelfde maat gaf me maanden later een boek als verjaardagscadeau. ‘Iets met alleen prentjes in, echt iets voor u’, zei hij op een pesttoon, louter geschikt voor echte vrienden. In een antiquariaat gekocht: Antwerpen in zoveel houtsnedenvan Frans Masereel. Ik moet toegeven dat ik deze kunstenaar vooral heb geassocieerd met reproducties op bruin papier, treurig ingekaderd en hangend aan een muur die een lik verf behoeft. Nu blader ik in zijn werk en prevel: “Wauw.”

Masereel heeft in Parijs, Berlijn en aardig nog wat steden veel tijd doorgebracht. Wikipedia: geboren in Blankenberge in 1889 en na een rijk gevuld leven gestorven in 1972 in Avignon. Dit boek kwam uit in 1968, maar de houtgravures voelen aan alsof hij de jaren dertig voor ogen had.

Buigen voor de Heilige Maagd

De eerste pagina’s staan vol met oceaanboten en hijskranen, daarna snellen eindeloos veel wagens voorbij, heerst er overal een ontzagwekkende drukte, behalve dan in de kathedraal waar slechts een handvol mensen buigen voor de Heilige Maagd in een woud van lege stoelen. Achteraan staat vermeld dat twee financiële instellingen deze uitgave hebben ‘mogelijk gemaakt’. Dat doet me glimlachen, gezien er een prent in staat waar twee vrouwen hun bedelende hand opsteken in de schaduw van de Nationale Bank. Ouderwets? Bullshit, leve gesponsorde fuck you’s in hout gesneden.

Masereel wordt overal omschreven als een kritische mens, maar tegelijk was deze wereldburger overduidelijk zot van al dat bewegen en gaf hij al die dynamiek onontkoombaar meesterlijk weer. “Ik ga erover schrijven in CittA”, had ik tegen mijn maat gezegd, terwijl iedereen rond ons aan het kussen, dansen en feesten sloeg.

En nu zie ik Masereel op dat dakterras van mijn maat schetsen maken en intussen ouderwets mompelen: zie die wijndrinkers daar zitten met hun telefoons en grote gebaren, ze koesteren hun eigen leventje, maar eenmaal beneden in de straten vormen ze samen vooral veel anoniem volk. Hét Volk! Wie schrijft daar nu nog over? Alleen nostalgisch volk dat hoofdletters en uitroeptekens gebruikt om ontzag uit te drukken! Hier hoort een ‘smiley’ achter, maar dan als een houtgravure… Masereel leeft, vertel het niet verder, o lezer, het is een geheim.