Direct naar artikelinhoud
Analyse

2018, het jaar waarin België sportief nooit beter presteerde

Nina Derwael.Beeld Jef Boes

Met 29 ‘olympische’ medailles heeft België nooit beter gepresteerd dan in 2018. Zowel de Vlaamse, Franstalige als nationale topsport piekt. Een trendbreuk, of toch een beetje met dank aan de inflatie van kampioenschappen?

De Red Lions – inmiddels weet iedereen om welke sport het gaat en wie die gasten zijn – zijn in Bhubaneshwar in India wereldkampioen geworden. België sluit het memorabele sportjaar 2018 af met een nooit gezien aantal van 29 medailles in sporten of disciplines die in Tokio 2020 op het olympisch programma staan. In de sportstatistiek zijn olympische events de norm, een afbakening die misschien afbreuk doet aan mooie medailles in andere grote sporten maar internationaal is aanvaard.

De 29 podiumplaatsen van 2018 komen uit 55 topachtplaatsen. Dat is uitzonderlijk efficiënt

De Belgische sportprestaties hebben een vlucht genomen. Vier jaar geleden behaalden we in een gelijkaardig sportjaar (2014) maar vijf podiumplaatsen, een dieptepunt, net als 2011 en 1989. In 2018 werden weliswaar opvallend veel kampioenschappen georganiseerd, maar dit is niet de enige verklaring voor de stijging. Wellicht is ook een doelgerichte subsidiepolitiek in combinatie met een buitengewoon getalenteerde generatie mee verantwoordelijk.

Neem daarbij in overweging dat kleine getallen grote schommelingen kunnen vertonen en je krijgt het verschil tussen 5 en 29. De 5 podia in 2014 werden gepuurd uit 42 topachtplaatsen. De 29 van 2018 uit 55 topachtplaatsen. Dat is uitzonderlijk efficiënt want een normale verhouding medailles/topachtplaatsen is één op drie. De toekomst zal uitwijzen of 2018 een toevalstreffer was, dan wel dat de sportwoestijn België stilaan vruchtbare sportgrond wordt.

Negentien Vlaamse medailles

Wellicht is het wat van alles. De stijging lijkt alvast structureel: sinds 2015 presteert de Belgische sport jaar na jaar beter. De topsportindex (zie grafiek), die rekening houdt met topachtplaatsen en aan elke prestatie een gewogen score meegeeft, staat op een nooit gezien hoogtepunt van 1.252 indexpunten. Vier jaar geleden stond die op 657, ongeveer de helft.

Uit analyse van die index blijkt dat de Belgische stijging vooral op rekening komt van de Vlaamse sport en de nationale ploegen. Alleen de Vlaamse index is van 300 indexpunten eind 2012 gestegen naar 714 vandaag. Reken daarbij de nationale teams, die in de index voor de helft over Vlaanderen en de Franstalige gemeenschap zijn verdeeld, en Vlaanderen verdubbelt van 430 eind 2014 naar 860 vandaag.

Topsportindex.Beeld Swa Van Damme

Ook de Franstalige sport steeg in die voorbije vier jaar van 226 naar 321, maar heeft die stijging bijna alleen te danken aan de punten afkomstig van de nationale ploegen. In Vlaanderen leeft al langer de ergernis dat de Franstalige gemeenschap te vrijblijvend subsidieert, al spreekt marathonloper Koen Naert, die er onderdak vond en Europees kampioen werd, dat wellicht tegen.

Het Vlaamse overwicht blijkt ook uit de negentien ‘olympische’ medailles die zijn behaald. Franstalige atleten haalden vijf medailles en de nationale ploegen ook vijf.

Mannenmedailles halen de bovenhand: 16 tegenover 12 vrouwenmedailles en 1 gemengd team (triatlon). Kleur en kwaliteit van de medailles zijn ook belangrijk met het oog op Tokio 2020. Medailles op wereldkampioenschappen bieden meer kans op olympisch succes dan plakken van Europese kampioenschappen. Acht van de 29 medailles zijn mondiaal behaald. Twee daarvan, de Rode Duivels en schaatser Bart Swings, komen niet in aanmerking voor de Zomerspelen. Van de resterende zes vallen de drie wereldtitels op die zijn behaald door vrouwen.

Nina Derwael vliegt naar goud op het WK in Doha, Qatar.Beeld AFP

Toch zijn de mannenmedailles zoals het goud van hockeyers en het brons van Campenaerts misschien iets meer een garantie op een olympische prijs dan de wereldtitels van Nicky Degrendele en Emma Plasschaert, die een beetje uit de lucht kwamen vallen. Gouden gymnaste Nina Derwael is wel een certitude voor Tokio 2020.

Niet beter dan 1995

In alle euforie moeten we een slag om de arm houden. 1995 blijft het beste sportjaar ooit met negentien medailles. Van alle 29 medailles van 2018 waren er maar achttien ‘olympisch’ in 1995. Swings zijn massastart, de triatlonmedailles, de Europese wielermedailles…: of de kampioenschappen bestonden nog niet, of de disciplines stonden niet op het olympisch programma. In 1996 waren 843 medailles te verdienen op de Spelen. Over anderhalf jaar in Tokio zijn dat er 1.073, een stijging van 27 procent. Om even goed te doen als de zes medailles van Atlanta in 1996, hadden we in Rio minimaal zeven medailles moeten halen en moeten we in Tokio op acht uitkomen. Rekening houdend met bnp en bevolking, zou België op Olympische Spelen altijd de tien stuks moeten overstijgen.

De toekomst zal uitwijzen of 2018 een toevalstreffer was, dan wel dat de sportwoestijn België stilaan vruchtbare sportgrond wordt

Anderzijds scoorde België in 1995 vooral goed op de judokampioenschappen: acht van de negentien medailles kwamen van de bende van Dedecker. Een jaar later zouden ze vier van de zes olympische medailles mee naar huis nemen. In de breedte is Belgium er wel op vooruitgegaan. Het aantal topsporters dat de limiet haalde om met een salaris te worden ondersteund, is in vier jaar tijd verdrievoudigd.

We zijn ook geen land meer van veel uitblinkers in één sport met her en der een supertalent in een andere sport, aangevuld door meelopers zoals twintig jaar geleden. Judo pakt nog wel af en toe medailles, maar is niet meer de grote slokop. De verschillende wielerdisciplines apart genomen, zijn de 29 medailles van 2018 behaald in twaalf verschillende sporten.

Medailles van Belgen in ‘olympische’ sporten en disciplines.Beeld Swa Van Damme