Direct naar artikelinhoud
Opinie

Elkaar de hand niet schudden is niét het einde van de wereld

Fouad Gandoul.Beeld Tim Dirven

Fouad Gandoul is politicoloog en verantwoordelijke van ACV Midden-Limburg.

Kent u het verhaal van De koopman van Venetië? Een van Shakespeares meest fascinerende toneelstukken waarin een rijke Joodse koopman die trouw aan zijn religieuze principes kiest om de vernederingen van de christelijke samenleving te ondergaan. De zaak-Aron Berger deed mij denken aan deze tragische figuur Shylock. Shylock moest uiteindelijk kiezen tussen ofwel bekering tot het christendom – lees : de ontkenning van zijn identiteit als Jood om deel te worden van de gemeenschap – ofwel het opgeven van zijn burgerrechten indien hij weigerde. 

Het dilemma voor Aron Berger was deze week hetzelfde: afzien van een essentieel stuk van je chassidische identiteit, ofwel jezelf veroordelen tot tweederangs burgerschap.

Emotionele realiteit van angst

Om te beginnen moet je vaststellen dat in deze vluchtige tijden, waarin massamedia bliksemsnel verhaallijnen produceren en disproportioneel uitvergroten, elke communicatiefout of politieke vergissing ongenadig wordt afgestraft. Het valt me bovendien moeilijk om de zaak-Berger niet als een symptoom te zien van een diepgeworteld probleem. De kern van de identiteitscrisis van het Westen is de emotionele realiteit van de angst. In zijn boek De geopolitiek van emotie stelt Dominique Moïsi dat angst tot defensieve reflex leidt. Een die de identiteit en de kwetsbaarheid van een persoon, cultuur of beschaving blootlegt en weerspiegelt. Moïsi waarschuwt voor obsessieve angst omdat die verlammend werkt. Het belet een normale interactie met de wereld van anderen. 

Elkaar de hand niet schudden is niét het einde van de wereld.

Ja, principiële gendergelijkheid is een verworvenheid in ons land. Principieel, omdat het glazen plafond nog steeds bestaat, ongelijke verloning een issue blijft en #MeToo zeer zeker reden van bestaan heeft. Maar of het al dan niet schudden van een hand per se als uiting van minderwaardigheid begrepen moet worden, is nog maar de vraag.

Waarden zijn, volgens mij, universeel. Normen, in het bijzonder omgangsnormen, zijn dat niet. Wie dat onderscheid niet kent, maakt de maatschappij steriel

Uiteindelijk gaat het over democratische vrijheid, die heel divers tot uiting kan komen. De vrijheid om het vooruitgangsdenken, ooit hoeksteen van het liberalisme, aan te hangen is op zich niet méér waard dan de vrijheid om een ultraconservatieve levensvisie erop na te houden. De enige vrijheid die naam waardig is de vrijheid om naar eigen inzicht eigen welzijn na te streven zolang we daarbij niet proberen anderen hun welzijn te dwarsbomen. De kracht van een vrije samenleving bestaat erin de mogelijkheid te scheppen voor individuen om naar godsvrucht en vermogen een levensstijl na te streven binnen de grenzen van de wet. Vrijheid bestaat zo enkel binnen de grenzen van de wet.

Maar ook de wet moet voldoen aan een moreel basisprincipe. Augustinus legde de lat hier: een onrechtvaardige wet is geen wet. Er is om die reden geen enkele wet die sociale conventies opneemt als standaard in de omgangsvorm tussen burgers. Elkaar de hand schudden, als vorm van begroeting, is zo'n conventie, en niet meer dan dat. In andere contreien groeten mensen mekaar op andere manieren. Die geste van respect hoeft helemaal niet uniform te worden opgelegd.

De voorbije dagen werd het handen schudden nog eens opgerekt tot symbool van gendergelijkheid, als reactie op bepaalde ultraconservatieve, in mijn ogen ronduit anachronistische, omgangsvormen – die trouwens ook door bepaalde moslimpredikanten worden gepromoot.

Excommunicatie

Dat de moslimgemeenschap, of toch een (klein) deel daarvan, geen monopolie heeft op (ultra)conservatisme, kwam pijnlijk tot uiting in de zaak-Berger. Wat oorspronkelijk bedoeld was als verruimingsactie onder de baseline 'Ik ben wij' is dramatisch ontaard in een versterking van 'wij-versus-zij'.

Waarden zijn, volgens mij, universeel. Normen, in het bijzonder omgangsnormen, zijn dat niet. Wie dat onderscheid niet kent, maakt de maatschappij steriel en legt op basis van een tijdelijke meerderheid normen op die afbreuk doen aan de definitie van echte vrijheid. Wie zich houdt aan de omgangsnormen krijgt toegang tot het centrum van de burgermaatschappij: de overleg- en beslissingscentra. Wie dat niet doet, zou kiezen voor excommunicatie, of om het met Bart De Wever te zeggen voor splendid isolation. Als dat niet de definitie is van tweederangs burgerschap, wat dan wel?