Direct naar artikelinhoud
Column

Een veredelde loodgieter, die toevallig het Latijnse woord voor ‘elleboog’ uit zijn hoofd kent

Een veredelde loodgieter, die toevallig het Latijnse woord voor ‘elleboog’ uit zijn hoofd kent

Ik kreeg een boekje. Het heette Dit doet even pijn, er stond een afbeelding van een witte doktersjas op en er was een rode sticker op geplakt met de tekst ‘De grappigste patiëntverhalen die ik ooit las’.

Nu kan ik slecht tegen geestig bedoelde bundeltjes over de belevenissen van dokters. De ‘humor’ bestaat maar al te vaak uit het neerkijken op, en uitlachen van patiënten die medische termen niet begrijpen of verbasteren. U kent het genre wel: ‘Dokter, heb ik soms Groningse bronchitis?’ (hihi) of: ‘Mijn man ligt aan een confuus’ (haha) of mensen die niet weten wat dat ‘rectum’ toch is, waar die pillen drie maal daags in moeten, en uiteindelijk vertwijfeld een rectum proberen te lenen bij de buren (lachband).

Dit boek bleek heel anders. Adam Kay, voormalig arts, heeft een dagboek bijgehouden van zijn werkzaamheden voor de NHS, het Britse ziekenfonds. Dat blijkt neer te komen op 100 uur per week werken voor heel weinig geld, tussen menselijke wrakken, rondsproeiend bloed en pus, (grove) medische (bijna-)fouten, en een heleboel inderdaad grappige, maar meestal gitzwarte voorvallen van dien; niemand gaat tenslotte voor de lol naar de dokter, ook niet als diegene een afstandsbediening van de tv onvindbaar diep in zijn rectum heeft geduwd, stijf van de cocaïne over een punthek heeft geprobeerd te klimmen met rampzalige afloop, ligt te facetimen met een vriendin tijdens een uitstrijkje, dan wel een chocolade-ei met daarin een trouwring in haar vagijn heeft verstopt (verrassing voor de verloofde!) dat er niet meer uit blijkt te willen.

Voor al deze mensen, deels afkomstig uit een Dalrymple-achtige onderklasse, voelt Kay geen minachting, maar slechts compassie, en dat siert hem. Hij staat niet boven zijn patiënten, maar voert dapper zijn eigen doodgewone menselijkheid ten tonele; zijn angst als hij voor het eerst een keizersnede moet verrichten (die goed afloopt, maar met een lelijk litteken); de verleiding om een racistisch kreng van een patiënte een tikje slordiger dicht te naaien dan strikt noodzakelijk; hoe lastig het is als je als dienstdoend arts net zit te poepen als er een noodoproep komt (afknijpen, slordig afvegen en een operatie verrichten met een hels jeukend kontgat) en de spoedtangverlossing waarvoor hij tijdens de nachtdienst wordt opgeroepen terwijl hij zich net even lekker zat af te trekken in het artsenslaapkamertje. Chapeau!

Ja, hij redt levens, maar zonder heroïek, en er gaan ook mensen onder zijn handen dood, soms op gruwelijke wijze. Kanker, huiselijk geweld, extreem alcoholisme, doodgeboren baby’s, het komt allemaal zó nabij dat het je, ook als door de wol geverfd lezer, de strot toeknijpt. Van angst, omdat er zo ontzettend veel ziektes en aandoeningen zijn die een mens kan oplopen, en vooral ook van het besef dat een dokter geen God is, maar een veredelde loodgieter, die toevallig het Latijnse woord voor ‘elleboog’ uit zijn hoofd kent.

Een fijn boek. Goed, hier en daar is het proza wat al te vuilbekkerig-gespierd, een beetje zoals bij de ons onlangs smartelijk ontvallen kok Anthony Bourdain. Dat gaat irriteren. Ook de vertaling is zo belabberd dat je soms zinnen terug moest vertalen naar het Engels om te begrijpen wat er nu eigenlijk staat. Een vrouw die tijdens een bevalling ‘gas en lucht’ krijgt toegediend: (‘gas and air’ heet in Nederland ‘lachgas’), een in vertaling volstrekt onbegrijpelijke grap over ‘economie’ in een vliegtuig, en de hele tijd ‘fucking’ vertalen met ‘klote’ terwijl Nederlanders óók gewoon al jaren ‘fucking’ als krachtterm gebruiken.

Maar toch, een boek dat ik eigenlijk niet eens ín wou kijken, en vervolgens toch achter elkaar uitlas.