Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenMoederdag

Vrouwen over hun moederdagverdriet: ‘Er valt gewoon niet aan te ontsnappen’

Vrouwen over hun moederdagverdriet: ‘Er valt gewoon niet aan te ontsnappen’
Beeld rv

Veel moeder krijgen zondag knutselwerkjes of ontbijt op bed, maar in sommige gezinnen is Moederdag een beladen dag. ‘Ben ik nog wel mama, nu niemand me meer zo noemt?’

en

‘Als plusouder ben je onzichtbaar’

Actrice Mareille Labohm (41) is plusmoeder van een tienjarige jongen. Over de onzicht­bare evenwichtsoefening van stiefouders maakte ze de voorstelling PLUS.

‘Toen ik mijn pluszoon vertelde dat ik een interview zou geven over Moederdag, viel hij uit de lucht: had hij dan ook iets voor mij moeten knutselen? Voor mij hoeft dat niet, persoonlijk hecht ik daar niet zoveel waarde aan. Maar het is wel een dag waarop nogmaals duidelijk is hoezeer plusouders in de schaduw staan.

“Ik ben al acht jaar in het leven van mijn pluszoon en ik denk veel na over mijn rol in ons gezin. Als plusouder vervul ik op een bepaalde manier ook het moederschap, zonder dat ik in de weg wil staan van zijn biologische moeder. Soms zorg ik voor hem alsof hij mijn eigen kind is, soms zet ik een stap terug en schik ik mij naar de beslissingen van zijn vader en moeder. Ik noem dat een dans, dat constante bewegen tussen die twee posities. Bovendien: het is al niet makkelijk om met twee een kind op te voeden, laat staan met drie of vier. Hoeveel ruimte mag je dan zelf innemen, hoever mag je gaan? Elk nieuw samengesteld gezin heeft zijn eigen geschiedenis, maar uit mijn gesprekken met andere plusouders weet ik dat dat voortdurende schipperen een universele ervaring is.

Mareille Labohm: 'Als plusouder vervul ik op een bepaalde manier ook het moederschap, zonder dat ik in de weg wil staan van zijn biologische moeder.'Beeld Wouter Van Vooren

“Je moet als plusouder een manier zoeken om daar zo stevig mogelijk in te staan, zodat je kunt meebewegen zonder dat je van de ene hoek naar de andere geslingerd wordt. Hoe je dat aanpakt, is heel persoonlijk. Ik heb op een bepaald moment beslist om uit de whatsappgroep met biologische ouders van onze zoon te stappen omdat het me allemaal wat te dichtbij kwam, maar ik heb een vriendin die het juist heel belangrijk vindt om in die groep te zitten, want wat als de anderen afspraken ­maken waar zij het niet mee eens is?

“Is het plusouderschap ondankbaar? Ik zou het eerder onzichtbaar noemen. We zetten ons superhard in voor ons gezin, maar daar is weinig aandacht voor. We staan doorgaans in de schaduw van de biologische ouders, ook juridisch of op ons werk. Het biologische kerngezin geldt nog steeds als het ideaal terwijl een samengesteld gezin als een tweederangsgezin aanvoelt. Dat oordeel is nog niet helemaal weg. Onterecht, vind ik natuurlijk: wij ervaren ook veel vreugde en liefde, terwijl er vast genoeg ongelukkige biologische gezinnen zijn. Ik geef zelf les en als ik een brief uitstuur, dan is dat altijd aan ‘de ouders en/of de verzorgers’. Ik weet immers toch niet bij wie dat kind die dag is?

“De school van mijn pluszoon organiseerde ooit een infoavond voor plusouders, wat ik natuurlijk helemaal zag zitten, maar helaas is die afgezegd wegens gebrek aan belangstelling. Dat vind ik moeilijk te geloven. Ik denk dat er vooral veel schroom is om daar open over te praten, omdat het ook over andere mensen gaat, met name de kinderen en hun andere ouder. Maar ik krijg veel goede reacties op mijn voorstelling, de behoefte om het over die superzware rol te hebben en ervaringen te delen bestaat zeker wel.”

Meer info over de voorstelling PLUS op mareillelabohm.com

‘Mijn zus kreeg kussen, ik kreeg kletsen’

Elle Dolores Heirman (44) werd als kind verstoten door haar moeder.

‘Mijn papa wilde heel graag kinderen, maar ik denk dat mijn mama – ik vind het moeilijk om dat woord uit te spreken – daar niet klaar voor was. Maar ja, in die tijd werd van vrouwen simpelweg verwacht dat ze moeder werden. Tijdens de bevalling liep het helemaal mis: de navelstreng zat rond mijn nek gedraaid en de artsen liepen na de geboorte meteen met me weg. Door het zuurstoftekort bleek mijn darm geperforeerd, ik had een operatie nodig en kreeg een stoma.

“Ik denk dat mijn moeder me toen verstoten heeft: ze kreeg niet de kans om me even te zien of aan te raken en er werd haar botweg meegedeeld dat het onduidelijk was of ik hersenschade had opgelopen. Ik heb mijn eerste levensjaar vooral in het ziekenhuis doorgebracht. In die tijd was er geen psychologische hulp voorhanden en volgens mijn vader heeft de angst haar volledig geblokkeerd. Hij heeft me in leven gehouden: hij stond ’s nachts op om me te voeden, hij maakte mijn stoma schoon.

Elle Dolores Heirman: 'Ik had nachtmerries over het fysieke geweld, over het geroep en getier, over die keer dat mijn moeder met een mes achter mij aanliep.'Beeld Wouter Van Vooren

“Ik heb mij door haar altijd ongeliefd gevoeld. Je hebt dat snel door, als kind. Toen ik 3 was is mijn zus geboren, na een heel vlotte bevalling. Voor mijn moeder was dat een heel andere beleving, ze vond mijn zus een fantastisch kind. Mijn zus kreeg kussen en knuffels, ik kreeg kletsen in mijn gezicht, en dan druk ik me nog zacht uit. En wat doe je dan, als kind? Je zoekt een manier om te overleven. Ik was een stil, teruggetrokken kind dat altijd op haar slaapkamer zat en niet met volwassenen praatte omdat mijn moeder me duidelijk maakte dat niemand mij zou geloven. Mijn vader, met wie ik wel een heel hechte band had, zat in die tijd vaak in het buitenland voor zijn werk. Hij wist natuurlijk wel dat mijn moeder en ik niet overeenkwamen, maar ik heb hem pas veel later verteld wat er thuis gebeurde, toen niemand keek.

“Toen ik een jaar of 16 was, liep ik regelmatig thuis weg. Uiteindelijk ben ik bij het JAC (Jongeren Advies Centrum, red.) beland, zij hebben me naar een pleeggezin gestuurd. Dat was zo’n verademing. Bij mijn pleegmoeder vond ik eindelijk rust en kalmte. Ik kook nog steeds zoals zij het me geleerd heeft. Mijn relatie met vrouwen is lang heel ingewikkeld geweest, maar toen zag ik voor het eerst dat vrouwen ook lief en zacht kunnen zijn.

“Dat zwijgen heb ik decennialang volgehouden. Ook als volwassen vrouw praatte ik niet over mijn moeder, maar ik werd wel geplaagd door hevige nachtmerries waar ik niet vanaf raakte: ik droomde over het fysieke geweld, over het geroep en getier, over die keer dat ze met een mes achter mij aanliep. Uiteindelijk – ik was al een eind in de 30 – ben ik beginnen te schrijven: scène per scène heb ik die nachtmerries van me afgeschreven.

“Ik heb altijd geweten dat ik zelf kinderen wilde. Je kunt dat niet uitleggen, dat verlangen, en ik wist op z’n minst hoe het niet moest. Toen bleek dat het bij ons niet zou lukken, was dat een ramp. We hebben alles geprobeerd, ook adoptie, maar dat is ook misgelopen. Inmiddels ben ik 44 en probeer ik daar een positieve draai aan te geven, want ik wil niet bitter worden: ik doe wat ik wil, ik heb een goed leven in Frankrijk opgebouwd.

“Maar Moederdag, tja, dat is en blijft een rotdag. Als je jong bent, doe je daar wat cynisch over, alsof het je niet echt raakt, maar nu durf ik toegeven dat die dag pijn doet. En het is niet alleen de dag zelf – dan mijd ik sociale media en ga ik met de honden wandelen – maar ook de weken daarvoor: je kunt de radio geen vijf minuten aanzetten of je hoort reclame voor Moederdagcadeaus. Er valt gewoon niet aan te ontsnappen.

“Op mijn dertigste heb ik alle contact met mijn moeder verbroken. Ze bleef gemeen en dat maakte me ongelukkig. Ze was niet welkom op mijn huwelijk, ik ben niet naar haar begrafenis gegaan. Ik heb nooit met haar kunnen praten over onze relatie, maar na haar dood heb ik er wel een boek over geschreven, Duivelskind. Dat heeft veel losgemaakt.

“Ik ben wat zachter geworden naar haar toe – ik kan nu zien dat zij als jonge vrouw plots allerlei problemen voor de voeten geworpen kreeg – en ik heb veel reacties gekregen van mensen die mijn verhaal herkennen.

“Dat vind ik belangrijk: ik heb vroeger ook veel gehad aan biografieën van vrouwen die het thuis moeilijk hadden. Dat gaf me het gevoel dat ik niet gek was, of alleen. In het dorp waar ik nu woon heb ik me omringd met oudere vrouwen. Ik zou hen geen surrogaatmoeders noemen, maar ik vind het wel fijn om zachte, oudere dames rond mij te hebben.”

‘Mijn verdriet zit in een doosje dat ik gesloten houd’

Senaatsvoorzitter Stephanie D’Hose (42) weet al bijna twintig jaar dat ze geen kinderen kan krijgen.

Stephanie D'Hose: 'Plots was ik een dertiger, kregen al mijn vriendinnen kinderen en begon het bij mij ook te kriebelen: hoe zou dat zijn, moeder worden?'Beeld Wouter Van Vooren

“Ik ben hartpatiënte en een zwangerschap zou voor mijn lichaam te belastend zijn. Toen ik daarachter kwam, was ik een jonge twintiger en stond ik niet zo stil bij wat dat betekende: ik had een carrière waar ik me helemaal op stortte, ik ontmoette een man die acht jaar jonger was, kinderen waren geen thema. Maar plots was ik een dertiger, kregen al mijn vriendinnen kinderen en begon het bij mij ook te kriebelen: hoe zou dat zijn, moeder worden?

“Ik herinner me nog heel goed het definitieve gesprek met mijn vriend, op zo’n ligstoel tijdens een vakantie in Tenerife: oké, we laten het zo. Zijn we zeker? Ja, we zijn zeker. Natuurlijk hadden we alle opties onderzocht: of het me fysiek misschien toch zou lukken, en of draagmoederschap een mogelijkheid was? Ik wilde dat heel graag, maar er is in ons land geen wettelijk kader. Als politica kan ik dat eigenlijk niet maken en je hoort ook zoveel horrorverhalen over ouders die hun kind toch niet krijgen. Ik heb gevochten voor zo’n kader, dat ligt nu op tafel, maar ik merk dat andere politieke partijen daar wat lacherig over doen. Is dat echt nodig? Ja, dat is nodig.

“Dat ik ongewenst kinderloos ben, voelt aan als een gemis, maar het is een gemis waar ik meestal mee kan omgaan. Misschien omdat ik altijd geweten heb dat het niet zou lukken, misschien omdat ik het ook wat heb weggeduwd. Mijn verdriet zit in een doosje dat ik liever gesloten houd. Maar natuurlijk is het soms lastig. Vorig weekend was ik voor de kiescampagne op een meiboomplanting: daar liepen veel kinderen rond en dan heb ik goesting om die eens goed vast te pakken. Dan pikt het wel even, zeker als ik een kindje met donker haar zie, want stel je voor... Ik denk ook dat ik een goede moeder zou zijn geweest. Ik weet ook precies wanneer dat doosje wel open zal gaan: ik heb geen broers of zussen en ben heel close met mijn ouders. De dag dat zij sterven, ga ik mij heel alleen voelen en dat gaat verschrikkelijk zijn, dat weet ik nu al.

“Het moederschap is als een club: je hoort erbij, of niet. Als ik afspreek met mijn vriendinnen en ze nemen allemaal hun kinderen mee, dan voel ik me een buitenstaander, ook al bedoelen ze dat niet zo. Soms ga ik niet mee, ik heb niet altijd zin om af te spreken in een speeltuin, daar heb ik niets aan. Het is geen toeval dat mijn beste vrienden een homokoppel is waar ik graag mee op reis ga. Adults only, ja. (lacht)

“Het is ook al eens gebeurd, tijdens een debat over het onderwijs, dat een politicus me voor de voeten wierp dat ik geen kinderen heb, dus wat weet ik over onderwijs? Ik heb ook al gehoord, van een vriendin, dat ik tenminste tijd heb om me ’s ochtends te schminken, want ik moet geen boterhammen smeren en kinderen aankleden. Die eerste opmerking was slecht bedoeld, die tweede niet. En toch denk ik dan ‘komaan, dat was niet nodig’. We zien moederschap als een bepalende identiteit, een van de eerste dingen die later op je doodsbrief staan: moeder van... Wat zal er op de mijne staan?

“Daarom vertel ik mijn verhaal: als samenleving zien we mama, papa en twee kinderen nog steeds als de norm, terwijl dat toch al lang achterhaald is? Er zijn zoveel alleenstaanden, gezinnen met twee vaders of twee moeders of koppels zonder kinderen. En toch blijven mensen op het kerstfeest vragen ‘of er volgend jaar een kindje komt’. Dat is pijnlijk. Ze geven daarmee aan dat je niet voldoet aan die norm, terwijl dat niet voor iedereen evident of wenselijk is en de buitenwereld daar eigenlijk geen zaken mee heeft.

“Op Moederdag blijf ik, net zoals een eerste schooldag, weg van sociale media. Ik heb één geluk: mijn moeder verjaart die dag, dus ik ben daarmee bezig. En sinds anderhalf jaar ben ik voogd van een Afghaanse minderjarige jongen die hier asiel heeft gekregen. Daarin vind ik veel zingeving. Want ouderschap, dat is zorgen, ­iemand helpen groot worden, je normen en waarden doorgeven. Dat voor hem kunnen doen, geeft veel mij heel veel vreugde en rust, waardoor pleegzorg nu ook een optie is geworden. Maar het vraagt tijd om daar goed over na te denken en we zitten met een praktisch probleem: ons appartement is totaal niet voorzien op een kind.” (lacht)

‘Ook als ik me amuseer, blijft er een stoel leeg’

Yaren Lenie (15) was 7 jaar toen haar moeder stierf na een hartstilstand.

“Ik mis mama iedere dag, maar de sleutelmomenten wegen het zwaarst. De eerste keer naar school fietsen, de eerste examens: die momenten had ik graag met haar gedeeld. Ook verjaardagen zijn moeilijk. Zelfs als ik me rot amuseer, blijft er een stoel leeg.

“Moederdag is nog zo’n moment. Die jaarlijkse knutselwerkjes in de lagere school vond ik lastig. Als mijn klasgenoten hun knutselwerkje aan hun moeder gaven, zette ik het mijne bij haar urne. Dat was heel confronterend.

“Verdriet verzacht, maar soms overvalt het je op een onverwacht moment. Vorige week ben ik aan mijn kaak geopereerd. Toen ik wakker werd en mijn gsm aanzette, verscheen er een reclamebericht om bloemen te bestellen voor Moederdag. Dat kwam hard binnen, allicht omdat ik me erg kwetsbaar voelde.

Yaren Lenie: 'Verdriet gaat nooit weg. Je groeit errond. Vandaag kijk ik uit naar de toekomst, ook al weet ik dat er nog veel moeilijke momenten zullen komen.'Beeld ID/ Kris Van Exel

“Ik was 7 jaar toen mijn moeder stierf. We waren net verhuisd naar Mariaburg. Mijn broer en ik hadden elk een eigen kamer. We hadden een tuin en waren heel gelukkig.

“Op de derde dag voelde mama zich niet lekker. Toen we ’s avonds tv aan het kijken waren, vroeg ze om te gaan slapen. Ik sliep bij haar in bed, want ik vond het nieuwe huis nog een ­beetje eng.

“Ik werd plots wakker van een raar snurkje. Het klonk als iets tussen snurken en naar adem happen. Ik probeerde mama wakker te maken, maar dat lukte niet. Ze bewoog niet meer. Als 7-jarige was ik er zeker van dat ze dood was. Want ‘dood’ was in mijn beleving iemand die je niet wakker krijgt.

“Ik raakte in paniek. Toch ben ik nog even terug gaan liggen. Ik kon maar niet geloven dat dit echt was. Daarna probeerde ik mijn klein broertje wakker te maken, maar die viel weer in slaap.

“Ik weet niet hoelang het heeft geduurd, maar in mijn hoofd was het een eeuwigheid. Uiteindelijk ben ik naar de buren gelopen. Er brandde nog licht. Ik heb toen op het raam geklopt. ‘Mama is dood’, zei ik. De buurvrouw heeft me opgetild. Haar man is gaan kijken en heeft de hulpdiensten verwittigd. Plots stond de straat vol zwaailichten.

“Mama heeft nog twee weken in coma gelegen. Op school zeiden mijn vriendinnen dat ik haar gered had. Die periode in het ziekenhuis is als een soort waas.

“In mijn herinnering is er nooit echt uitgesproken dat ze dood zou gaan. Ik voelde wel dat het slecht ging, maar toch was er die hoop op een mirakel. Op een dag stond ik op de speelplaats in de rij toen de directeur eraan kwam met mijn kleine broertje. In de refter zaten moeke en bompa, de ouders van mama. Zij vertelden dat de dokters de machines hadden uitgezet.

“Toen ben ik in elkaar gezakt. Moeke en bompa zijn dan onze pleegouders geworden. Met mijn papa heb ik een goede band, maar we zien elkaar minder vaak. Mijn ouders waren al gescheiden toen ik nog heel klein was. Papa zag ik alleen op zondag en dat is zo gebleven.

“De band met moeke en bompa is zalig. Tijdens hun rouwproces kregen ze er twee kleine kinderen bij. Grootouders die ouders worden: het was niet evident, maar we zijn wel een goed team. Ik heb een grenzeloos respect voor hen.

“De eerste jaren heb ik me tussen mijn leeftijdsgenoten vaak eenzaam gevoeld. De meisjes met wie ik altijd bevriend was vonden me te gevoelig. Ik was ook snel emotioneel, en door de ruzies nog meer. Er leek een muur tussen ons te zijn ontstaan.

“Ik heb toen contact gezocht met Missing You, een vzw die zich inzet voor kinderen en jongeren die iemand verloren hebben. Daar voelde ik me voor het eerst begrepen.

“Ik heb er ook geleerd dat verdriet nooit weggaat. Je groeit errond. Vandaag kijk ik uit naar de toekomst, ook al weet ik dat er nog veel moeilijke momenten zullen komen.”

www.missingyou.be

‘Ik heb nog altijd nachtmerries over hoe Sophie gestorven is’

Annemie Strauven verloor veertien jaar geleden haar enige dochter Sophie in een auto-ongeluk.

“Ben ik nog wel mama, nu niemand me meer zo noemt? Die gedachte spookt soms door mijn hoofd. Maar ook na het overlijden van Sophie voel ik me met haar verbonden.

“Veertien jaar geleden, op 22 april 2010, stortte onze wereld in. Ik was thuis met een vriendin toen de politie aanbelde. Sophie had een auto-ongeluk gehad in Sharm-el-Sheikh, waar ze net gestart was met een job als reis­begeleidster. Ze was dood. Meer details hadden ze op dat moment niet.

“De volgende ochtend zijn mijn man en ik naar Egypte gevlogen. Medewerkers van Jet Air vertelden ons dat Sophie met haar collega ­Sarah en met een tolk onderweg was naar de grens om papieren in orde te brengen. Sophie zat aan het stuur. Dat vond ik verschrikkelijk, omdat ze daardoor ongewild ook verantwoordelijk was voor de dood van Michael, de tolk die op de achterbank zat.

“Op hun route stond een zandruimer stil. Toen Sophie uitweek naar het ander baanvak, botsten ze frontaal op een vrachtwagen. Sophie en Michael waren op slag dood. Sarah, die op de passagierszetel zat, was gelukkig alleen lichtgewond. Een hulpverlener stelde voor om naar het wrak te gaan kijken, maar ik kon dat niet. Het was te intens. Vandaag heb ik daar spijt van. Ik heb nog altijd nachtmerries over hoe Sophie gestorven is.

Annemie Strauven: 'In ons appartement zal haar bed het onze worden, haar kasten komen in de bureauruimte. Iets weggooien van Sophie, dat kan ik niet.'Beeld Wouter Van Vooren

“Sophie vertrok na haar studies naar Egypte met de bedoeling om er acht maanden te blijven. We steunden haar volledig toen ze vertrok. Jan – haar vader – en ik hebben voor haar geboorte enkele jaren in Thailand gewoond. Met Sophie erbij hebben we altijd veel gereisd: naar Thailand, naar de Verenigde Staten, naar China. Op haar achttiende heeft ze met AFS een jaar in ­Bordeaux gewoond.

“Onze band was hecht. In maart heb ik haar naar het vliegtuig gebracht en we belden regelmatig. De avond van tevoren nog, maar door een zandstorm konden we haar nauwelijks verstaan. ‘Ik bel je morgen terug Sophieke’, zei ik. Ik zou er alles voor geven om dat telefoontje nog te mogen doen.

“We waren zo gelukkig met zijn drie. Toen ze klein was, zei Sophie weleens dat ze een broertje of zusje wilde, maar dat is er nooit van gekomen. De zus van Jan had twee dochters van dezelfde leeftijd, waardoor die vraag bij haar ook wel is weggeëbd.

“Zelf wilde Sophie heel graag mama worden. “Ik wil er minstens drie’, zei ze. Ik keek er zo naar uit om oma te worden.

“Het verlies van een kind snijdt diep. Ik ben na zes weken weer gaan werken, maar dat was heel moeilijk. De eerste jaren had ik het gevoel dat de pijn erger werd. Ik zat vast in mijn verdriet. Daarom heb ik contact gezocht met een lotgenotengroep voor ouders van een overleden kind. Het deed me inzien dat het mogelijk is om nog nog van het leven te genieten, om nog te lachen.

“Ik wilde verder en ik had beslist om een herdenking te organiseren als Sophie vijf jaar dood was. Maar ik liep weer met mijn hoofd tegen de muur. Het lukte niet. Het jaar nadien kon ik het wel. In 2016 zijn we op 22 april samengekomen in het huis van haar oma, waar nu een brasserie is, met al haar vrienden en familie. Voor mij was dat een belangrijke stap in mijn verwerking.

“Met het geld dat we kregen van de verzekeringen, en het spaargeld dat Jan en ik opzij hadden gezet voor haar toekomst, zijn we een project gaan ondersteunen in Thailand. Er is een Sophie Daems-huis opgericht voor weeskinderen waar we jaarlijks heen gaan.

“Ik praat nog altijd graag over Sophie, maar ik voel niet meer de nood om op sociale media berichten te posten op de dag dat ze gestorven is. Ik wil mensen niet dwingen om troostende woorden te schrijven.

“Eind april en begin mei is sowieso een zware periode. Ook Moederdag is een beladen dag. Het moeilijkste vind ik de gedachte dat Sophie nooit mama is kunnen worden.

“Vrienden en vriendinnen van Sophie komen soms nog op bezoek, sommigen hebben intussen zelf kinderen. Daar geniet ik enorm van. ­Iedere maandag babysit ik op de kinderen van onze nichtjes.

“De kamer van Sophie hebben we onaangeroerd gelaten. Ik ben er graag. Haar zijden sjaaltjes draag ik nog steeds, om haar dicht bij mij te voelen. Haar lievelingsplekje in huis was de vensterbank aan het raam dat uitgeeft op de tuin. Vandaag staat daar haar urne.

“Toch hebben we beslist om binnenkort te verhuizen. Het is een grote stap om het huis te verlaten waar Sophie is opgegroeid, maar voor ons breekt een nieuwe fase aan. Jan is met pensioen, ik volg binnen twee jaar. We gaan naar een appartement, maar we hebben beslist om Sophie zoveel mogelijk mee te nemen. Haar bed wordt het onze, haar kasten komen in de bureauruimte. Iets weggooien dat van Sophie was, kan ik niet.”