Hoe publiekslieveling Criquelion zich een zekere zege in Luik-Bastenaken-Luik zag ontglippen door pure slapstick

© Archief Het Nieuwsblad

Kolder. Een klucht. “De vijgen van Pasen.” Claude Criquielion en Stephen Roche hebben op paaszondag 1987 de zege voor het grijpen in Luik-Bastenaken-Luik. De voorsprong is riant, één van de twee gaat winnen. Tot ze iets vergeten: wie wil winnen op de fiets, moet blijven trappen. Een verhaal van pure slapstick in Luik.

Tekst: Wim Vos. Fotokeuze: Patrick De Kuysscher

Wiens schuld het was? “Die van Stephen Roche”, zal Criquielion de rest van zijn dagen beweren. “Allesbehalve de gentleman waarvoor hij zich uitgeeft. Een gegeven woord is voor hem niets waard.”

“Het was de fout van niemand in het bijzonder”, zegt Roche. “We waren simpelweg vergeten dat er nog andere renners meededen.” “De mijne”, lacht Moreno Argentin anno 2018. “Ik heb die laatste kilometers alles gegeven wat ik in mij had.”

“Die van die malle Berten De Kimpe”, wijst de stomverbaasde pers naar de corpulente ploegleider van Criquielion. Hij had in de finale tot zijn renner gezegd: “t Is in de valies, jongske. Ge hebt uw eerste Luik-Bastenaken-Luik op zak. Er kan niks meer gebeuren.” “Die van Criquielion zelf”, zegt de toekijkende Merckx. “Zelden zo’n blunder gezien.”

We zijn zondag 19 april 1987, late namiddag, en op de Boulevard de la Sauvenière, hartje Luik, heerst totale verbijstering. De 73ste Luik-Bastenaken-Luik leek er eentje van dertien in een dozijn te worden. Weinig bijzonders, behalve dat de winnaar Claude Criquielion zou worden. Eindelijk Criquielion, de geadopteerde zoon van de Ardennen, Hij had er al zo vaak nipt naast gegrepen in Luik.

Boerenzoon in regenboogtrui

’s Ochtends had het er nog perfect uitgezien voor Criquielion. Wat voor de meeste volgers al een tijdje helder was, was in de weken voor LBL overduidelijk geworden. Claude Criquielion, een boerenzoon uit Deux-Acren, net over de taalgrens bij Ronse, was uitgegroeid tot de beste Belgische wielrenner van zijn tijd. Zijn wereldtitel in 1984 was een verrassing geweest, maar geen toevalstreffer. Nadien was Criquielion uitgegroeid tot een baken van regelmaat. In de Tour was hij elk jaar goed voor een plek in de betere subtop – in 1986 zelfs vijfde in Parijs! Daarnaast was hij elk jaar wel goed voor een fraaie zege, genre Catalaanse Week of Waalse Pijl.

Na dik vijf uur koers zag het er nog altijd perfect uit voor Criquielion. Luik-Bastenaken-Luik had zijn reputatie van afvallingsrace opnieuw alle eer aangedaan. Na La Redoute bleef een elitegroepje over met onder anderen Joop Zoetemelk, Robert Millar, Yvon Madiot, Stephen Roche en Moreno Argentin. Hooguit die laatste baarde Criquielion zorgen. Argentin, een Italiaan uit Venetië, had Luik-Bastenaken-Luik de voorbije twee jaar gewonnen. “De wedstrijd was mij op het lijf geschreven”, grinnikt Argentin nog altijd als we hem in Italië aan de lijn krijgen. “Ik hield van Liegi. Maar dan al had ik gevoeld dat ik die zondag niet mijn allerbeste benen had. Er waren er twee beter: Criq en Stephen Roche.” Door de telefoon horen we een zachte grijns.

Bestaat er een vergrotende trap van perfect? Nog een halfuur verder en het zag er almaar beter uit voor Criquielion. Op de Côte du Hornay sprong de topfavoriet weg. Zijn hoop kwam uit. Argentin spartelde wat hij kon, kwam tot op vijftig centimeter van Criquielions wiel, maar was dan gebroken. “Krampen, krampen, krampen”, zucht hij anno 2018. Amper één renner had de Belgische favoriet nog kunnen volgen: de Ier Stephen Roche. Drie jaar later, in zijn biografie Op de helling, laat Criquielion optekenen: “Het kwam er nu op aan zo sterk mogelijk door te gaan. Millar, Madiot en Argentin volgden op slechts 20 seconden. Roche en ik besloten om samen te werken tot aan de aankomst. De sprint zou uitmaken wie zou winnen.”

Was Criquielion te naïef? Zelf zal hij zich nog jaren voor de kop slaan: “Véél te naïef.” Vier dagen eerder, in de Waalse Pijl, had hij zich al geërgerd aan Roche. Op weg naar Hoei had de Ier voortdurend op zijn wiel gereden. Het had tijdens de wedstrijd tot gescheld en gevloek geleid. “Negatief koersgedrag”, volgens Criquielion, die daardoor te laat op de uitval van de Fransman Leclercq had gereageerd en op de tweede plek was gestrand.

Dan al had er zichtbaar ruis gezeten op de lijn Criquielion-Roche. En had Criquielion geweten van het gesprek tussen Roche en zijn ploegleider Boifava de avond na de Waalse Pijl, hij was nog veel wantrouwiger geworden. Roche negatief? “Boifava vond mij net te lief”, aldus de Ier. “Ik had dat jaar nog geen grote wedstrijd gewonnen. Ik zat altijd vooraan, maar het kwam er niet uit. Wie wil winnen, moet durven verliezen, benadrukte hij.” Begrijp: die moet het nog listiger spelen.

Nog drie kilometer en in zijn volgwagen zag Berten De Kimpe dat het wedstrijdverloop voor Criquielion almaar beter werd. Roche reed nog altijd mee aan kop. De Kimpe wist dat Criquielion geen te beste spurt had, maar de Ier sprintte al helemaal als een houten kruk.

De drie achtervolgers, waarbij Argentin, hadden meer dan een minuut achterstand gehad. Nu, met de finish in zicht, was dat nog altijd driekwart minuut. Criquielion: “Dat was ruim genoeg.”

Ach, Berten De Kimpe. Naïviteit was anders het laatste wat je hem kon aanwrijven. 67 was hij al die dag in Luik en een strijder van vele oorlogen. Ooit een gewaardeerd voetballer bij Cercle Brugge, maar hij had na een zware blessure al in de jaren 40 van de vorige eeuw de overstap naar de koers gemaakt, als ploegleider van de door zijn vader gesponsorde ploeg Groene Leeuw.

Het had De Kimpe geen windeieren gelegd. Met renners als Briek Schotte, Benoni Beheyt en Stan Ockers waren er weinig wedstrijden die hij niet gewonnen had. En ook later, bij andere ploegen, had hij zijn kunde bewezen. Anders winnen je renners geen vijf keer de Ronde van Vlaanderen.

© Photonews

Maar De Kimpe was ook een kind van zijn tijd. Een tijd waarin ploegleiders per definitie regelaars en ritselaars waren. Hij werd niet toevallig in één adem genoemd met Lomme Driessens. Een onderhands akkoordje met de bookmakers, de tegenstand in volle wedstrijd de verkeerde kant opsturen, de eigen renners een halve wedstrijd aan de klink laten hangen: De Kimpe draaide er zijn hand niet voor om.

En: hij hield van het goede leven. Nog meer dan de koers waren de paardenrenbanen hem lief. De Kimpe had er fortuinen achtergelaten. Net als in de beste restaurants van heel Europa. Vandaar ook dat enorme postuur.

Het Nieuwsblad-journalist Harry Van den Bremt zou nog jaren later graag vertellen hoe Daf Trucks, wielersponsor eind jaren 70, een clubje had opgericht voor de poids lourds, de zwaargewichten in de koers. “Je mocht alleen lid zijn als je minstens honderd kilo woog. Berten trad uiteraard toe. Op een avond werden ze uitgenodigd voor het diner. Bij het binnenkomen werden ze gewogen. Berten woog 156 kilo. Achteraf moesten ze opnieuw op de weegschaal en toen wees ze 162 kilo aan, zes kilo meer. Bleek dat Berten twee flessen wijn had weggestopt in zijn jas.”

De Kimpe, kolos en marchandeur in alles. Ook de journalist van het tijdschrift Sport 80 die op die zondag in Luik-Bastenaken-Luik bij hem in de auto zat, mocht het vaststellen. Halfweg de wedstrijd was Laurent Fignon plots merci komen zeggen aan de auto van De Kimpe. Elektronica-gigant Hitachi was de hoofdsponsor van zijn ploeg en, zo begreep de journalist, De Kimpe had ervoor gezorgd dat Fignon voor een prijsje een nieuwe tv had kunnen kopen. Maar nu, met de finish in Luik in zicht, zat De Kimpe met zijn gedachten stilaan bij de viering. Ook voor hem ging deze wedstrijd een mijlpaal worden. In al die jaren had hij als ploegleider nog nooit Luik-Bastenaken-Luik gewonnen. Criquielion ging dat eindelijk veranderen. Niet dus.

© Patrick De Kuysscher

Gluiperd of Judas?

Nog jaren zou er in Luik nagekaart worden over het tafereel dat zich op de Boulevard de la Sauvenière afspeelde. Hoe Roche en Criquielion zigzaggend in de slotkilometer waren opgedoken. Geen van beiden wilde de ultieme spurt op kop beginnen. Zo hadden ze naar mekaar geloerd. Terwijl het tempo almaar zakte. En zakte. En zakte. Tot minder dan 25 per uur. Een journalist zou later schrijven: “Ze vielen bijna van hun fiets.”

En plots was hij daar. Uit de achtergrond, in zijn regenboogtrui: Moreno Argentin. Het zag er hilarisch uit. “Gênant zelfs”, dixit Roche. Nooit moet het spreekwoord van de twee vechtende honden en dat been zo treffend zijn uitgebeeld. Criquielion had nog wanhopig de spurt op gang getrokken, maar Argentin had geen kluif aan hem. Roche snelde naar plek twee. Hij die de wedstrijd altijd had moeten winnen, werd pas derde.

Het resultaat? Vijfentwintig jaar later schrijft Roche in zijn biografie Born to ride dat hij nooit zo beschaamd is geweest na een wedstrijd. “De rit naar huis die avond was de langste ooit. Ik heb onderweg nog naar mijn vrouw gebeld. Dat ze vooral niet moest vragen hoe het die dag geweest was.” Maar Roche werpt niemand een steen. Er waren nog geen oortjes die ons de tijdsverschillen konden influisteren, luidt het. Hij had bovendien gedacht aan de woorden van zijn ploegleider een paar dagen eerder, klinkt het. Cynisch: “Ik moest leren verliezen.” Maar vooral: “Om een totaal onverklaarbare redenen waren we gewoon vergeten dat er nog andere renners in koers waren.”

Maar zo laconiek pakt Criquielion het niet op. Terwijl bij De Kimpe na afloop de tranen in de ogen staan, spat de woede er bij Criquielion af tijdens de podiumceremonie. Dat Argentin had kunnen terugkeren, had maar één reden, fulmineert hij. Roche had in de slotkilometers tegen alle afspraken in niet meer willen meegewerkt. “Roche is het type van de gluiperd”, zal Criquielion jaren later herhalen. “Hij is in staat om, als je je rug nog maar hebt gekeerd, een mes tussen je schouderbladen te planten.” En: “In het peloton kent iedereen hem. Iedereen schuwt hem als de pest. Hij denkt alleen maar aan zichzelf. De rest is larie voor hem.”

Roche zou hem zelfs hebben willen omkopen. “Hoe dichter we bij de streep kwamen, des te vaker de Ier zijn nummertjes begon op te voeren. Claude, ik moet deze klassieker winnen om mijn wedde te kunnen rechtvaardigen, zei hij voortdurend. Roche was bereid een fortuin te betalen om te kunnen winnen. Maar ik dacht er niet aan. De laffe Ier kon de pot opmet zijn money.”

Roche zal er nooit op reageren. Hij wint datzelfde jaar nog Giro, Tour en WK. Alleen Merckx heeft het hem voorgedaan. Dat hij in zijn hele carrière nooit nog Luik-Bastenaken-Luik zal winnen, is al snel maar een voetnoot meer.

© Patrick de Kuysscher

Ook Berten De Kimpe zal nooit Luik-Bastenaken-Luik winnen. Anderhalf jaar later stapt hij definitief uit het wielrennen. Argentin komt na zijn verrassende derde zege op rij even in een stormpje terecht. “Judas”, wordt hem verweten door Millar en Madiot, de renners die met hem in de achtervolging reden. Argentin zou hen beloofd hebben niet mee te sprinten voor de derde plek als ze hem niet achterlieten. Na de finish zou de Italiaan hen grijnzend hebben aangekeken: Maar over de eerste plek had ik niet gesproken. “Klopt niet”, zegt hij vandaag. “Ja, ik geloofde ook niet wat mij overkwam, maar geen van beide heb ik ooit gezegd.”

Maar de grote pineut is Criquielion. Pas zeven jaar later, als ze bij de afscheidswedstrijd van Sean Kelly per ongeluk aan dezelfde ontbijttafel belanden, zal hij voor het eerst weer een woord wisselen met Roche. Nooit heeft de Waal Luik-Bastenaken-Luik kunnen winnen. Het zal hem altijd blijven achtervolgen. Zelfs na die andere grote ‘nederlaag’ amper een jaar later. In Ronse verliest Criquielion in 1988 een tweede wereldtitel als de Canadees Bauer hem in de slotmeters ten val brengt. Een wereldberoemd incident, met die iconische foto waarop je Criquielion te voet over de meet ziet stappen. Het maakte van Bauer zijn vijand nummer één. Maar Roche zou ook dan altijd een meer dan aardige nummer twee blijven.

Keuze van de redactie

Video