© Luc Daelemans

“Hey gast, niet spuwen op Johan Verminnen”

Ongeveer achtenveertig jaar staat hij op de planken, en in die tijdsspanne schreef hij zo’n vierhonderdzestig liedjes. Op zoek naar nuttige levenslessen en om te weten hoe Johan Verminnen (66) dat allemaal klaarspeelde - terwijl hij ondertussen ook nog eens afrekende met ups and downs in zijn rijk gevulde leven - trekken we naar zijn woonplaats Hansbeke. Daar treffen we een artiest aan die alweer aan zijn volgende wapenfeit aan het werken is, maar ook een mens die op een belangrijk punt in zijn leven is aanbeland. “Ik zeg niet dat ik volgend jaar ga stoppen”, zegt hij, “maar ik besef wel dat ik naar een moment aan het toegroeien ben waarop ik kan zeggen: ‘Dit was het dan’.”

Door Jo Smeets

“Ik ben altijd bezig”, aldus Verminnen, die ons ontvangt in zijn boerderijtje in Hansbeke. “Ik heb alweer vijf songs klaar voor mijn volgende plaat. Sommige mensen weten niet wat ze willen worden, maar ik wist op mijn twaalfde al dat ik mijn hele leven liedjes wilde maken. En zingen, natuurlijk. Ik denk dat ik ondertussen mag zeggen dat ik daar in geslaagd ben. Met vallen en opstaan, weliswaar, dat is ook belangrijk om te vermelden. Nadat ik in 1969 laureaat werd in ‘Ontdek De Ster’ kwamen de aanbiedingen binnen. Dus ik moest telkens toestemming vragen aan de directeur van mijn school. ‘U volgt hier een opleiding, u kunt pas gaan spelen als die voltooid is’, zei hij. Mijn antwoord: ‘Deze trein komt maar een keer langs, dus ik spring erop.’ En dat heb ik gedaan, ik heb er mijn leven van gemaakt. Met andere woorden: ik heb het leven geleid dat ik wilde leiden.”

Heb je ook offers gebracht?

“Heel veel. (denkt na) Het was een calvarietocht, met goeie en slechte momenten.”

Wat waren de dieptepunten?

“Ik had een groep met topmuzikanten als Jean Blaute, Eric Melaerts en Jean-Marie Aerts. Ik schreef die muzikanten allemaal in, iets wat andere artiesten niet deden. Tijdens een bepaald seizoen haalde ik niet het rendement dat nodig was om die mensen te kúnnen inschrijven. Toen ik hen dan toch uitbetaalde, was ik bijna failliet. Dat was een van mijn dieptepunten, maar ik ben herbegonnen met Tars Lootens aan de piano: met z’n tweeën maakten we het theaterprogramma ‘Zanger Zonder Meer’. Negentig shows! Ik was er weer bovenop. Daar heb ik uit geleerd dat er altijd licht is aan het einde van de tunnel, maar je moet het willen zien. Dieptepunten zijn voor mij dus synoniem voor herbronning. Dat is volgens mij het leven, dus blijf ik doen wat ik graag doe.”

Heb je geen nood aan rust?

“Op mijn lauweren rusten? (maakt wegwuifgebaar) Dat is hetzelfde als stilstaan, en stilstaan is achteruitgaan. Bovendien zie ik het niet zitten om met pensioen te gaan. Het grootste gedeelte van mijn actieve leven ben ik zelfstandige geweest, met als gevolg dat dat pensioen niet veel voorstelt. Ik kan er niet van leven, dus moet ik die drive blijven behouden.”

Hoef je dan nog te werken?

“Ik zou kunnen stoppen, maar dan moet ik zachtjes leven.”

Veel artiesten komen er voor uit dat ze, vooral in hun beginjaren, niet alleen uit liefde voor muziek op het podium gingen staan, maar dat het ook een makkelijke manier was om aandacht te krijgen van het andere geslacht. Was ook dat ooit een motivatie voor jou?

(snel) “Natuurlijk! Al toen ik in schoolbandjes speelde, liet ik me de aandacht van de meisjes welgevallen. Ik wilde een ster zijn, dat was de drive van de begindagen. Maar dat maakte gaandeweg plaats voor een ander soort motivatie. Niet dat de vrouwelijke aandacht er nu niet meer is, hoor. (lacht) Ik stel met veel plezier vast dat dat toch een beetje blijft, het streelt mijn ego. Na elk optreden kunnen mijn fans terecht bij het platenstandje dat sinds jaar en dag wordt uitgebaat door Jeanine, bekend van mijn liedje ‘Kom Jeanine’. Aan dat standje praat ik met de mensen die mijn muziek graag horen, ze vertellen me wat mijn muziek voor hen betekent. Het is bijzonder fijn om te horen dat ik op die manier iets kan betekenen voor anderen.”

Jouw adolescentie speelde zich af tegen het decor van mei 68. Er wordt gezegd dat er nu opnieuw een mei 68-sfeer heerst onder jongeren. Heeft dat zin, volgens jou?

“Het heeft zin voor jezelf. Maar of de resultaten later merkbaar zullen zijn in de maatschappij, is nog maar de vraag. Weet je, al die Leuvense studentenleiders van toen hebben later allemaal een mooi postje gekregen. Ze hebben van mei 68 hun carrière gemaakt. Journalist Paul Goossens, bijvoorbeeld. Anderen hebben het dan weer gemaakt in de politiek. En ze hebben niet de verandering gebracht waarvoor wij destijds op de barricaden gingen staan. Zo gaat dat, hé. De maatschappij slaagt er soms in om mensen te recupereren. Zo ben ik in het bestuur van Sabam terechtgekomen, omdat ik als voorzitter van ZaMu (tot 2006 een vereniging voor zangers en muzikanten, red.) in de oppositie zat. De helft van dat bestuur was tegen mij, wat hen niet tegenhield om te redeneren: ‘Hey, misschien moeten we die jongen maar eens inlijven.’ Aansluiting zoeken bij de tegenstem om op die manier veranderingen te kunnen doorvoeren, het is een tactiek die vaak gebruikt wordt.”

Je hebt vervolgens je zangcarrière jarenlang gecombineerd met je werk voor Sabam.

“Ik heb er jaren in het bestuur gezeten, en daarna was ik acht jaar afgevaardigd bestuurder en anderhalf jaar voorzitter. In 2016 ben ik weggegaan.”

Je klinkt alsof je blij bent dat die periode is afgesloten.

“Ik ben inderdaad blij dat het voorbij is. Omdat niemand zich kan inbeelden wat een gewicht er op je schouders rust als je die job goed wil doen. ’t Is enorm. Daar heb ik nachten slaap voor gelaten. Ik had nog een jaar te gaan voor ik afscheid moest nemen, maar ik ben dus vroeger vertrokken. Ik had enorme rugpijn en de dokter zei me: ‘Johan, ik ken jouw leven. Je staat om zes uur op, om halfzeven sta je in de file naar Brussel en ’s avonds ga je optreden. Vergis je niet: een deel van je rugproblemen heeft te maken met stress. Ik ga je niet opereren, daarvoor is het nog te vroeg. Dus de keuze is nu aan jou. Wat ga je doen?’ De consultatie was om halfacht ’s morgens, vier uur later heb ik ontslag genomen wegens medische redenen. En sindsdien heeft mijn rugprobleem zich gestabiliseerd, dus die dokter had gelijk.”

Je zegt dat er een enorme last op je schouders rustte omdat je je werk zo ernstig nam. Zeg je daarmee dat je die job in de ogen van anderen nooit helemaal goed kon doen?

“Voor de mensen die auteursrecht moeten betalen, is het allemaal te veel, ze beschouwen het als een supertaks. En degenen die het geld moeten krijgen, de artiesten, vinden het te weinig. Hoe kun je je dan populair maken? Als artiest wil je door iedereen graag gezien worden, maar dat kan blijkbaar niet als je een hoge functie hebt. Ik ben met alle drek overladen geweest. ‘Hoeveel geld zou er niet aan de vingers van Johan Verminnen blijven kleven?’, dat soort uitlatingen. Toen de sociale media populair werden, was het hek helemaal van de dam. Een werknemer van Sabam hield dat allemaal in de gaten voor mij. Ik zei hem: ‘Hou me niet voortdurend op de hoogte van al die bagger, spaar het op tot aan het eind van de maand.’ Het was mijn manier om ermee om te gaan.”

Heeft het aan je gevreten?

“Absoluut. Maar ik heb er ook veel uit geleerd: ik heb de achterkant van de film- en muziekbranche leren kennen. Laat je niets wijsmaken: ook in die wereldjes draait het allemaal om geld. Toen ik dat besefte, was dat een regelrechte ontnuchtering.”

Om even bij het onderwerp te blijven: Jean Blaute heeft de intro van ‘Brussel’, een van jouw grootste hits, bedacht. Hij vertelde dat hij daarvoor nooit credits heeft gekregen. Is dat typisch voor muzikanten: enerzijds creatief zijn, maar anderzijds een ramp als het op papierwerk aankomt?

“Dat was ooit zo, maar het is vandaag de dag absoluut niet meer het geval. Het beeld van de artiest die tot ’s middags in zijn bed ligt, is volledig achterhaald. Integendeel: tegenwoordig hebben ze in het begin van hun carrière al een advocaat.”

Aan het begin van je carrière sta je allang niet meer. Ik las dat je met het ouder worden steeds onzekerder wordt. Kan je dat eens uitleggen?

“Ik word kritischer, ook voor mezelf. Ik ben niet snel tevreden, want tevredenheid is stilstand. En dan heb ik het over de muziek die ik tegenwoordig maak, maar over mezelf als mens. (veert recht en laat één van zijn nieuwe demo’s horen) Luister, hier zing ik: ‘Ik weet niet wat ik weten moet / En wat er niet toe doet / Van wat men mij ooit onderwees / Van al wat ik nu zie en lees / En wat er overal geschiedt / Ik weet het niet.’ Zie je, dat zijn mijn twijfels, dát is mijn onzekerheid.”

Wat zou je dan willen weten?

“Wat er allemaal van aan is. Wat de waarde is van alles wat ik lees en hoor. Wat is fake news en wat is echt?”

Je noemt jezelf een gelukkig man die vaak ongelukkig is.

“Dat is inderdaad zo, ja. Trouwens, wat is geluk? Niet meer dan een beperkt tijdsmoment in je leven. En als ik ongelukkig ben, is dat omdat de dingen niet gaan zoals ik het wil. Ik ben een perfectionist, dat helpt niet echt om gelukkig te zijn.”

Word je makkelijk boos?

(gooit de handen in de lucht) “Maar jongen toch, natuurlijk! Héél boos. En ook heel blij. Ik ben een man van extreme emoties, vraag dat maar aan de mensen in mijn omgeving. Maar die zullen dan ook zeggen dat ik iemand ben die zich kan excuseren. Het kost mij moeite, maar ik kan het.”

Wat kan jou boos maken?

“De leugen, in zal zijn facetten. Kleine leugens, maar ook de leugen van de wereldpolitiek. En Trump, natuurlijk.”

Wat me opvalt in interviews en in jouw songteksten is dat je vatbaar bent voor melancholie. Neemt die, net zoals de onzekerheid, toe met de jaren?

“Ja, de melancholie wordt alleen maar groter, maar ik probeer ze het hoofd te bieden. Met veel moeite. Mijn leven is dan ook vaak een gevecht tegen de melancholie geweest, en dat is het nog steeds.”

Hoe vecht je ertegen?

“Met de Franse uitdrukking ‘Tout passe, tout casse, hélas’: Alles gaat voorbij, alles breekt, helaas. Ook in mijn leven is dat zo: niet alles is gebleven. Neem nu mijn huwelijk met Catherine (Mattelaer, red.), de moeder van mijn dochter Paulien: ook dat is niet blijven duren. Maar wat dan weer hoopgevend is, is dat sommige gevoelens wel blijvend zijn. Catherine en ik zijn al jaren uit mekaar, maar we zijn wel nog steeds getrouwd. Omdat het huwelijk voor altijd is en omdat we nog goed bevriend zijn. Op mijn volgende plaat zal een nummer staan waarin ik daar in heel eerlijke bewoordingen over zing. Ik geef je één zin: ‘Al zijn de trossen los / Toch blijft er veel verankerd.’ Zo is mijn leven: ik blijf van mensen houden, ik knip niks door, ik drijf weg... Om even in het scheepvaartjargon te blijven.” (lacht)

“Op mijn vorige plaat staat een liedje dat ‘Ouwe Maten’ heet. Het gaat over alle vrienden en collega’s die er niet meer zijn: Luc De Vos, Wim De Craene, Zjef Vanuytsel, Louis Neefs, Ann Christy… Het refrein gaat als volgt: ‘Ik ken hun liedjes uit het hoofd / Maar speel ze liefst op ouwe platen / Ik vind ze nog altijd even mooi / En noem ze stil: mijn ouwe maten.’ Dat vat mijn melancholie zo’n beetje samen. Er gaat geen week voorbij of ik moet naar een begrafenis. Het verleden dat je meedraagt, dat is mijn melancholie. Het overvalt me op de meest vreemde momenten.”

En toen je anderhalf jaar geleden grootvader werd, werkte dat de melancholie in de hand of net niet?

“Nee, dat was voor mij een bijzonder heuglijke gebeurtenis. (met een brede glimlach) Ik zie dat kind graag, Catherine ziet dat kind graag, en dat heeft er natuurlijk voor gezorgd dat we weer dichter bij mekaar gekomen zijn.”

Een fragment uit een lied van jou: ‘Pas had ik me aan haar gewend / of het werd me fataal / nu ze bijna al mijn knepen kent / gaat ze weer aan de haal.’ Gaat het altijd zo in de liefde?

“Liefde wordt in het beste geval vriendschap. De liefde zoals ze bezongen wordt in de liederen van veel Vlaamse zangers is oppervlakkiger dan de diepe liefde die uitgroeit tot vriendschap.”

De liefde zoals ze oorspronkelijk begon, kan dus niet blijven bestaan?

“Nee. Omdat je de ander beter leert kennen, met al zijn of haar gebreken. Als je dat leert aanvaarden, ontstaat er een ander soort liefde.”

En die eerste, oppervlakkige liefde, streef je daar nog naar op je zesenzestigste?

(schudt het hoofd) “Die verblinding ken ik niet meer. Wat niet wegneemt dat ik een vriendin heb, omdat ik niet geloof in alleen blijven. Maar ik hoop dat deze liefde ook uitgroeit tot iets diepers.”

Een uitspraak van jou: ‘Aan het publiek heb ik alles gegeven, maar aan vrienden en familie heb ik niet genoeg gegeven.’

“Dat is absoluut waar. Het zijn conclusies die je trekt als je ouder wordt.”

Heb je er spijt van?

“Zeker. Ik had het beter moeten doen, ik had de mensen die ik graag zie vele eenzame ontbijten kunnen besparen. (denkt na) En ik had een grotere steun moeten zijn voor mijn Paulien. Maar versta me niet verkeerd: vandaag leef ik in een uitstekende verstandhouding met haar.”

Het feit dat je op dat vlak tekortgeschoten bent, had te maken met je carrière in de muziek. Dé vraag is dan: is het dat allemaal waard geweest?

“Dat is inderdaad de grote vraag, waarop ik misschien nooit het antwoord zal kennen. Wat als? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet, is dat ik een simpeler leven had kunnen hebben. Ach, is er iemand die kan zeggen dat hij in zijn leven alles heeft gedaan wat hij had moeten doen? Wie zegt van wel, is volgens mij niet kritisch genoeg voor zichzelf.”

Wat zou je nog willen?

“Waardig ouder worden en zingen. Maar ook: op tijd stoppen. Ik heb wat dat betreft rondom mij te veel pijnlijke taferelen gezien en dat zou niet mogen. Ik durf geen Vlaamse namen te noemen, maar ik zal je een ander voorbeeld geven: Charles Aznavour. Ik ben naar een van zijn laatste concerten geweest en heb daar gehoord dat hij - hoe zal ik het zeggen - niet erg toonvast meer was. Ik had hem dan ook graag gezegd: ‘Charles, je hebt een heel mooie carrière gehad, maar dit is niet meer nodig.’”

Zou jij het weten wanneer het tijd is om te stoppen?

“Ik hoop van wel. (laat een lange stilte vallen) Ik ben steeds meer aan het toegroeien naar een moment waarop ik kan zeggen: ‘Dit was het dan.’ Op mijn plaat die volgend jaar uitkomt, zal een liedje staan dat veel verklaart, maar ik ga je vandaag nog niet alles verklappen.”

Je gaat toch niet stoppen?

“Dát heb ik niet gezegd. Maar anderzijds besef ik heel veel. Dat ik bijvoorbeeld naar dat ene punt moet toewerken waarin alles samenkomt. Als ik perfect heb kunnen verwoorden wat ik voel, heb ik mijn doel bereikt. Dat punt is in zicht, maar tegelijk voel ik ook dat ik nog tijd heb. Er is dus geen enkel excuus om die perfectie niet te bereiken.”

‘Plankenkoorts’, het nieuwe live-album van Johan Verminnen is nu verkrijgbaar.

Wie is Johan Verminnen?Is reeds 48 jaar beroepsmuzikant.Verwierf voor het eerst bekendheid toen hij in 1969 de publieksprijs won in ‘Ontdek De Ster’, een talentenjacht op de BRT.Bracht sindsdien ongeveer gemiddeld om de twee jaar een plaat uit.Zijn bekendste liedjes zijn: ‘Laat Me Nu Toch Niet Alleen’, ‘Brussel’, ‘In de Rue Des Bouchers’, ‘‘k Voel Me Goed’, ‘Mooie Dagen’ en ‘Paulien’De verwezenlijking van het muzikantenstatuut ziet hij zelf als zijn grootste prestatieWerkt aan een nieuwe plaat die volgend jaar moet uitkomen