Direct naar artikelinhoud
PostuumSteve Albini

Steve Albini, legendarische producer van Nirvana en Pixies, overleden: ‘Ik wilde geen domme dingen zingen in zíjn microfoon’

Steve Albini tijdens een concert in 2016.Beeld WireImage

Steve Albini is op 61-jarige leeftijd overleden aan een hartaanval. De Amerikaanse muzikant speelde gitaar in cultbands als Big Black en Shellac, maar maakte vooral naam als producer van beroemde platen van Nirvana, Pixies en The Breeders. Hij werkte ook met Belgische artiesten als Dead Man Ray en Gruppo di Pawlowski. ‘Hij deed alles wat je vroeg. En wij vroegen niet veel.’

“Rudy Trouvé wilde graag met Steve Albini werken”, herinnert Daan Stuyven zich. “En wij ook, maar wij dachten: that’s never gonna work. Maar hij luisterde naar onze muziek en zei: ’t is goed, kom maar.”

En zo belandde Dead Man Ray voor de opnames van hun derde studio-album Cago (2002) in Chicago, in de Electrical Audio-studio van Steve Albini, de man die achter de knoppen zat bij de opnames van legendarische platen als Surfer Rosa (1988) van Pixies, Pod van The Breeders (1990) en In Utero (1993) van Nirvana. “Dat was heel intens en intiem”, vertelt Stuyven. “Hij sliep in zijn studio, en wij ook. We werden vijf weken in zijn leefwereld ondergedompeld.”

De leden van Dead Man Ray waren misschien wel de eerste, maar zeker niet de laatste Belgen die bij Albini over de vloer zouden komen. Raketkanon (voor RKTKN#2, 2015) en Kapitan Korsakov (voor Physical Violence Is The Least of My Priorities, 2016) passeerden er, net als Gruppo Di Pawlowski, die er hun debuutplaat Neutral Village Massacre (2016) opnamen. “Het eerste wat hij zei toen we aankwamen, was: ‘Geen drugs hier, want de buurt wil ons nu al weg’”, zegt Mauro Pawlowski. “En: ‘Als jullie de klok rond willen werken, geen enkel probleem’. Dat hebben we niet gedaan, maar het was toen min 24 graden buiten, dus we zijn wel binnen gebleven. En we hebben veel gewerkt. Steve Albini was een harde werker.”

Dat is ook aan zijn schier eindeloze cv te zien, die leest als een who’s who van de betere alternatieve muziek van de laatste 40 jaar. Van de vroege platen van The Jesus Lizard en PJ Harveys Rid of Me (1993) tot het beste werk van hemelse lawaaimakers als Mogwai, Cloud Nothings, Sunn O))) en Ty Segall: allen kwamen ze aankloppen bij Albini, die als student journalistiek op de eerste rij zat toen de punkscene in Chicago uit de grond werd gestampt en het punkethos – de viscerale afkeer van mainstream en commercie in de eerste plaats – zijn hele leven trouw zou blijven.

“Het was de eerste keer dat ik het gevoel had dat er een cultuur was die de oneerbiedigheid en gekte en manie vertegenwoordigde die mijn vrienden en ik etaleerden”, herinnerde hij zich over die periode in The Guardian, en Albini werd de spil van bands als Big Black (titel van de tweede plaat: Songs About Fucking), Rapeman (hij betuigde later zijn spijt over de keuze van de naam) en vooral Shellac, een trio waarmee hij sinds 1994 vijf albums uitbracht.

Hun zesde plaat, To All Trains, wordt op 17 mei verwacht, 10 dagen nadat Albini op 61-jarige leeftijd bezweek aan een hartaanval.

Geen gezeik

Toch zal hij vooral herinnerd worden om zijn werk achter de knoppen. “Hij wou zichzelf niet als ‘producer’ laten voelen”, vertelt Pawlowski. “Hij was een audio engineer. Hij zei: ‘Ik ben hier ten dienste van jullie’. We wisten dat hij zo werkte: ‘Jullie spelen en ik neem het op’. Maar dan wel met een héél goeie klank. Inhoudelijk moeide hij zich niet. Hij zei: ‘Het is jullie plaat, jullie muziek. Zeg maar als ik iets moet doen.’ Hij deed eigenlijk alles wat je vroeg, en wij vroegen niet veel. Wij wilden vooral live spelen. Niet te veel praten, gewoon werken, zo was hij. Geen gedoe, geen gezeik.”

Albini stond bekend om zijn rauwe, energieke, ongepolijste en pure undergroundsound, die een plaat kon doen klinken alsof een band ze live in je living speelde – het was die sound die Nirvana-frontman Kurt Cobain zocht na het radiovriendelijk gemixte Nevermind (1992), en de reden waarom Nirvana met Albini in de studio kroop voor In Utero. Albini, die nooit een hoge dunk heeft gehad van de entertainmentindustrie, schoot goed op met de band, maar omschreef de mensen van het management en het label rond de groep later als “the greatest pieces of shit I ever met.”

Uiteindelijk werden de rauwe mixes van Albini voor In Utero opnieuw gemastered, en kregen de singles van het album een radiovriendelijke mix van Scott Litt, tot Albini’s grote ergernis. Toch zou In Utero de plaat zijn die Albini’s reputatie betonneerde. Pawlowski herinnert zich nog hoe Albini “in die grote studio” het drumstel klaarmaakte voor de opnames. “De eerste keer dat onze drummer op die snare drum sloeg, dachten we: dát is het. Dát is In Utero. Dat is díé klank.”

Stuyven: “Hij wist ongelooflijk goed wat hij deed. Het leek alsof hij op de aarde was gekomen om schone muziek op te nemen. Hij had een devote toewijding aan die job. Hij en zijn personeel droegen allemaal een overall met het logo van de studio en in die studio draaide het rond vakmanschap. Je kon hém niets wijsmaken en hij wilde de luisteraar niets wijsmaken. What you see is what you get: hij wilde alles zo droog en zo bruut mogelijk opnemen, zonder effecten.

“Op een gegeven moment vroeg Wouter Van Belle, onze toetsenist: ‘Can I plug in my MIDI-cable (MIDI is een interface voor digitale instrumenten, EWC)?’ En hij antwoordde: ‘I’ve heard about that, but I’m sure we don’t have it.’(lacht) Je kon je gewoonweg niet verstoppen. Hij liet de muziek akelig dicht op je huid zitten, en hij ging ook niets verdoezelen in de mix.”

Beschermengel

Albini had de bands waarmee hij werkte waarschijnlijk dagenlang kunnen bezighouden met verhalen over de legendarische artiesten met wie hij had gewerkt, anekdotes over de iconische platen waarbij hij achter de knoppen zat. “Ik hoorde hem eens heel hard lachen aan de telefoon”, weet Pawlowski nog. “Achteraf bleek dat hij met de zussen van The Breeders had zitten bellen.” Maar verder stond Albini niet te lang stil bij zijn verwezenlijkingen. “Die wilde daar ook helemaal niet mee uitpakken. Dat was geen pose of zo – hij meende dat. Echt een chique kerel, heel kalm, heel sympathiek, heel grappig ook. Je kwam daarbinnen, dat klonk goed, en de sfeer was chill. Zo kan het dus ook.”

Stuyven: “Hij had weinig mimiek. Maar soms zag ik door het glas bijna een smile op zijn gezicht, bij sommige teksten. Dat verplichtte mij er ook toe om de best mogelijke teksten te schrijven. Ik wilde geen domme dingen zingen in zíjn microfoon.” Als het van Stuyven had afgehangen, was hij “nog tien keer langer aan die plaat blijven doorwerken, maar de rest van de band heeft mij tegengehouden. En dan zou ik die plaat ook ont-Albini’d hebben. Met terugwerkende kracht ben ik heel fier op Cago. Het is een heel brute, heel eerlijke plaat, en daarom misschien ook wel tijdloos.”

Zijn dood, ten gevolge van een hartaanval, komt onverwacht. “Hij was enorm intelligent en fijngevoelig. En hij was een gezondheidsfreak”, weet Stuyven. “Ik herinner me dat Kim Deal (bassiste bij Pixies en zangeres-gitariste bij The Breeders, EWC) langskwam in de studio, maar hij was tien keer sterker en tien keer gezonder dan al die rocksterren met wie hij werkte. Zijn optimisme en positivisme stegen boven iedereen uit. Hij glorieerde in zijn rol als beschermengel.”