Direct naar artikelinhoud
column

Nee, dat had mijn vader er destijds niet bij ­verteld

Nee, dat had mijn vader er destijds niet bij ­verteld
Beeld Bob Van Mol

Hilde Van Mieghem, acteur, regisseur en auteur, neemt u mee in haar leefwereld.

Daar ben ik nog nooit geweest, zei mijn jongste zus een paar maanden geleden langs haar neus weg toen Istanbul ter sprake kwam. Waarom het ter sprake kwam herinner ik me niet meer.

Bingo, dacht ik, fijn verjaardagscadeau. Ik was al een tijdje op zoek naar een geschikt cadeau en boekte meteen een citytrip. Ik was er al geweest toen zij nog niet geboren was. Acht jaar was ik.

Ik zie de Hagia Sophia, de eerste Byzantijnse kerk, nog duidelijk voor me in gedachten, herinner me de prachtige koepel, de oplopende weg aan de ­zijkanten waarlangs sultans met hun paarden in galop tot bij de bovenste gaanderijen konden komen.

Mijn vader kon met zoveel vuur, verbeelding en kracht vertellen dat je het gewoon voor je zag. Hij trok er zich niets van aan dat andere toeristen raar opkeken

Ik zie de sultans naar boven galopperen met hun wapperende capes, hun prachtige tulbanden, bij elkaar gehouden door gigantische sierspelden waarin een smaragd, robijn of diamant van wel vijf centimeter doorsnede ­glinsterde, hun pofbroeken, hun kromzwaarden laag op de heup gegespt en hun ­lederen muiltjes waarvan de tip de lucht in krulde.

Ik hoor nog de briesende paarden die door hun opengesperde neusgaten de lucht in- en uitbliezen, hun hoeven die in aanraking met de eeuwenoude tegels vuurgensters lieten opketsen, het ­zwiepen van hun staarten.

Natuurlijk is het een zinsbegoocheling en reden die paarden daar niet echt toen ik er als achtjarig kind rondliep, maar mijn vader kon met zoveel vuur, verbeelding en kracht vertellen dat je het gewoon voor je zag. Hij trok er zich niets van aan dat andere toeristen – in het jaar 1964 trouwens heel wat minder dan vandaag – raar opkeken naar die druk gesticulerende man omringd door drie kinderen en een vrouw die met grote ogen en open mond aan zijn lippen hingen en zijn ­verhalen voor waar aannamen.

Ik ben een beetje ontgoocheld dat alles zoveel kleiner lijkt dan de eerste keer dat ik in de Hagia Sophia was

De hele geschiedenis kregen we te horen, en als ik het vergelijk met de uitleg die ik vandaag in de reisgidsen lees, ­fantaseerde hij er niet eens zoveel bij, hij liet alleen hier en daar een pittig detail achterwege.

Zoals over Theodora, machtig én feministisch avant la lettre, vrouw van Justinianus, die de Hagia Sophia liet heropbouwen in 536. Zij was een prostituee die, zo schrijft men in de gids, duizenden mannen had en zich in alle gaten van haar lichaam liet neuken.

Nee, dat had mijn vader er niet bij ­verteld.

Istanbul bruist. Ik had voor we vertrokken wat tips gevraagd via Facebook. En kreeg opvallend veel waarschuwingen: ‘Pas maar op nu met Erdogan, alle vrouwen dragen een hoofddoek!’ Niets was minder waar. Af en toe zag je een oudere vrouw er een dragen, maar de jonge vrouwen waren hip gekleed en smaakvol gemaquilleerd met loshangende, lange haren.

De grappigste tip was: ‘Vraag overal belangstellend naar Fethullah Gülen en zie hoe snel je in de bak verzeilt’. Even overwoog ik er iets over te zeggen tegen de taxichauffeur die ons naar de Hagia Sophia bracht, maar liet het ­wijselijk achterwege.

Ik begin te vertellen en deze keer luistert mijn zus met grote ogen en open mond. Heerlijk is het om te merken dat ik zijn verhalen in me meedraag

52 jaar later sta ik dan in die prachtige kerk met mijn jongste zus en blijkt het hele verhaal intact in mijn geheugen opgeslagen te liggen. Ik begin te vertellen en deze keer luistert mijn zus met grote ogen en open mond.

Ik ben een beetje ontgoocheld dat alles zoveel kleiner lijkt dan de eerste keer dat ik er was, maar dat laat ik niet merken. De Hagia Sophia blijft imposant. De oprijlaan naar boven is smaller dan ik dacht en de plafonds zijn lager ook, de ruiters moesten zich zeker naar beneden gebogen, liggend tegen de halzen van hun paarden door de kronkelende gang naar boven bewegen. De koepel is een waar wonder en nog even indrukwekkend.

Heerlijk is het om te merken dat ik zijn verhalen in me ­meedraag.

Zonder nadenken zoek ik ‘Va’ in mijn telefoon en bel hem enthousiast op. Een stem antwoordt: het oproepnummer dat u gevormd hebt is niet in gebruik. Dan pas besef ik met een scherpe schok dat hij al dertien jaar dood is.