Direct naar artikelinhoud
onderzoek homoseksuele gezinnen

Kinderen met twee moeders of vaders zijn net zo gelukkig als kinderen met heteroseksuele ouders

Kinderen met twee moeders of twee vaders groeien even gelukkig, tevreden en goed functionerend op als kinderen uit een gezin met een vader en een moeder. Of er wel of geen biologische verwantschap is, heeft geen invloed op de relatie tussen kinderen en hun ouders. Dat blijkt uit onderzoek van hoogleraar homoseksueel ouderschap Henny Bos, die vrijdag haar oratie hield aan de Universiteit van Amsterdam.

Hoogleraar Henny BosBeeld Universiteit van Amsterdam

Hoe meet je eigenlijk dat het goed gaat met kinderen?

‘We kijken naar hun welbevinden, zowel sociaal als geestelijk. Hoe tevreden zijn ze, hoe gelukkig. En hoe functioneren ze, op school, binnen het gezin. Dat doe je via observaties, door te filmen of zelf aanwezig te zijn en via vragenlijsten. Als de kinderen jong zijn, vullen de ouders die lijsten in. Als ze ouder zijn, doen ze het ook zelf.

‘Kinderen met twee moeders of twee vaders blijken niet meer angsten en depressies te hebben en ook niet meer grensovertredend gedrag te vertonen dan kinderen die geboren zijn in een vader-moedergezin. Noch als kind, noch als puber. Wel is er sprake van een begrensde acceptatie vanuit de maatschappij.’

Wat betekent dat?

‘Enerzijds heb je in Nederland als homo of lesbische vrouw veel vrijheid en juridische bescherming. Je mag trouwen, kinderen krijgen. Slechts 5 procent van de Nederlanders denkt uitgesproken negatief over homoseksualiteit en is bijvoorbeeld actief tegen het homohuwelijk. Tegelijkertijd vindt 29 procent het vies als twee mannen elkaar zoenen.

‘Deze cijfers komen uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau. Wat verder opvalt: driekwart van de mensen vindt dat homoseksuele koppels recht moeten hebben op adoptie, maar net zoveel mensen vinden dat een kind een vader en een moeder moet hebben voor een gezonde ontwikkeling.

‘De samenleving zendt ambivalente boodschappen uit. Dat zien we ook terug in onderzoek onder kinderen van homoseksuele ouders. De helft van de adolescenten in deze groep krijgt weleens vragen als: wie is nou je echte moeder? Of: mis je dan geen vader?’

Hebben de kinderen last van zulke opmerkingen?

‘Voor een kind is zijn eigen wereld de norm. Een deel van de kinderen gaat veerkrachtig om met onbegrip en vragen. Ik wil graag weten welke kinderen wel en welke niet. De rol van de ouders lijkt cruciaal. Hoe bereiden zij hun kinderen voor op opmerkingen en reacties vanuit de maatschappij. Ook de zichtbaarheid van andere vergelijkbare gezinnen helpt. Dat kinderen om zich heen zien dat er meer zijn zoals zij.’

Wat valt er nog te onderzoeken, als het goed gaat met kinderen met twee moeder of twee vaders?

‘Het onderzoeksveld is nog jong. Ik ben betrokken bij een van de langstlopende studies op dit terrein, een Amerikaanse studie waarin we kinderen van lesbische moeders volgen sinds de jaren tachtig. Deze kinderen krijgen nu zelf kinderen. Dat is het moment dat je gaat reflecteren op je eigen opvoeding. Daar kijk ik naar uit.

‘Ook bestaat er nog weinig onderzoek naar bewuste meeroudergezinnen. Die zie je in Nederland steeds meer: een homostel dat samen met een lesbisch stel een kind krijgt en gezamenlijk grootbrengt, een (lesbische) vrouw met een homostel of een lesbisch stel met een homoseksuele vriend of kennis. In het buitenland moet ik dit fenomeen trouwens vaak toelichten. Dat kennen ze niet. Dus die man is niet alleen spermadonor, vragen ze dan. Het blijkt heel Nederlands.’

Nederland is dus een voorloper?

‘Ja en nee. Het is deels uit nood geboren. Het is in Nederland heel ingewikkeld voor een homostel om op legale wijze te zoeken naar een draagmoeder of een eicel. Je mag een draagmoeder gebruiken, maar de regels zijn streng. Zo mag je geen publieke oproep doen en bemiddeling is evenmin toegestaan. Veel mannen wijken daarom uit naar het buitenland en betalen vaak veel geld voor het traject. Dat is niet goed geregeld in Nederland. Ook is het niet mogelijk om meer dan twee juridische ouders te registreren. We zijn er nog niet dus.’

Henny Bos staat niet alleen in haar bevindingen dat kinderen die met twee vaders, moeders of in een andere constructie opgroeien even gelukkig en tevreden zijn als kinderen die in een klassiek vader-moeder-gezin opgroeien. De conclusies verbazen ook andere deskundigen op het gebied van kinderwelbevinden niet, zoals Bram Orobio De Castro (hoogleraar ontwikkelingspsychologie/pedagogie, Universiteit Utrecht), Ruut Veenhoven (emeritus hoogleraar sociale factoren voor geluk, Erasmus Universiteit) en René van der Veer (hoogleraar historische pedagogiek, Universiteit Leiden). Veenhoven sluit zelfs een extra positief effect niet uit omdat ouders van hetzelfde geslacht, wegens de hogere drempel om kinderen te krijgen, bovengemiddeld bewust aan het ouderschap beginnen.