Direct naar artikelinhoud
Column

Wie half­naakt op de foto gaat, is niet vanzelfsprekend een object

Wie half­naakt op de foto gaat, is niet vanzelfsprekend een object
Beeld Bob Van Mol

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze in Zeno over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet.

Oefening één. Een man kruist ons pad. Wij flaneren, hij staart ons eerst aan en sist tussen zijn tanden. Ik weet niet goed of hij aanstoot neemt aan mijn decolleté of mijn korte rechter­arm. Starende passanten roepen bij mij wel vaker die verwarring op. En ik bij hen. Mijn mede­flaneur is ervan overtuigd dat het zijn extravagante roze outfit is die een reactie uitlokt. We voelen ons beiden door dezelfde blik gereduceerd tot een wandelend pars pro toto. Objectificatie is niet per se seksueel, maar verschillende objectiverende blikken voelen vergelijkbaar. Object zijn lijkt verbonden met bekeken worden, en dan beoordeeld.

Iemand vertelt me dat ik mezelf nodeloos objectiveer door uitdagend te dansen met weinig kleren aan

Oefening twee. Het kring­gesprek gaat vlot. De groep meisjes heeft van alles te zeggen over seksualiteit. ‘Wat is de relatie met je lichaam?’ is de volgende vraag die ze willen bespreken. “Er zijn zoveel dingen aan mezelf die ik niet mooi vind”, getuigt er eentje. “Elke vrouw heeft wel last van hoe ze eruitziet”, weet een ander. Stuk voor stuk beginnen ze over schoonheids­idealen, terwijl dat eigenlijk de vraag niet is. Er gebeurt een gelijk­stelling tussen lijf zijn en objectivering, terwijl je op zoveel manieren lijf kunt zijn. Onderzoek toont aan dat wanneer vrouwen hun eigen lichaam vooral ervaren door de ogen van een ander, zichzelf als object zien, hen dat niet helpt om contact met hun lijf te leggen. Of om spetterende seks te hebben. Lang niet al het vrouwelijk verlangen is narcistisch.

Oefening drie. Iemand vertelt me dat ik mezelf nodeloos objectiveer door uitdagend te dansen met weinig kleren aan. Er bestaat nogal wat begrips­verwarring rond objectificatie. Wie half­naakt op de foto gaat, is niet vanzelfsprekend een object. Filosofe Martha Nussbaum identificeerde enkele voorwaarden: een persoon dient als instrument voor andermans doel­einden, heeft geen autonomie, geen agency, is inwisselbaar, heeft geen lichamelijke grenzen, is het bezit van iemand anders, en er moet geen rekening gehouden worden met zijn of haar gevoelens. Sommige van Nussbaums voorwaarden zijn nooit leuk, maar andere – denk aan autonomie verliezen of grenzen poreus maken – kunnen wel eens lekker zijn.

Er zijn eindeloos veel omstandigheden waarin je object kunt worden

Oefening vier. Ik wil in bed soms graag behandeld worden als een kloppende kut, en niets meer dan dat. Niet weten waar mijn lichaam eindigt en dat van een ander begint. De laatste man die ongevraagd in mijn kruis greep daarentegen, kreeg een uppercut. Objectificatie is een container­term. Er zijn eindeloos veel omstandigheden waarin je object kunt worden. Dat je dat soms kunt appreciëren, verandert er niets aan dat je zeggenschap wilt over hoe en door wie je geobjectiveerd wordt.

Oefening vijf. Ik schrijf een column. Mijn inbox vult zich met berichten die melden dat ik een sexy vrouw ben. Of een ontzettend lelijke. Ik vraag me naïef af of ik ooit evenveel mails over de inhoud zal krijgen. Objectificatie heeft nog steeds niet dezelfde impact op mannen als op vrouwen. In onderzoek lees ik dat we David Beckham het ene moment perfect als een geile homp vlees kunnen zien, om hem daarna weer als een meer­lagig persoon te ervaren. Bij vrouwen ligt dat moeilijker: eenmaal object geworden, spreekt alleen het lichaam nog. Wie mij wel eens wil objectiveren, krijgt dus de volgende voorwaarde: elk woord dat uit mijn pen vloeit even serieus blijven nemen.