Olivier Van Raemdonck, woordvoerder van Jan Jambon: “Wij co-creëren de waarheid”

© Inge Kinnet

Minister een hondenstiel? Elke top­politicus heeft in elk geval nog een waakhond: de woordvoerder. Dag en nacht ­bereikbaar. Blaffend naar de pers als de baas daarom vraagt, pispaal als het fout loopt, en doorgeefluik van vooral slecht nieuws. Als het tijd is om te scoren, duikt immers de politicus in de schijnwerpers en gaat de woordvoerder aan de kant. ­Politiek redacteur Hannes Cattebeke ging met vier van hen op gesprek. In deze eerste aflevering: Olivier Van Raemdonck, woordvoerder van Jan Jambon.

Hannes Cattebeke

Het kabinet van vicepremier Jan Jambon (N-VA) mag dan al een van de gewichtigste zijn van het land, woordvoerder Olivier Van Raemdonck (45) runt de communicatie ervan zo goed als op zijn eentje. In persberichten gelooft hij niet. Hij belt de journalisten liever op. “Ik leuter wat af op een week.” Liegen hoort daar niet bij. “Maar we leven in een perceptiewereld. Als een journalist mij belt, moet ik zorgen dat wat hij gaat schrijven, zo dicht mogelijk aanleunt bij mijn belang.”

Al op zijn 15de sprong Olivier Van Raemdonck om zes uur ’s ochtends uit zijn bed om vóór school een uurtje radio te maken op de lokale radiozender Land van Waas. “Stipt om 8.23 uur zette ik een laatste, lange plaat op. Die bleef net lang genoeg draaien tot om 8.30 uur het volgende programma van start ging.” Tegen die tijd moest de jonge Van Raemdonck op de speelplaats staan van het college in Sint-Niklaas. “Als ik spurtte, was ik in zes minuten op school.”

Voor de muziek deed Van Raemdonck het niet. “Radio en journalistiek vond ik ongelofelijk fascinerend. Van voetbal ken ik niets. Maar op zondagmiddag zat ik wel live commentaar te geven op de tribune van tweedeklasser Sint-Niklaas.” (schatert)

Na zijn communicatiestudies aan de KU Leuven kon hij aan de slag bij Kanaal 3, de regionale zender die nog maar twee dagen voordien was gelanceerd. Drie jaar later trok hij naar VTM. “Ze waren net begonnen met ochtendtelevisie. Ik was een van de presentatoren. Dat heeft negen maanden bestaan.”

© Inge Kinnet

U heeft dat vakkundig naar de vaantjes geholpen?

“Voilà. (lacht) We hadden ongeveer 200.000 kijkers, maar qua advertenties bleek dat te weinig. Zo erg vond ik het niet, want het was verdomd vroeg opstaan. Daarna heb ik mij op de herstructurering van de nieuwsdienst gegooid. Het was het begin van de multimedia. Computers deden hun intrede op de redactie, journalisten begonnen zelf te monteren. Wij hebben ook de breaking news-sms opgestart.”

Samen met uw kompaan Jan Smekens maakte u ook een strategisch plan over hoe de nieuwsdienst er moest uitzien. Dat was meteen ook jullie einde bij VTM.

“Klopt. Jan en ik waren Sturm und Drang. De ­directie wilde ons strategisch plan wel volgen, maar voor ons ging het niet snel genoeg. Dus zijn we het afgetrapt, maar ik ben wel als freelancer voor VTM blijven werken.”

Wanneer bent u in de politiek terechtgekomen?

“Pas bij het begin van deze legislatuur. N-VA was op zoek naar een woordvoerder voor Jan Jambon. Voor VTM had ik vaak samengewerkt met Pol Van Den Driessche, die daar toen politiek hoofdredacteur was. Hij heeft mij aangesproken. Maar ik kende Jambon niet. En hij mij zeker niet.”

U komt niet uit een Vlaamsgezinde familie. Had u ook bij een andere partij aan de slag kunnen gaan?

“Waarschijnlijk wel. Ik heb wel een centrumrechts profiel, dus voor pakweg SP.A zou dat moeilijk geweest zijn. Vandaag kan ik het mij niet meer voorstellen nog voor een andere partij te werken. Maar ook bij N-VA is het toch gaandeweg moeten komen.”

Heeft u geen last met de partijcommunicatie, die nogal rigide is?

“Dat wordt gezegd, maar ik vind het vooral een heel professioneel geleide partij. En ik ben de woordvoerder van Jambon. Die is voor een deel partijman, maar ook vicepremier en minister van Binnenlandse ­Zaken.”

U zit hier heel alleen in uw groot bureau. Waar is de rest van uw communicatiecel?

“Ik heb nog een assistente. Maar dat is alles.”

Hoe speelt u dat klaar?

“Jan Jambon houdt zich alleen bezig met dingen die inhoudelijk en belangrijk zijn. Bij de ochtendkoffie kan hij mij in veertig seconden de essentie geven. En hij vertrouwt zijn mensen. Dus ik kan mij organiseren zoals ik wil.”

U bent voortdurend aan de telefoon. Wie verstuurt dan de persberichten en houdt de sociale media in de gaten?

“Persberichten doen we hier heel zelden. Jambon vraagt er nauwelijks naar en ik geloof er niet in. Ik communiceer liever één op één met journalisten.”

Dat kan natuurlijk ook alleen omdat de media Jambon zelf ­opzoeken, vanwege zijn bevoegdheden en zijn positie.

“Dat is waar. Bij mij jeukt het wel om hem elke dag in de media te brengen. Maar er moet al een geweldig goede reden zijn voor hij naar een tv-studio trekt.”

Heeft zijn mediaschuwheid ook te maken met de uitschuivers die hij al maakte?

“Hij beschouwt journalisten niet als kwaadaardige wezens die uit zijn op zijn val. Maar hij is beducht voor de perverse neveneffecten. Hij weet dat niet­bedoelde uitspraken een enorme storm kunnen ­veroorzaken.”

© Inge Kinnet

“Een significant deel van de moslims danste bij de aanslagen.” Was dat een ‘niet-bedoelde uitspraak’?

“Hij zou dat opnieuw zeggen. Er zijn geradicaliseerde moslims die heulen met ISIS. Het is een kleine minderheid, maar wel significant. Dat wil zeggen: betekenisvol; iets waar je als beleidsmaker rekening mee moet houden. Het is zoals met de bobcampagnes. Zit een meerderheid dronken achter het stuur? Nee. Maar de kleine minderheid die het doet, is wel ­gevaarlijk. En dus significant.”

Begin dit jaar bekritiseerde hij advocaat Sven Mary, omdat die op basis van procedurefouten de vrijspraak vroeg voor Salah Abdeslam. Moet een vicepremier niet de scheiding der machten respecteren?

“De scheiding der machten zou geschonden zijn als wij iets beslist hadden. Maar wij hebben op geen enkele manier een ­invloed gehad op de rechtsgang. Als mens vindt hij dat een advocaat geen procedurefouten moet inroepen om een terrorist te verdedigen.”

Uw werk valt nooit stil. Verdient u genoeg?

“Waarschijnlijk niet, maar mijn verantwoordelijkheid is ook beperkt.”

Vraag dat maar aan de verbindingsofficier die door uw minister met de vinger werd gewezen in het dossier-El Bakraoui.

“Dat is juist. (lacht) Schrijf maar op: Ik verdien veel te weinig. Nee, ik zou dit tot aan mijn pensioen kunnen doen. Terreurniveau 4, dat was slopend. Maar als je graag leeft op adrenaline, moet je niet klagen.”

Heeft u een gezin of hobby’s?

“Nee. Dat niet. Voor iemand met een gezinsleven zal deze job niet altijd evident zijn.”

Is liegen als woordvoerder soms verantwoord?

(denkt heel lang na) “Dat vind ik een moeilijke. Nee. Ik moet elke dag vragen beantwoorden over onderwerpen die gevoelig liggen. Maar ik denk niet dat ik al gelogen heb. We leven natuurlijk in een perceptiewereld. Wij co-creëren de waarheid. Als jij mij belt, dan moet ik zorgen dat wat jij gaat schrijven zo dicht mogelijk aanleunt bij mijn belang. Maar ik weet dat jij ook je agenda hebt: een primeur scoren, of een artikel met een mooie titel erop. Die afwegingen maken het nogal oppervlakkig, vooral in de audiovisuele media.”

Zo oppervlakkig dat de essentie van wat de regering doet niet in de media verschijnt?

“Jawel. Maar de media, als vierde macht, zouden de politici veel meer moeten aanspreken op wat ze nalaten te doen, veeleer dan op het onderlinge gekibbel.”

Dus we moeten kritischer zijn?

“Véél kritischer. Pas op, ik bedoel het niet als een verwijt, want jullie maken wel een zeer goede afspiegeling van de politiek. Maar het politieke ecosysteem heeft zich afgestemd op het ecosysteem van de media. De politicus is gaan leven naar de gazet. Ik ben blij dat mijn minister daar zo weinig mogelijk aan meedoet. Want er wordt wat afgespind in dit wereldje. En dan heb ik het niet alleen over dossiers uw kant laten uitdraaien, maar over het soort caramboles waarbij dingen gelekt worden, in de veronderstelling dat ­iemand anders er dan op zal reageren, waarop het dan in de media kan komen.”

Voortaan schrijven we dus niet meer over de ruzie tussen N-VA en CD&V, maar wel over het tekort aan politiemensen waar nog altijd niets aan gedaan is?

“Nee, want dat laatste klopt niet. Ik ben er echt van overtuigd dat wij op Veiligheid en Binnenlandse ­Zaken zeer goed werk hebben verricht.”

Misschien moet u daarover eens een persbericht versturen?

“Ja! Zal ik doen.” (grinnikt)

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer