© Joren De Weerdt

Sleehonden trainen op Kempense zandgrond

Of we voor Citta een reportage mochten maken over zijn sledehonden? Guy Marinus (48) uit Poederlee, drievoudig Europees kampioen en tweevoudig wereldkampioen op de middellange afstand, hoorde het in Stockholm donderen toen we hem in augustus onze vraag stelden. Dat een musher, zoals een sledehondenracer heet, pas kan beginnen trainen als de temperaturen onder de vijftien graden zakken, weten we nu pas. “Voor mij is het zelfs nú nog te warm”, zegt Guy, als we hem om acht uur ’s morgens bij vijf graden Celcius volgen tijdens een training.

Kristin Matthyssen

Howling Pack’s Base Camp, staat er op een bordje bij de houten hut die Guy Marinus eigenhandig in Zweedse chaletstijl bouwde in de bossen van Poederlee. Boven aan de punt wappert een lichtblauwe vlag met geel kruis. Het hout aan de buitenkant is op z’n Pippi Langkous’ falurood geschilderd, de typisch Zweedse kleur van het platteland. Er zit op zijn Zweeds ook meer isolatie in verwerkt dan in een gemiddelde Vlaamse chalet. Iets na ons gesprek zal Guy, die in Hemiksem geboren is maar al een tijd geleden naar de Kempen verkaste, alweer vertrekken naar Scandinavië. Daar verblijft hij tot eind maart om er aan wedstrijden deel te nemen. Zijn twaalf Alaskan huskies reizen mee in een grote aanhangwagen. Ook vriendin Ingrid Groen reist tussen haar werk door over en weer, om Guy te assisteren als doghandler op de wedstrijden.

© Joren De Weerdt

Ingrid werkt met probleemhonden in het dagelijks leven, maar de Alaskan huskies van Guy hebben geen probleemkarakters. “Integendeel, ze zijn gefokt voor het sledehondenracen. Een Alaskan husky wil maar twee dingen: trekken en rennen”, zegt Ingrid. “Volgens mij rennen ze zelfs nog als je ze een poot afhakt. In de roedel zijn er geen issues. Die honden leven lekker in het ‘nu’. Ik ga ook mee naar Zweden, maar niet zo lang als Guy. Elke wedstrijdmusher moet een doghandler hebben. Ik help mee aan de startlijn, zet de spullen klaar en leg hooibedjes voor de honden gereed op de rustplaatsen. Dat hooi moeten we ook weer opruimen, want het wordt gerecupereerd als paardenvoer. Ik volg Guy mee met de wagen van checkpoint naar checkpoint. Het was best spannend, de eerste keer met die aanhangwagen over een bevroren meer rijden.”

Min veertig graden

Guy Marinus leeft voor zijn honden. Het begon allemaal met een Alaskan malamute. De man waar Guy zijn hond kocht, deed aan sledehondenracen. “Ik boekte mijn successen op middellange afstanden. Dat zijn wedstrijden tussen de 45 en 60 kilometer. Om een nieuwe uitdaging te vinden, wil ik me nu toeleggen op de lange afstanden. De Amundsen Race in Zweden is 300 kilometer lang. Het is een meerdaagse wedstrijd. Je kan het vergelijken met de Ronde van Frankrijk, met als groot verschil dat de renners van de Ronde van Frankrijk in comfortabele hotels slapen, terwijl wij ’s nachts vier tot zes uur ergens op de koude vloer van een zaaltje liggen of in een jeugdherberg. Vorig jaar vroor het bijna min veertig graden toen ik finishte in de Amundsen Race. Vooral je vingers en voeten doen dan pijn van de kou. Het vertrek en de aankomst van de Amundsen Race zijn op een groot bevroren meer. De ­Beaver Trap Trail in Zweden is ongeveer 350 kilometer lang. De Iditarod Trail Sled Dog Race in Alaska in de Verenigde Staten is 1.700 kilometer. Om u een idee te geven hoe snel die honden lopen: het record van de Iditarod Trail staat op negen dagen. Zelf kan ik daar niet aan deelnemen. Met mijn twaalf honden naar Alaska reizen en er deelnemen zou al 60.000 euro kosten. In België is het ondoenbaar om als musher grote sponsors aan te trekken. Ik krijg alleen mijn hondenvoer met korting in Nederland, that’s it.”

© Joren De Weerdt

Of er iets te verdienen valt in de lange afstandsraces? “Als je de Femund in Noorwegen wint, krijg je een houten huis, om daar dan ergens te bouwen. Maar je moet het niet voor het geld doen, het kost alleen maar. In de zomer werk ik keihard in de bouw om in de winter te kunnen racen.”

Van Alaskan malamutes, is Guy Marinus intussen overgeschakeld op Alaskan huskies. Allemaal eigen kweek. Zijn twaalf wedstrijdhonden zijn nakomelingen van huskyteef, Daido (14), die samen met haar zus ook nog bij Howling Pack’s rondloopt. “In een Alaskan husky zitten andere rassen mee ingekweekt. Zelfs jachthond, om nog snellere honden met een nog groter uithoudingsvermogen te krijgen. En in mijn roedel is ook border-colliebloed ingekweekt, dat zie je aan de kleur. Gewone Siberische huskies zijn iets minder snel, hebben iets minder uithoudingsvermogen en zijn minder gehoorzaam dan deze Alaskan huskies. Onze honden functioneren het best onder het vriespunt. Ze zijn heel sociaal.”

© Joren De Weerdt

In 2010 werd Marinus wereldkampioen op de middellange afstand. Hij weet dat hij nu mogelijk een moeilijk seizoen tegemoet gaat omdat hij geen reservehond heeft. “Ik heb er twaalf die kunnen racen. Als er één geblesseerd geraakt, mag ik met tien honden ook starten, maar je begrijpt dat ik dan geen resultaten kan halen. Het zijn allemaal halfbroers en zussen van elkaar. Een sledehond kan wel vrij lang wedstrijden lopen. Op de leeftijd van 7 tot 8 jaar zijn ze op de top van hun kunnen. Ongeveer de helft van mijn span zit nu aan die leeftijd. Daarom hebben we dit jaar opnieuw een nest gefokt, om opvolging te krijgen. Ik ben naar Noorwegen gereden om daar mijn teef te laten dekken. Half september zijn de vijf pups geboren. Volgende winter kunnen ze al meetrainen. De oudere honden blijven altijd hier. Ik doe er geen enkele weg. Als niet-musher, kan je geen Alaskan husky kopen. Zo’n hond is ook niet geschikt als gezelschapshond. Die dieren willen rennen, pas dan zijn ze gelukkig.”

© Joren De Weerdt

Howling Pack’s of Huilende Meute is de naam van Guy’s team. Maar zijn honden huilen amper. “Gewone huskies huilen meer, een Alaskan husky maakt weinig geluid”, zegt Ingrid.

Omdat er geen sneeuw ligt in Poederlee, trekken de honden straks de quad van 300 kilo. Die staat in vrije stand, dus zonder motor aan. Bij het inspannen wordt met een vaste rangorde gewerkt. “De teven staan vooraan”, legt Guy uit. “Zij moeten nadenken en geven de snelheid aan. De middelste zijn de meelopers. Die heb je ook nodig. En achteraan staan de reuen, dat zijn de werkers. Elke hond is even belangrijk, want tijdens langeafstandswedstrijden wisselen wij de honden soms van positie. Kophonden geraken er soms mentaal onderdoor, omdat ze zich te lang moeten focussen op de wedstrijd. Ook de meelopers moeten goed zijn, want je slede gaat maar zo rap als de snelheid van je traagste hond, snap je.”

14 kilometer per uur

Tijdens de wedstrijden, worden honden gecheckt door veeartsen. “Maar wij hebben zelden geblesseerde dieren. Dit ras is gebouwd voor meerdaagse wedstrijden. Ik straf hen door ze thuis te laten.”

© Joren De Weerdt

Het inspannen is gebeurd. De honden beginnen meteen nerveus te graven met hun voorpoten. Ze kunnen niet meer wachten. Guy vertrekt in een rotvaart. Dat is alleen in het begin. “Eigenlijk is het mijn doel als langeafstandsracer om mijn honden in een gigantische snelle draf te laten rennen, dus niet in galop. Ik mik op een gemiddelde van 14 kilometer per uur. Over de korte afstanden zit je meer met sprinters. Die gaan 30 kilometer per uur.”

© Joren De Weerdt

© Joren De Weerdt

In 2010 werd Marinus wereldkampioen op de middellange afstand. Hij weet dat hij nu mogelijk een moeilijk seizoen tegemoet gaat omdat hij geen reservehond heeft. “Ik heb er twaalf die kunnen racen. Als er één geblesseerd geraakt, mag ik met tien honden ook starten, maar je begrijpt dat ik dan geen resultaten kan halen. Het zijn allemaal halfbroers en zussen van elkaar. Een sledehond kan wel vrij lang wedstrijden lopen. Op de leeftijd van 7 tot 8 jaar zijn ze op de top van hun kunnen. Ongeveer de helft van mijn span zit nu aan die leeftijd. Daarom hebben we dit jaar opnieuw een nest gefokt, om opvolging te krijgen. Ik ben naar Noorwegen gereden om daar mijn teef te laten dekken. Half september zijn de vijf pups geboren. Volgende winter kunnen ze al meetrainen. De oudere honden blijven altijd hier. Ik doe er geen enkele weg. Als niet-musher, kan je geen Alaskan husky kopen. Zo’n hond is ook niet geschikt als gezelschapshond. Die dieren willen rennen, pas dan zijn ze gelukkig.”

Howling Pack’s of Huilende Meute is de naam van Guy’s team. Maar zijn honden huilen amper. “Gewone huskies huilen meer, een Alaskan husky maakt weinig geluid”, zegt Ingrid.

Omdat er geen sneeuw ligt in Poederlee, trekken de honden straks de quad van 300 kilo. Die staat in vrije stand, dus zonder motor aan. Bij het inspannen wordt met een vaste rangorde gewerkt. “De teven staan vooraan”, legt Guy uit. “Zij moeten nadenken en geven de snelheid aan. De middelste zijn de meelopers. Die heb je ook nodig. En achteraan staan de reuen, dat zijn de werkers. Elke hond is even belangrijk, want tijdens langeafstandswedstrijden wisselen wij de honden soms van positie. Kophonden geraken er soms mentaal onderdoor, omdat ze zich te lang moeten focussen op de wedstrijd. Ook de meelopers moeten goed zijn, want je slede gaat maar zo rap als de snelheid van je traagste hond, snap je.”

14 kilometer per uur

Tijdens de wedstrijden, worden honden gecheckt door veeartsen. “Maar wij hebben zelden geblesseerde dieren. Dit ras is gebouwd voor meerdaagse wedstrijden. Ik straf hen door ze thuis te laten.”

Het inspannen is gebeurd. De honden beginnen meteen nerveus te graven met hun voorpoten. Ze kunnen niet meer wachten. Guy vertrekt in een rotvaart. Dat is alleen in het begin. “Eigenlijk is het mijn doel als langeafstandsracer om mijn honden in een gigantische snelle draf te laten rennen, dus niet in galop. Ik mik op een gemiddelde van 14 kilometer per uur. Over de korte afstanden zit je meer met sprinters. Die gaan 30 kilometer per uur.”

We stappen bij Ingrid in de wagen om Guy te volgen. Ze groeide op in Zambia en woonde ook in Luxemburg, maar eigenlijk is ze Nederlandse. “In Nederland ben ik niet zo graag. De Kempen doen me meer aan Zambia en Luxemburg denken dan Rotterdam. We wonen hier ideaal. Guy kan direct beginnen te trainen als we de poort opendoen. De meeste mushers – zelfs in Duitsland – moeten nog dertig kilometer met hun honden in een trailer rijden vooraleer ze geschikt trainingsgebied vinden. De brede zandwegen hier in Poederlee en Lille zijn ideaal. En in de zomer zoeken onze honden verkoeling in de schaduw van de Kempense naaldbomen, net zoals in Zweden.”

Zavel

We rijden door de Kempense zavel. “Zand zoals in Zambia”, lacht Ingrid. Aan een bocht wachten we Guy op. De tongen van de honden hangen al wat langer uit de muilen dan daarstraks bij het vertrek. Ze gaan direct liggen als Guy stopt. “Dat doen ze niet omdat ze moe zijn, maar omdat ze dat zo gewend zijn van in wedstrijden. Als we stoppen, kunnen ze rusten en recupereren. Die honden zitten heel functioneel in elkaar.” Omdat de paden stabiel liggen en de honden al wat gekalmeerd zijn, mogen we van Guy mee achterop de quad. “Ook wel omdat ik meer gewicht wil, zodat ze minder hard gaan rennen. Ze mogen zichzelf niet voorbijlopen, ik train nu gemiddeld elke dag een half uur om aan hun uithouding te werken.”

De commando’s klinken luid in het stille bos. ‘Gee’ betekent rechts afdraaien, ‘haw’ links afdraaien en bij ‘line out’ moet de voorste hond in rechte lijn gaan staan. Je hebt ook nog ‘trail’ om in te halen. Er komen bijna verkeersregels bij kijken. Het valt me op dat elke hond individueel nog op commando’s reageert als Guy hun naam noemt. Straf.

Alle honden van Guy zijn genoemd naar Amerikaanse wagens. Er is Shelby, Cayenne en Elektra. Ook Hummer, Marshall, Viper, Bugatti en Panda rennen mee. Zelfs de pups zijn naar auto’s genoemd: Chevy, Harley, Hurricane, Infiniti en Cobra. Durango, die in het midden van het span loopt, is een ‘specialleke’. Hij is blind. “Als hij niet ingespannen is, botst hij tegen de dingen aan, maar in het span volgt hij de rest. In de bochten merk je soms wel dat hij tegen zijn maatje plakt, om hem te voelen. Hij rent eigenlijk met een blindegeleidehond naast hem. Durango heeft nooit anders geweten. Hij zag nog een klein beetje bij zijn geboorte. Maar intussen is hij helemaal blind in een oog, dat zie je ook aan de rode kern, en zijn zicht in zijn ander oog is ook miniem. Maar hij is gelukkig.”

Het valt op dat de honden door elke plas rennen. Ze houden precies van een slijkbad. “Dat doen ze om af te koelen”, legt Guy uit. “Ja, zelfs als het maar vijf graden Celcius is.”

Ik kruip weer terug in de warme auto bij Ingrid als onze fotograaf achterop de quad mag plaatsnemen. “Wij zijn zo verbonden met die dieren”, zegt ze. “In Afrika had mijn familie een lodge. Ik heb de Sahara gekend bij plus veertig graden, en nu vergezel ik Guy naar Zweden bij min veertig graden. Toch doen Zambia en Zweden aan elkaar denken. En in onze honden, herken ik de wilde dieren van Afrika. Sinds ik in Zweden ben geweest, heb ik hier in de Kempen minder last van de kou. Het is daar heel droge koude. Je kan er geen sneeuwpop maken, het is allemaal poeder. Elke druppel bevriest meteen. Je moet erop voorbereid zijn. De accu’s van de auto’s geraken sneller plat, je gsm bevriest. Voor de honden is het vooral belangrijk dat ze genoeg vocht binnenkrijgen. Tijdens een wedstrijd krijgen ze twee keer per dag vlees met heet water. De vleesrestjes van de vorige keer worden verwerkt in een soort bouillon of soep. Onderweg geeft Guy ze ook nog snackworsten met een hoog vetgehalte.”

Na een half uur trainen, wordt de meute thuis uitgespannen. De pups zijn blij dat hun mama weer thuis is. “Ze zijn op 7 september geboren, maar we zien nu toch al verschillen in hun karakters”, zegt Ingrid. “Hurricane is bijvoorbeeld dominanter en energieker dan Harley.”

Binnen bij een kop koffie toont Guy de rode sokjes die zijn honden dragen tijdens de meerdaagse sneeuwraces. “Booties noemen we dat, tegen de kloven. Het helpt heel goed.” De kat Everdeen, de enige die niet naar een auto is genoemd, trekt zich niks aan van de twintig huskies buiten. Ingrids jachthond is de enige hond die binnen in de chalet mag. Everdeen blijft ook wijselijk binnen. Dat het wel mooi moet zijn om in het noorderlicht te racen met twaalf honden voor je slee, merkt onze fotograaf op. “Het noorderlicht zie ik geregeld, maar ook de Scandinavische sterrenhemel is fantastisch. Het is er meestal heel stil, alleen de honden hoor je. Vorig jaar was er een stuk nieuw parcours opgenomen in de Amundsen Race. Door de sneeuw was alles rondom mij wit, maar ik hoorde een constant geluid: ‘djoef-djoef’, heel raar en luid. Bleek dat ik eigenlijk door een groot windmolenpark aan het racen was, maar door al die sneeuw rondom mij zag ik het niet eens.”

© Joren De Weerdt

“Komt ook wel omdat je vermoeid was”, denkt Ingrid. Dat zij elkaar als koppel precies wel gevonden hebben, zeggen we. Ingrid knikt. “Honden leven lekker in het moment. Rennen. Niet achteruit kijken. Guy en ik leven ook graag in het ‘nu’”, zegt ze. Later willen ze naar Zweden emigreren. Tot dan vormt de ‘Puiyelse’ toendra een prima second best.

Dit artikel komt uit CittA
LEES MEER IN CITTA KEMPEN