Direct naar artikelinhoud

Ministerie van Economische Zaken wist al 1,5 jaar van mestfraude veehouders

Het ministerie van Economische Zaken wist al in mei 2016 dat Nederlandse veehouders op grote schaal mestfraude plegen. Toen kreeg het ministerie de resultaten gepresenteerd van het onderzoek dat het eind 2015 had laten instellen naar het gesjoemel met mest in de veehouderij. Toch kwam het ministerie pas eind vorig jaar in actie.

Koeien in de stal bij een melkveehouderij.Beeld anp

In het rapport Mest nader onder de loep genomen uit mei 2016 concludeerden onderzoekers Piet Blauw en Marco Korff dat er in de hele mestverwerkingsketen op 'professionele' en 'grootschalige' wijze wordt gefraudeerd. Begin 2017 schreef het Planbureau voor de Leefomgeving ook al 'dat circa 30-40 procent van de mest in het zwarte circuit zit'. Maar ondanks deze publicaties ging het kabinet pas eind vorig jaar tot actie over, nadat het NRC Handeslblad had onthuld dat bijna tweederde van de 56 belangrijkste vervoerders, handelaren, verwerkers en bemiddelaars van mest in Oost-Brabant en Noord-Limburg met justitie in aanraking is geweest vanwege (vermeende) fraude met de mestboekhouding en mesttransporten.

'Fraudegevoelige cultuur'

Minister Carola Schouten van Landbouw kreeg toen pas het onderzoeksrapport onder ogen. Het is onduidelijk waarom Economische Zaken het rapport anderhalf jaar in een la liet liggen.

Veehouders zijn gebonden aan een mestquotum; ze mogen per hectare landbouw- of weidegrond die ze bezitten maar een bepaalde hoeveelheid mest uitrijden. De overtollige mest moeten ze laten afvoeren en laten verwerken. Dat kost geld. Om die kosten te drukken sjoemelen sommige veehouders met hun mestboekhouding. Daardoor lijkt het alsof ze hun mestoverschot netjes hebben afgevoerd, maar in werkelijkheid wordt het illegaal over hun land uitgereden of op de zwarte markt verhandeld. Veehouders, tussenhandelaren en mestverwerkers werken samen om de fraude toe te dekken en de mestadministraties kloppend te krijgen.

Op basis van gesprekken met bijna veertig mensen uit de branche kwamen onderzoekers Blauw en Korff tot de conclusie dat deze 'grootschalige fraude met samenspanning van verschillende partijen' vooral kan plaatsvinden omdat er 'een cultuur bestaat die dit voedt'.

Minister Schouten probeert deze cultuur nu te doorbreken. Ze sommeerde de sector voor half december een plan in te dienen om de fraude terug te dringen. Kort voor het kerstreces stuurde ze haar eigen 'Plan van aanpak mestfraude' naar de Kamer, waarbij ze zich onder meer baseerde op de 37 adviezen uit het onderzoek van 2016.

Carola Schouten.Beeld anp

Gedragscode

Daarin legt Schouten de verantwoordelijkheid grotendeels bij de frauderende sector zelf. Zo moeten de sjoemelende melkveehouders en hun medeplichtigen zelf een cultuuromslag bewerkstelligen en zelf alarm slaan bij afwijkingen in de mestboekhoudingen. Ook moeten alle ondernemers in de mestketen een 'gedragscode' ondertekenen. Het is de vraag hoe realistisch de aanpak van de minister is. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die toezicht houdt op het verwerken van mest, is kritisch en heeft Schouten erop gewezen dat 'het plan zich niet direct richt op het wegnemen van de fraudeprikkel'. Ook vindt de NVWA de door Schouten gestelde doelen niet 'specifiek, meetbaar, realistisch en tijdgebonden' genoeg.

Nederlandse boeren produceren jaarlijks een kleine 80 miljard kilo mest. De NVWA controleert maar een heel klein deel van de honderdduizenden mesttransporten die hiermee gepaard gaan. In 2017 werden ruim 1.300 bestuursrechtelijke boetes voor overtredingen van het mestbeleid uitgedeeld.