‘Opeens waren ze er, twee cliniclowns.’
Een van onze dochters, ik noem haar voor nu even Roos, heeft een vervelende chronische ziekte. De afgelopen maanden zijn intensief voor haar en ons gezin geweest. Zeker, vooral voor haar: Ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Infusen, medicijnen, wachten in wachtkamers en dealen met onzekerheid. Om nog maar te zwijgen over de lichamelijke ongemakken. Wat wordt je wereld (letterlijk) klein in zo’n ziekenhuis! Je zou er depressief van worden. Maar Godzijdank is ze het niet geworden. Wat was en wat is ze dapper. We worden geholpen. ‘Door God’, hoor ik u zeggen. Zeker. Maar misschien nog iets concreter: door zijn beelddragers: cliniclowns.
Laat mij het u uitleggen.
Opeens, toen alle boekjes wel gelezen waren en ze voor de zoveelste keer haar favoriete spelletje op de iPad had gedaan, ze verzuchtte dat het toch wel heel naar was aan het infuus en de dagen erg lang duurden in het ziekenhuiskamertje, waren ze daar opeens … Zomaar vanuit het niets: twee cliniclowns. Precies op het juiste moment. Heel rare cliniclowns die, zonder gêne, bijna een halfuur lang alleen en speciaal voor Roos alles uit de kast trokken om haar te laten lachen. Dat deden ze door op de kop te gaan staan, nepscheetjes te laten, rond te draaien en tegen het ziekenhuisbed aan te twerken. Roos kwam niet meer bij. Zo blij als een kind! Ik ook, maar ik liet dat niet te veel merken. Ik had namelijk het idee dat ze af en toe ook in mijn richting dreigden te twerken. Gelukkig bleek dat toch niet het geval te zijn. Het blijven clowns, hè. De angst ervoor was groter dan de werkelijke dreiging. Maar dat terzijde. Terug naar Roos. De blijdschap die ik zag bij haar in dat halfuurtje is met geen pen te beschrijven. U had erbij moeten zijn. Die rare snuiters waren voor Roos even geen cliniclowns, maar engelen. Precies op het juiste moment waren ze er. Ineens ook, zonder aankondiging. Om haar te beschermen tegen somberheid, tegen de muren die op haar afkwamen. Om haar af te leiden van de pijn van de naalden en haar te helpen de tijd door te komen. Zo plotseling als ze er waren, zo plotseling vertrokken ze ook weer. Naar een volgend kamertje. En naar nog een. En naar nog een. En naar nog een. Om ieder patiëntje op de kinderafdeling een gelukzalig gevoel te geven. Want dat is het gevoel dat achterbleef, bij Roos en bij papa. Tot op de dag van vandaag lachen we om dat ene halve uurtje. We ervoeren iets van het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. Liefde, vrede en blijdschap. Ik had het er pas over met een theoloog. Hij zei: ‘Er is geen Koninkrijk zonder de Koning.’ (Let u vooral op de hoofdletters.) Geen idee of de cliniclowns onderdanen zijn van de Koning. Dat is ook helemaal niet aan mij.
Wat Roos en mij betreft: wandelende sporen van het Koninkrijk, die clowns!