Direct naar artikelinhoud
Literatuur

Hoe 'Mother' ons de clichématige buitenkant én het ware innerlijk van de dichter toont

Daan Heerma Van Voss.Beeld belga

De grote zaal van mijn favoriete bioscoop, art deco, rode tapijten, muisjes die af en toe aan je ­schoenen komen snuffelen en dan hautain verder trippelen. En dan ook nog voor de nieuwe film van Darren Aronofsky, een van de ­laatste genieën uit Hollywood. (Pi, Requiem for a Dream, The Fountain, The Wrestler, Black Swan.) De film heet Mother.

Het verhaal van Mother in het kort: Jennifer Lawrence is de vrouw van dichter Javier Bardem, die geen letter meer op papier krijgt. In de tijd dat Bardem niet schrijft, heeft Lawrence hun gehele landhuis wederopgebouwd, nadat dit in een vorig leven van Bardem (zonder Lawrence) om mysterieuze redenen is afgefikt.

Dan wordt het stel bezocht door twee onheilsprofeten, Michelle Pfeiffer en Ed Harris. Zij ontwrichten het harmonieuze leven van de geliefden, maar die ontwrichting maakt ook dat Bardem de pen weer oppakt. Goed, Lawrence en Bardem ontgroeien elkaar in recordtempo, Bardem verandert in een krankzinnige dichter-ziener-jezusfiguur, het huis verwordt tot een toevluchtsoord voor literaire pelgrims, en uiteindelijk komt het tot een groteske climax (SPOILERS!), waarbij onder meer een baby wordt opgegeten, tientallen mensen worden doodgeschoten dan wel opgeblazen, en het huis opnieuw affikt. Aftiteling, de muisjes schieten weg.

Boven alles is de dichter een schepper; iemand die zich pas op zijn plaats voelt als hij iets aan de wereld toevoegt

Mother laat ons twee kanten van de dichter (de kunstenaar) zien.

1) Een (clichématige) buitenkant. De dichter sjokt graag getergd rond het huis, kan ineens genoeg krijgen van alles en iedereen, en doet niets liever dan gepijnigd naar een boom staren. De dichter is niet knap, maar heeft wel een apostolische aantrekkingskracht, waardoor vreemdelingen hem graag bewonderend omringen. Dit laat hij zich natuurlijk welgevallen. De dichter zegt geen dankjewel, geen alsjeblieft. Soms roept de dichter ineens: “Pen! Pen!”, waarna hij hondsdol rondrent totdat hem de rust is vergund een pen te vinden. Tegen die tijd is het helaas te laat; de inspiratie is verdwenen, de bladzijde blijft leeg, de dichter zucht. Ondertussen verandert de vrouw van de dichter langzaam in een poetsvrouw die niks enger vindt dan de gedachte dat ze haar geniale man tekortschiet.

Maar dan breekt de dag aan dat de dichter ineens de geest krijgt. Dan worden zijn ogen groot (om verscheidene redenen heeft hij geen kleren aan) en stort hij zich op een papiertje (een servetje voldoet) en begint hij, een pen in de ene hand, een glas rode wijn in de andere, zijn lul plakt tegen de hardhouten vloer, te doen wat hij behoort te doen: scheppen. Hij roept uit dat hij weet wat hij wil zeggen, het is alleen nog een kwestie van het vinden van de juiste woorden!

Een paar uren later vertragen de pennenstreken, het is alsof een interne storm tot bezinning is gekomen. Wanneer hij de poetsvrouw het resultaat laat lezen, springen de tranen in haar ogen. “Het is perfect”, laat ze zich ontvallen.

Dit larmoyante beeld van de zoektocht naar perfectie, die volgens de film geen zoektocht is maar een periode van weerloos wachten tot de inspiratie je aanraakt, wordt aangevuld door de tweede kant van de dichter, zijn ware innerlijke aard (2). Boven alles is de dichter een schepper; iemand die zich pas op zijn plaats voelt als hij iets aan de wereld toevoegt. Maar hoe te scheppen als het huiselijk leven op zich al perfect is?

“Waarom was ik niet genoeg?” vraagt Lawrence hem. “Het is nooit genoeg”, zegt Bardem, “anders zou ik niet schrijven.” Hoe harmonieus ook zijn leven, hoe liefhebbend ook zijn vrouw, hoe gezond ook de stilte, uiteindelijk gehoorzaamt de kunstenaar een diepere waarheid: daar waar geschapen wordt, moet eerst worden vernietigd.