Direct naar artikelinhoud
Column

Geen twijfel mogelijk, die twee pubers in het zwembad waren verliefd

Geen twijfel mogelijk, die twee pubers in het zwembad waren verliefd

Met het zonnige weer is ook de onrust in het zwembad teruggekeerd. Om er in te mogen heb je een ‘zwembadpas’ nodig: niet de zwembadpas van Kees de jongen, (‘als je ’s goed opschieten wou, moest je voorover gaan lopen, net of je telkens viel, en dan maar met je armen zwaaien, heen en weer’) maar een hard plastic kaartje waarop je existentie met een foto is vastgelegd, om wangedrag te voorkomen.

Zelf ben ik de leeftijd van wangedrag, waar en hoe dan ook, inmiddels ruimschoots te boven, maar dat zwembad stroomt dagelijks vol met pubers die op dat gebied pas nét zijn begonnen, en dus nog onstuimige inzet vertonen. Niks ernstigs, hoor. Gewoon; lachen, schreeuwen, op elkaar klimmen, worstelen en elkaar onder water duwen.

Dobberend in een veilig hoekje keek ik toe hoe een schoolklas in alle kleuren van het menselijk spectrum tekeer ging, onder het vermoeid toeziend oog van een badmeester die op Kojak leek. ‘Rustig aan daar!’ riep hij af en toe, maar niemand luisterde.

Een glanzend zwart joch van een jaar of 14 liet zich met kennelijke instemming aftuigen door een zandkleurig, mollig meisje, dat geheel gekleed in een smaragdgroene jurk met dito hoofddoek te water was gegaan. Schaterend gaf ze hem een lange reeks petsen om de oren, die hij, eveneens uitbundig lachend, probeerde af te weren door haar bij de romige bovenarmen te grijpen. Hun tanden glinsterden in de zon.

‘Schei uit nou!’ riep Kojak. Even lieten ze elkaar los, en keken elkaar stralend aan. Toen ging het meisje weer fanatiek dóór met meppen. Haar groene jurk dreef om haar heen als een lelieblad. Geen twijfel mogelijk, die twee waren verliefd. Shakespeare zei het al: ‘Is love a tender thing? It is too rough, too rude, too boisterous, and it pricks like thorn.’

De badmeester had inmiddels een andere knaap in het vizier, een schriel, beige ventje dat op de schouders van een moddervet vriendje had plaatsgenomen en hem in de zij schopte, als een paard. ‘Is het nu afgelopen met die ruwe spelletjes!?’ riep Kojak, en stond dreigend op uit zijn stoel. Het hielp. Héél even.

Het meisje wrong op goed geluk haar kletsnatte hoofddoek uit. Haar cavalier maakte van de gelegenheid gebruik om haar bij haar arm te grijpen en er teder in te bijten. Verrukt gaf ze hem andermaal een enorme draai om de oren, terwijl het beige jongetje een boomlange, joelende meid met sproeten omver duwde.

‘Dat was dus nu echt de laatste keer!’ riep Kojak, met peilloos vermoeide ogen.

Hij wist zelf ook wel beter. De zomer was pas net begonnen.