Direct naar artikelinhoud
Column

Een groot politicus vreest of ondergaat het lot niet

Joachim Pohlmann.Beeld Bob Van Mol

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

Theodore ‘Teddy’ Roosevelt is een van die Amerikaanse presidenten die op ons continent eerder obscuur lijkt. Als hij al enige bekendheid geniet, is het omdat hij zijn naam aan de teddybeer gaf of omdat hij een verre neef was van die andere en bij ons befaamdere president Roosevelt.

Toch prijkt zijn naam steevast hoog op lijstjes van 'de beste Amerikaanse presidenten aller tijden' en werd zijn beeltenis vereeuwigd op Mount Rushmore. En al ligt zijn presidentschap ondertussen meer dan 100 jaar achter ons, de waardering ervan bij het Amerikaanse publiek overstijgt zelfs die van historici.

Imago

Zoiets is alleen mogelijk als de mythe groter is dan de man, en dat was bij Teddy Roosevelt al bij leven het geval. Een cynicus zou zeggen dat hij zorgvuldig een publiek imago sculpteerde dat beantwoordde aan de verwachtingen van de Amerikaanse kiezer. En wellicht was dat deels zo.

Maar bij Roosevelt sneed het dieper. Hij belichaamde het Amerikaanse zelfbeeld. Hij werd president bij het ontluiken van de 20ste eeuw, toen het Wilde Westen getemd was en de transitie van een agrarische samenleving naar een industriële grootmacht werd afgerond. De VS werden gezapig en burgerlijk.

De tijd van de verovering van het onbekende was voorbij en de naweeën van de burgeroorlog waren stilaan verwerkt. De Amerikaan werd een sedentair wezen die zich moest zien in te passen in de gereguleerde systeemlogica van het fordisme en het bureaubaantje. Weg was de cowboy.

Roosevelt herinnerde de Amerikanen aan iets dat ze eigenlijk niet meer waren

Roosevelt was allesbehalve een brave kantoorklerk. Hij herinnerde de Amerikanen aan iets dat ze eigenlijk niet meer waren: mannen en vrouwen die de handen uit de mouwen staken en oplossingen zochten voor problemen in plaats van er eindeloos over te palaveren.

Voor hem betekende leven in de eerste plaats het stellen van daden. Actie was de motor van het bestaan. Een zeer nietzscheaanse opvatting, ook al valt het te betwijfelen of de intellectuele veelvraat die Roosevelt was Nietzsche ooit gelezen heeft.

De existentiële opvatting trok Roosevelt door in de politiek. Onbekwame politici menen dat politiek gelijkstaat met het bekleden van een functie. Roosevelt had daar enkel minachting voor. Een politicus creëert zijn functie door het stellen van daden en de consequenties daarvan te aanvaarden.

Geen diplomatieke oplossing

Op het einde van de 19de eeuw was Roosevelt onderminister van de marine, ondergeschikt aan een man die in zijn ogen enkel bezig was met de formalistische politiek van procedures, wetten en ambtelijke nota’s.

Toen in Havana een Amerikaans schip ontplofte, zag Roosevelt daarin de gedroomde kans om de Spanjaarden uit Cuba te verjagen. Zijn baas wilde echter een escalatie vermijden en zocht naar een diplomatieke oplossing, tegen het oordeel en de zin van Roosevelt in.

Zonder iemand te consulteren, liet Roosevelt de Spaanse vloot in Manilla bombarderen, waarna de VS niet anders konden dan Spanje de oorlog verklaren. Elk ander politicus zou gearresteerd worden voor verraad of ontslagen worden, hij ging in het leger in om deel te nemen aan de oorlog die hij zelf begonnen was.

Die Spaans-Amerikaanse oorlog draaide uiteindelijk goed uit voor de VS: Cuba, Puerto Rico, Guam en de Filipijnen kwamen in de Amerikaanse invloedssfeer. Het betekende voor Roosevelt de vrijkaart naar het presidentschap. Het had evengoed het einde van zijn carrière kunnen zijn.

Een groot politicus vreest of ondergaat het lot niet. Die weet dat het onvermijdelijke vroeg of laat zal toeslaan en maakt gebruik van de gelegenheid.