Direct naar artikelinhoud
nieuwspostbank 2.0

Is er behoefte aan een nieuwe niet-commerciële spaarbank voor de burger?

Snelle jongens die miljoenenbonussen opstrijken, geld witwassen, btw-fraude plegen, en handelen in synthetic collateralized debt obligations die geen gewone sterveling snapt maar die wel resulteren in een crisis die de belastingbetaler tientallen miljarden euro’s kost. Wie zijn spaarcentjes niet bij deze types wil onderbrengen, moet weer een alternatief krijgen: de nutsbank. Een ‘betaalbank’ die slechts voorziet in een betaal- en spaarrekening en geen gekke dingen doet.

Vroegere geldautomaten van de Postbank (Giromaat) in Hilversum.Beeld ANP

Dat zegt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) – in ietwat subtielere termen – in een rapport dat donderdag verscheen. Het advies doet enkele belangrijke vragen rijzen: zit het publiek te wachten op een moderne reïncarnatie van de Rijkspostspaarbank? Hoe moet zo’n bank – verstoken van toegang tot de lucratieve handel in bijvoorbeeld effecten, onroerend goed, en verzekeringen – zichzelf bekostigen, en zo een bankrekening aldaar betaalbaar houden voor de klant?

Nederland had lang zo’n betaalbank, voordat opeenvolgende regeringen in de jaren tachtig en negentig (semi-)staatsbedrijven in de verkoop deden: de Rijkspostspaarbank. Daar kon de burger keurig een betaal- en een spaarrekening openen, op die laatste kwam jaarlijks netjes zo’n vier, vijf procent rente binnen, en geen ambtenaar bij de Rijkspostspaarbank die een eenmalige rechtspersoon oprichtte teneinde het spaargeld van de burger in een cashless CDO te stoppen. De Rijkspostspaarbank mocht niet eens in onroerend goed investeren. 

Dat hoefde de bank ook niet; de Rijkspostspaarbank belegde in staatsobligaties en die leverden in de jaren tachtig en negentig een prima rente op. Het probleem bij dit model is dat de rente anno 2019 vrijwel nul is, en beleggen in staatsobligaties een bank bij lange na niet genoeg oplevert om in haar bestaan te voorzien. Om een IT-structuur voor banktransacties draaiende te houden, bankkantoren te bemensen, pinautomaten bij te vullen, salarissen uit te betalen – laat staan rekeninghouders enige rente uit te betalen.

Kosten

‘Als zo’n instelling de taak krijgt om de consument zo veilig mogelijk financiële middelen te verschaffen, dan is de vraag: wat is de consument bereid ervoor te betalen?’, zegt Jaap Koelewijn, hoogleraar economie aan de Nyenrode Business Universiteit. ‘Het geld moet ergens vandaan komen. Uit staatsobligaties komt het niet, beleggen mag niet, dus moet de consument de bank bekostigen. Dat kan hem jaarlijks 1 tot 1,5 procent van zijn spaargeld kósten. Als er aan de linkerkant geen geld mag worden verdiend, moet het immers van de rechterkant komen.’

Belangstelling voor een bank die ‘geen gekke dingen doet’ is er ongetwijfeld; de vraag is hoeveel belangstellenden ervoor over hebben. Triodos Bank, die prat gaat op duurzame investeringen, verlaagde als eerste haar rente naar nul maar blijft desondanks populair bij consumenten die niet willen dat hun bank investeert in wapenhandel of geld pompt in het kappen van oerbossen in de Amazone. Anders dan de door de WRR bepleitte ‘betaalbank’ is Triodos echter wel degelijk een volwaardige commerciële bank, zij het een milieubewuste, en bedruipt zichzelf. 

Nu zijn er een aantal oplossingen te bedenken om te zorgen dat er ‘aan de linkerkant’ toch geld binnenkomt, zodat een rekening bij een depositobank betaalbaar wordt. Staatssteun voor de dagelijkse bedrijfsvoering van een bank, bijvoorbeeld, maar dat is een stap terug die geen politicus zal willen zetten. 

Beeld uit een reclame van de Postbank.Beeld Postbank

Sparkasse

Dan gaat de logica al snel richting: misschien moet het dan een bank worden die niet ál te gekke dingen doet, maar toch een beetje kan beleggen, een beetje lenen aan het mkb, en misschien ook hier en daar een hypotheekje verstrekt? Driewerf nee, is daarop het antwoord van econoom Koelewijn: ‘Hypotheken en leningen zíjn niet veilig, daar begon de crisis mee.’

Er bestaan wel degelijk hybride vormen. De Duitse Sparkassen, lokale banken in (grotendeels) overheidshanden, zijn al decennialang de eerste keus van Duitsers die niet zozeer bezig zijn met manieren om hun vermogensgroei te maximaliseren, maar vooral om hun spaarcentjes veilig te houden. De Sparkassen lenen wél geld uit aan (kleine) bedrijven, en verstrekken hypotheken. Toch zitten ook zij in zwaar weer: door de lage rentestand, die ze moeilijk kunnen opvangen omdat ze beperkte inkomstenbronnen hebben vergeleken met commerciële banken, wat weer resulteert in gebrek aan modernisering en slechte dienstverlening, waardoor klanten weglopen, waardoor de bank het nog moeilijker krijgt.

Uit de hand

Bovendien: het risico van de teugels op een ‘betaalbank’ ietsje loslaten, is dat het uit de hand loopt. Zo verging het de Rijkspostspaarbank ook. De top klaagde dat het geld bij de bank tegen de plinten klotste maar dat ze er niets mee mochten doen terwijl commerciële banken de ene na de andere winstgevende investering deden. De Rijkspostspaarbank werd in 1986 onafhankelijk onder de naam Postbank, maar was toen nog steeds aan handen en voeten gebonden middels de Postbankwet. Drie jaar later fuseerde de Postbank met de toenmalige NMB Bank en ging de bank in effecten handelen.

Nog een fusie later ontstond de ING Groep, toen de ING Bank, het blauwe leeuwtje werd oranje, en inmiddels is de goeiige Rijkspostspaarbank van weleer een internationale financiële gigant met een reusachtige wereldwijde zakelijke divisie. Waarvan de snelle jongens een betaalrekening voor twee tientjes per jaar aanbieden.

Met medewerking van Duitsland-correspondent Sterre Lindhout

Staatsbank moet terugkeren, zegt adviesraad voor de regering

Het kabinet moet zorgen voor een publiek, niet-commercieel alternatief waar burgers terecht kunnen voor hun alledaagse bankzaken. Dat kan een nieuw soort Postbank zijn, maar ook een rekening bij De Nederlandsche Bank. Dat pleidooi staat in een langverwacht rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).