© Fred Debrock

4 op de 5 plaatsingen bij pleeggezin zijn succesvol, maar tekort van honderden opvangplaatsen blijft

Pleeggezinnen hebben steeds vaker succes. In 2015 liep 71% van de plaatsingen van een pleegkind bij een gezin goed af. In 2017 was dat 78%. “Maar één op de vijf vroegtijdige afbrekingen blijft veel”, zegt Vlaams parlementslid Martine Taelman (Open Vld).

Christof Willocx

Kinderen die om de een of andere reden niet meer thuis bij hun ouders kunnen wonen, kunnen in de pleegzorg terechtkomen. Soms wordt de plaatsing in een pleeggezin door de jeugdrechter opgelegd. Soms roepen ouders zelf de hulp van een pleeggezin in.

Uit cijfers die Vlaams parlementslid Martine Taelman (Open Vld) uit Grobbendonk opvroeg bij Vlaams minister van Gezin Jo Vandeurzen (CD&V), blijkt dat het aantal succesvolle plaatsingen bij pleeggezinnen stijgt. In 2015 liep 71% van de plaatsingen van kinderen bij pleeggezinnen goed af. Er was dus geen stopzetting om een negatieve reden. In 2016 was 75% van de plaatsingen succesvol. In 2017 was dat 78%.

“We leren uit de mislukkingen uit het verleden”, zegt Jan Brocatus, woordvoerder van Pleegzorg Vlaanderen. “Elke keer dat een plaatsing mislukt, analyseren we hoe dat komt. Bij de volgende koppeling van een pleeggezin met een pleegkind houden we daar dan rekening mee. We gaan bijvoorbeeld geen tienerjongen plaatsen bij een gezin dat twee jongere dochters heeft, als een gezin aangeeft dat het liever geen oudere jongen opvangt.”

“Pleegzorg niet altijd ideaal”

Martine Taelman wijst er wel op dat pleegzorg niet altijd de ideale oplossing is. “Vlaanderen heeft als beleidslijn dat pleegzorg de eerste optie is bij de plaatsing van jonge kinderen”, zegt Taelman. “Ik sta daar volledig achter. Een gezin is nog altijd de meest natuurlijke omgeving voor een kind om in op te groeien.”

“Maar pleegzorg is niet altijd de ideale oplossing. Als een op de vijf plaatsingen vroegtijdig wordt afgebroken, moeten we ons afvragen of we omzichtig genoeg met pleegzorg omgaan. We moeten afwegen welke opvang het best bij een jongere past. Elke breuk die een kwetsbare jongere moet ondergaan is een breuk te veel.”

De meest voorkomende redenen voor een mislukte pleegzorg zijn volgens minister Vandeurzen eerder vaag. Het gaat om ‘onwerkbare pleegzorgsituaties’, ‘ontvluchting’ en ‘een zwaar incident’.

“Een mislukking ligt soms aan hevige gedragsproblemen van het kind”, zegt Jan Brocatus. “Soms is er een loyaliteitsprobleem. Een pleegkind kan bijvoorbeeld vinden dat hij de pleegouder niet moet gehoorzamen, omdat het zijn echte ouder niet is.”

“Soms zetten de pleegzorgers ook zelf de plaatsing stop, omdat ze na diverse pogingen nog steeds geen blijf weten met het gedrag van het pleegkind. Soms wordt de pleegzorg stopgezet omdat de biologische ouders en de pleegzorgers niet met elkaar overweg kunnen.”

Het pleegkind wordt dan overgebracht naar een ander pleeggezin of naar een instelling.

Tekort aan pleeggezinnen

Het aantal pleeggezinnen is de afgelopen jaren gestegen. In 2017 waren er 5.181 pleeggezinnen in Vlaanderen. Dat is 8% meer dan in 2016.

“Maar er blijft een tekort van vijfhonderd à zeshonderd pleeggezinnen”, zegt Jan Brocatus. “We zoeken niet alleen voltijdse pleegzorgers. Ook mensen die enkel in het weekend of tijdens vakanties pleegkinderen willen opvangen, zijn welkom. Soms heeft een kind er al heel veel aan dat hij in het weekend ’s avonds met de andere gezinsleden onder een dekentje knus kan samenzitten.”

© GVA