Direct naar artikelinhoud
Opinieblog

Solidariteit komt pensioengerechtigde duur te staan

Het borrelt in pensioenland: het heeft tien jaar onderhandelen gekost, maar een pensioenakkoord is nu eindelijk in zicht. Pensioendeskundige Laurens Roodbol ziet de misstanden met lede ogen aan. Zijn vrouw, verpleegster, draagt al jaren premie af voor anderen, maar nu zij aan de beurt is? Ho, maar. Hij pleit voor ‘intergenerationele solidariteit’. 

Leden van verschillende vakbonden verlaten na 66 minuten vroegtijdig het debat over pensioenonderwerpen in de Tweede Kamer.Beeld Freek van den Bergh

Mijn vrouw gaat dit jaar met pensioen. Ze werkt als verpleegster en heeft verplicht pensioen opgebouwd bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Het pensioen dat ze gaat ontvangen valt nogal tegen. In het verleden heeft zij in totaal 14.366 euro aan premie betaalt. Ze krijgt nu aan bruto ouderdomspensioen 1.063 euro per jaar.

Ik ben eens aan het rekenen geslagen – dat was mijn beroep – en wat blijkt: de ingelegde premies hebben over circa 38 jaar een gemiddeld rendement opgeleverd van slechts 1 procent per jaar. Daarbij heb ik rekening gehouden met het partnerpensioen.

Mijn vrouw is teleurgesteld, en terecht. Dat geldt niet alleen voor haar, maar ook voor heel veel andere verpleegsters die dit jaar met pensioen gaan. Op haar vraag hoe dit kan, is het antwoord eenvoudig. Zij heeft veel bijgedragen aan het pensioen van anderen. Veel solidariteitsheffing dus.

In vroegere jaren moest je premie betalen over je hele salaris (ongeveer 24 procent) en kreeg je pensioen over het salarisdeel boven de AOW-franchise. Dat is voor deelnemers met een laag salaris onevenredig duur. Haar solidariteitsbijdrage is opgegaan aan het pensioen van anderen, zoals VUT-regelingen en ‘backserviceverplichtingen’. Voor alle duidelijkheid, dit is geen woekerpolis, maar gelegaliseerde solidariteitsheffing.

Onsolidaire jongeren

Tegen deze achtergrond volg ik de huidige discussie over een nieuw pensioenstelsel. De huidige generatie jongeren wil niet meer solidair zijn met de generatie ouderen. Intergenerationele solidariteit wordt als niet meer wenselijk beschouwd. Dat vertaalt zich in het niet willen indexeren en zelfs mogelijk korten van opgebouwde pensioenen.

De toezichthouder op de pensioenfondsen, de Nederlandsche Bank (DNB), helpt jongeren daarbij door ervoor te zorgen dat indexatie afhankelijk is van de dekkingsgraad. Er moet gerekend worden met de huidige historisch lage rente. Die rente wordt ook gehanteerd als de verwachte toekomstige rente, simpelweg omdat we niets beter hebben. Die rente is al jaren laag, maar pensioenfondsen hebben een horizon van decennia, denk zeventig à tachtig jaar. Het is uiterst twijfelachtig om te veronderstellen dat die rente zo lang zo laag zal blijven.

Als verpleegsters die nu met pensioen gaan – na decennialange solidariteit – vragen of anderen een keertje solidair met hen willen zijn, schijnt dat niet meer wenselijk te zijn. Dit geldt ook voor andere beroepsgroepen. Hen slechts een fatsoenlijke indexatie van jaarlijks 1 à 2 procent te gunnen, is al te veel. En dat terwijl zij jarenlang procenten rendement hebben ingeleverd.

Op zo’n manier houd je een teer vaasje niet heel. Het is begrijpelijk dat solidariteit minder gewenst is, maar het is onrechtvaardig als dit zo abrupt wordt weggenomen. Een fatsoenlijk nieuw pensioenstelsel moet rekening houden met een geleidelijke afbouw van deze intergenerationele solidariteit.

Laurens Roodbol is actuaris en oud-bestuurslid van het Koninklijk Actuarieel Genootschap.