Direct naar artikelinhoud
Column

Zoals elke verslaving eist ook verontwaardiging slachtoffers

Joachim Pohlmann.Beeld Stefaan Temmerman

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

“De motor van mijn engagement is verontwaardiging.” Die stoplap heb ik talloze politici horen uitspreken. En als puber verontrustte mij dat. Mijn motor was immers nooit verontwaardiging. Mijn drijfveer is weemoed over iets dat verloren gaat en ik in bescherming moet nemen.

Nu weet ik uit ervaring dat weemoed een verraderlijke emotie is. In die overweldigende tristesse zit ook iets aangenaams. De ervaring van op een herfstige avond, terwijl de regen tegen de ramen klettert, knus onder een dekentje aan een haardvuur te zitten genieten van vergankelijkheid.

In dat genot schuilt het gevaar. Het verleidt je om te blijven hangen in de melancholie. En dan slaat die weemoed om in zwaarmoedigheid. Gebukt onder het wereldleed sleep je je door het leven. Duitsers noemen dat Weltschmerz, een zijnsstaat die mij niet vreemd is.

Zoals er mensen zijn die op alles ja zeggen, zocht ik naar redenen om verontwaardigd te zijn. En dat is een fluitje van een cent

Ik heb geleerd op te letten met weemoed, zeker in mijn denken. Want het vertroebelde mijn blik en bracht me ertoe weemoedig te zijn omwille van de weemoed. Het was een ontwenningsproces dat gepaard ging met de uitpuring en deromantisering van mijn overtuigingen.

Verontwaardiging is echter en vogue. Het bekendste politieke pamflet van de laatste tien jaar heet 'Indignez-vous!'. In Spanje is er een hele beweging die zich Indignado’s noemt. Kranten lezen tegenwoordig eerder als logboeken van gramschap en opiniemakers schreeuwen hun toorn uit.

Er nooit vies van om mee te hollen met de laatste trends, nam ik me voor om ook eens een hele dag verontwaardigd te zijn. Bij wijze van sociaal experiment. Zoals er mensen zijn die op alles ja zeggen, zocht ik naar redenen om verontwaardigd te zijn. En dat is een fluitje van een cent.

Toegegeven, mijn eigen gedrag was vaak de aanleiding tot verontwaardiging – enige introspectie is nodig. Maar van zowat elk gesprek of elke daad kan je zonder al te veel moeite een steen des aanstoots maken.

Er wordt mij iets gevraagd dat ik niet graag doe? Micro-agressie! Een aangebrande mop? Seksisme! Een ongepast woord! Racisme. Rijden met de auto? Klimaatnegationist! En als je even niets vindt, trek dan Twitter open; ben je uren zoet mee.

Daarachter schuilt hetzelfde mechanisme als achter mijn weemoed: het is aangenaam om verontwaardigd te zijn. Het stilt een innerlijke woede: wat u doet verontwaardigt mij! Schande! En dat lucht op. Ik voel me er beter door. Ook moreel: ik waan me beter want ik ben verontwaardigd.

Infernale spiraal

Er zijn mensen die verslaafd zijn aan verontwaardiging. Als ex-verslaafde herken ik meteen de infernale spiraal van verontwaardiging omwille van de verontwaardiging. En zoals elke verslaving eist ook deze slachtoffers.

Vooreerst humor. Onlangs zag ik de Roze Ridder-sketch uit Buiten de zone nog eens. Ik lag in een deuk, maar dat had vandaag nooit de beeldbuis gehaald – nog los van de figuur van Bart De Pauw. Twitter zou ontploffen over zoveel eurocentrische, racistische, homofobe, seksistische en islamofobe gags.

Het tweede slachtoffer is oprechte verontwaardiging. Uit een je m’en fou-tegenreactie neigen we naar meer politieke incorrectie. Als alles aanstootgevend is, maakt het ook niet meer uit wat we zeggen. We worden kwetsend cynisch en die botheid lokt verontwaardiging uit.

Terwijl ik dit schrijf, verneem ik dat Ian Buruma – of all people – is moeten opstappen als hoofdredacteur van de New York Review of Books wegens een essay over #MeToo. De reden? Algemene verontwaardiging. Er dreigt nog een derde slachtoffer te vallen: onze vrijheid van denken en spreken.