Direct naar artikelinhoud
Festivalitis

Arcade Fire op Pukkelpop: een geil pingpongspel, in hun mooiste ondergoed

Arcade Fire op Pukkelpop: een geil pingpongspel, in hun mooiste ondergoed
Beeld Stefaan Temmerman

Een zelfzeker viooltje, trotse toetsen, een keytar zelfs, en dan de stem van Win Butler. Een halve minuut ver in het concert van Arcade Fire, en ik wist weer hoe je euforie spelt. Everything now! De energie. De gelukzaligheid. De terloopse seks. Everything now! Iedereen voor de Main Stage wist: hier wordt geen geschiedenis geschreven, wel toekomst. Everything now!

Het was de intentieverklaring van een groep die in bloedserieuze lust for life kwam dealen. Dat anderhalf uur Arcade Fire had iets luxueus, iets decadents – een tulpglaasje rode wijn dat voortdurend werd bijgevuld door galante obers. De onthutsende elegantie van ‘Neighborhood #3 (Power Out)’, de romige schoonheid van ‘Rococo’, de poëtische kladbloknotitie ‘Sprawl II (Mountains Beyond Mountains)’: Butler en z’n klas ontvoerden je naar alpenweides waar het picknickdeken voor je klaar lag.

Een podium waar Arcade Fire op staat is een bijenkorf waar werkster en koningin blij ronddarrend van rol wisselen. Je weet dat Butler de frontman is, maar daar handelt hij niet naar: bij Arcade Fire klinkt de tamboerijn even cruciaal als de stem. Er kleeft ook iets tijdloos aan dat groepje van glorie en geluk, iets dat de modes en nukkigheidjes van de geschiedenis overstijgt. Van de discobeat in ‘Put Your Money on Me’ bijvoorbeeld kon je je probleemloos voorstellen dat je ouders er ooit op gedanst hebben, en je grootouders óók. De duizenden voor de Main Stage werden overvallen door een kristalheldere geilheid, iets dat twijfelde tussen ontroering en zin in seks – kortademig geluk.

Bij Arcade Fire klinkt de tamboerijn even cruciaal als de stem

‘The Suburbs’, ‘Reflektor’, afsluiter ‘Creature Comfort’: Arcade Fire speelde een geil pingpongspel, in hun mooiste ondergoed. Ergens onderweg maakte ik me volgende bedenking: als ik mijn dochtertje van drie iets wil tonen dat geheimzinnig schittert, als ik haar wil leren hoe levensveranderend muziek kan zijn, als ik haar wil vertellen hoe je aan opwinding, troost en intiem geluk komt zonder door de dokter voorgeschreven pillen, dan moet ik haar Arcade Fire oplepelen.

In de encores deed ‘Everything Now’ een overtuigend herexamen, om dan gloedvol over te lopen in ‘Wake Up’ – een tintelende liefdesbrief waarin alle letters op de juiste plaats tuimelden. Daarvoor had Butler uiteraard al hulde gebracht aan Aretha Franklin: ‘She was the actual greatest. Everyone else is just a shadow.’ Dat zijn mooie, gestileerde woorden, maar het knapperigste eerbetoon kreeg Arcade Fire niet uitgesproken – dat dééd het gewoon, daar op die Main Stage van Pukkelpop, door muziek te maken die de ochtend en de avond verenigt, de euforie en de melancholie, de schoonheid en de troost. Geluk is een spier die je traint met muziek.

Er kleeft ook iets tijdloos aan dat groepje van glorie en geluk, iets dat de modes en nukkigheidjes van de geschiedenis overstijgt