Direct naar artikelinhoud
SportHandbal

Anneke van Zanen is de nieuwe baas van NOCNSF en begint vol ambitie aan haar taak

Anneke van Zanen Gooit een balletje op haar club Hellas in Den Haag.Beeld Jiri Büller

Handbalster, topambtenaar, penningmeester, bestuursvoorzitter. Sportkoepel NOCNSF heeft deze week een aanpakker gekozen als voorzitter. Anneke van Zanen (55) leunt niet snel achterover. Ambitie: top-10-klassering in het medailleklassement van de Zomerspelen 

Ze had al twee jeugd-WK’s met Jong Oranje gespeeld toen het senioren WK handbal in Nederland (in 1986) voor de deur stond. Haar Haagse vriendin Ursula Dekeling kwam in de nationale ploeg, net als collega-jeugdinternationals Carla Kleintjens en Laura Robben, maar Anneke ­Nieberg (de meisjesnaam van Anneke van Zanen) werd overgeslagen.

‘Ik was te licht, vond de bondscoach, Jan Kecskemethy. Hij had liever een steviger meid. Maar ik was niet van plan er kilo’s aan te eten’, vertelt Van Zanen. De lichtgewicht van Hellas (ze noemt zichzelf nog altijd ‘een ­Helleen, met een wit hart’) besloot al haar aandacht aan de studie te geven. Zo werd ze een zwaargewicht in de wereld van de accountancy en later in de sportbestuurlijke kringen.

Anneke Van Zanen over vijf sportstellingen:

1 Vrouwen gaan de Nederlandse sport steeds meer overheersen. Prestatief en bestuurlijk.
‘Het is een feit dat de vrouwen van ­Nederland momenteel beter presteren dan de mannen. Ik zou graag zien dat de vrouwen consolideren en dat de mannen een been bijzetten. Doen ze dat niet, dan blijven de vrouwen overheersen. ­Bestuurlijk heb ik de hoop dat vrouwen zien dat ze iets kunnen toevoegen en dat ze die stap zetten. Dat is nu mondjesmaat. Bij NOCNSF hebben we gek genoeg meer vrouwen dan mannen in het bestuur, Annette Mosman, Irene Eijs, Hinkelien Schreuder, Rinda den Besten en ik. Het is 5 om 2 nu. Maar naar vrouwelijke bondsvoorzitters moet je al zoeken. Bij de gymnastiekbond Monique Kempff, bij de sportvissers Marjan van Kampen en Francisca Ravestein gaat weg bij het basketbal. Ik ben iemand die zijn vinger durft op te steken en ben nu een boegbeeld. Ik ben een voorbeeld, hoop ik. Maar ik ben niet van de ene sekse die de andere overheerst. Ik wil balans. Genderbalans. En prestatief weet je dat de vrouwen zich niet zullen inhouden. Bestuurlijk mogen er wel wat bij.’

Sinds maandag is Van Zanen, 55 en nog altijd lichtvoetig door het leven gaand, de hoogste sportbestuurder van Nederland. Op 20 mei begint zij daadwerkelijk als voorzitter van sportkoepel NOCNSF. Daar noemen ze haar in modern jargon een powervrouw. Ze is een aanpakker. Daar gaan we werk van maken, zegt ze over eenvoudige agendazaken.

Het werk in de sport begon eenvoudig. Ze groeide op in een gezin waar de schoenenzaak en het handbal ­centraal stonden. ‘Ik was 12. Ik hielp elke dinsdagmiddag met het vouwen van het clubblad van Hellas. Dat ­deden we bij ons thuis aan de keukentafel. De stencils werden geleverd. We vouwden, we plukten en twee anderen deden de bandjes, met porto ­betaald, eromheen.’

2 Nederland is te klein voor het houden van de Olympische Spelen.
‘In 1928 hebben we het gedaan, hè. En 2028 redden we niet. Maar ik denk niet dat Nederland te klein is om het te organiseren. Ik denk wel dat het een grote uitdaging is om de Spelen te organiseren. Maar waar een wil is, daar is in het handelsbeluste Nederland altijd een weg. Ik zie ook de grote bedragen, de miljarden aan kosten, maar we moeten daarom gefaseerd onze infrastructuur op orde brengen, steeds meer gereed ­raken voor zo’n groot evenement. Als zoiets versneld moet gaan, ik noem dat de big-bang, dan valt dat niet goed in ons land. Ik ben van stap voor stap. Elk groot evenement dat we houden is weer een vink-je in het klaar maken van Nederland voor zo’n majeur evenement. Dit is niet mijn eerste dossier, maar als je NOCNSF-voorzitter wordt en je hebt niet ergens in je achterhoofd die droom, dan moet je hier geen voorzitter van worden. Voor mij is het ’t ultieme. We zijn onderdeel van de olympische familie. Dus. Ik heb het gevoel dat er bij het IOC ruimte is om zo’n evenement met bestaande accommodaties te houden. Maar het is groot. Het is Ajax - Juventus, maar dan 28 keer, en niet één wedstrijd, maar complete toernooien. De Europese Spelen van 2019 die we hebben teruggegeven en die nu, over twee maanden, in Minsk worden gehouden waren een stepping-stone, een leerschool, geweest. Dat is verkeerd gegaan in 2015. We moeten ervan leren. Het zal ook om internationale invloed gaan. We zijn niet zomaar terug in het Internationaal Olympisch Comité. Het is een kleine klap geweest, toen Camiel Eurlings daaruit verdween. Dat terrein hebben we verloren. Het zou goed zijn dat terug te winnen.’

Het was een bijzonder gezin. Haar broers, Leo Nieberg, Fred en Martin Berendsen, waren befaamde handballers in het Haagse. Leo werd vijf keer topscorer van de eredivisie, Fred speelde meer interlands (62 om 23). Leo kwam bij zijn Oranjedebuut met een radslag op. ‘Als ik jou zie, zei oud-bondscoach Sjors Röttger laatst, dan moet ik aan Leo denken. Mijn broer was ongrijpbaar, niet van de sjablonen, maar hij schoot wel raak’, zegt Van Zanen die verguld is dat ze op haar broer lijkt. Een lach hoort bij haar stijl.

Van clubbladenvouwer klom ze, als drukbezet moeder van vier kinderen met een forse baan, naar de voorzitterspost van Hellas, toen nog een topclub in het amateuristische Nederlandse handbal. Ze was toen als registeraccountant al directeur van de ­Algemene Rekenkamer geweest. Later werd Van Zanen plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Justitie en Veiligheid en hoofd van de Auditdienst Rijk.

3 Sportieve grenzen moeten beter worden bewaakt. Het oprekken van medische begeleiding dient aan banden te worden gelegd.
‘Ik heb de verhalen over thyrax en de puffers bij onze schaatsploegen gelezen. Volgens mij zijn er protocollen en houden we ons aan de spelregels die we afspreken. Het is van tweeën een. Of we zeggen: er zijn geen regels. Of er zijn regels. Daar houden we ons dan aan. Maar ik wil wel aantekenen dat topsport leven op het randje is. Qua belasting, voeding, qua alles.

‘Ik ben geen medicus, maar wat die puffers (astmamiddel, red.) betreft vind ik het wel ver gaan als mensen die zulke zaken niet nodig hebben opeens een medisch attest krijgen. Ik moet ervan uitgaan dat er dus artsen zijn die zulke medicijnen voorschrijven. Wij willen als publiek natuurlijk wel heel graag dat sporters iets meer kunnen dan wat de normale mens kan. Maar wat het grijze gebied betreft: als je niet ziek bent, hoef je geen medicatie te gebruiken.

‘Het is wel goed dat we hierover een debat voeren. Laten we ook luisteren naar die sporter. Als het mis zou gaan met een dopingovertreding, zou ik daardoor zeer aangedaan zijn. Je moet wel straffen, zero tolerance zeg ik dan. Maar we moeten ook denken aan die ene mens die dit heeft gedaan. Waar is het bij hem of haar mis gegaan? Want we faciliteren niet voor niets een heel systeem om onze sporters heen. Dat zou dan weer mijn treurnis zijn. Dat iemand blijkbaar geen andere uitweg heeft gezien. Ik hoop oprecht dat we dat niet meemaken.’

De grondregel, ook bij haar vrijwilligerswerk: ‘Ik ging meestal over de penningen.’ Al gaf ze ook training aan ouders die het ingewikkelde handbal van hun kinderen onvoldoende snapten. ‘Kostte ze niks. De hal was vrij. Maar wel een drankje na afloop. ­Leverde het de club toch nog wat op.’

Anneke van Zanen.Beeld Jiri Büller

Onontdekt talent

In 2010 werd ze gevraagd door ­André Bolhuis, de toen nieuwe voorzitter van NOCNSF, om penningmeester van de koepel van 76 sportbonden, te worden. ‘We dronken een glas wijn rond een interland van de Nederlandse vrouwenploeg. Ik was als kandidaat aangedragen door Marijke Fleuren, een hockeybestuurder. Ik was onbekend, zat niet in het bestuur van het handbalverbond.

‘Zo is er natuurlijk veel onontdekt talent in de sportwereld. Enfin, ik moest als justitieambtenaar toestemming hebben van de minister. Dus André belde met Ivo (Opstelten, red.) die op het punt stond aan te treden als minister van Justitie. André zei: ik heb hier een buitengewoon deskundig collega van jou, ­mevrouw de plaatsvervangende SG. Ik zou graag willen dat zij de penningen doet voor mij. Ivo had geen bezwaar. Strak plan, zei hij.’ Ze bast zijn befaamde stem na.

4 Het streven naar een positie bij de beste tien sportlanden blijft leidend.
‘Ik vind dat ook. We hebben doelstellingen en daar ga ik niet van dag een op twee aan morrelen. We zitten in een olympische cyclus naar Tokio 2020 en die versjteren wij niet. Maar naast die toptiendoelstelling is er het streven om Nederlanders 10 procent meer te laten sporten. Dat is als doelstelling van NOCNSF gelijkwaardig, maar wordt bijna nooit genoemd. Wij willen dat ­iedereen in Nederland toegang heeft tot sport. Dat drempels, financieel, fysiek, sociaal-cultureel, worden weggenomen.

‘Ik zie daarbij veel op de verenigingen afkomen, ook voor de clubbestuurders. Het gaat over integriteit, vertrouwensmensen, veilig sportklimaat. Dat kan niet zomaar. Voor niets gaan de zon op. Ik denk dat er extra geld heen moet. Baar geld of expertise.’

In 2016 verliet ze NOCNSF. In haar werk als hoofd van de auditdienst, de controleurs van de geldstromen van het rijk, kwam ze veel olympische subsidies tegen. ‘Mijn grondregel was dat ik die dossiers aan de collega’s liet. Maar het werd te veel op gegeven moment’, aldus de vrouw die de sportkoepel door financieel lastige tijden leidde. Het reservefonds redde de sport toen een fors deel van de ­loterijinkomsten wegviel.

Toen ze bij het rijk wegging werd ze bestuursvoorzitter van accountantsorganisatie Baker Tilly, een bedrijf dat vorig jaar een omzet had van bijna 100 miljoen euro. Die baan heeft ze opgezegd toen ze geen toestemming kreeg om als onbezoldigde voorzitter bij NOCNSF aan de slag te gaan. ‘Die job komt wel weer, ergens in de herfst’, zegt ze.

Voorzitter van NOCNSF, dat lijkt haar echte droombaan. Ze wil twaalf jaar aanblijven. Ze zou een olympisch kantoor willen in Den Haag. Want de stad gaat ze niet verlaten voor de bossen van Papendal. Dat offer is dan weer te groot.

5 Team NL bereikt in 2020 in Tokio voor het eerst na 20 jaar weer de toptien van de Olympische Spelen.
‘Ik ben voor. Ik ben positief. Ik volg veel sport. Volgens mij zijn we als Nederland ongelooflijk goed bezig. Er is plezier, dus dan komen de prestaties. De resulaten afgelopen jaar laten zien dat Nederland nu over een team sporters beschikt dat mogelijk over anderhalf jaar in staat is om die toptien ambitie te kunnen realiseren. Nu eerst maar eens kijken of het lukt dat niveau vast te houden. Uiteindelijk bepalen de omstandigheden tijdens de wedstrijd of het net wel of net niet lukt. Ik ben overtuigd dat de staf van NOCNSF, de coaches en trainers van de bonden en sporters, de komende 400 dagen onze sporters zo ondersteunen dat zij in Tokio hun maximale prestatie zullen halen. Het zijn uiteindelijk de sporters die het doen. Ik kijk daarbij graag naar sporten als handboogschieten. Het WK in die sport, deze zomer in Den Bosch, zal uitwijzen waar we staan. Maar we zijn ook sterk in onze traditionele sporten, zoals hockey. We hebben sterke zwemmers, zeker in openwater. De zeilster Marit Bouwmeester, de plankzeilers Van Rijsselberghe of ­Badloe en bij de vrouwen Lilian de Geus. De wielerploeg is heel sterk. We hebben ­atleten als Schippers en turners als ­Zonderland. En dan noem ik er nu maar een paar, het is een fantastische ploeg. Mijn aandacht is er ook voor de paralympische ploeg. Voor zover ik nu kan overzien, scoren die sporters ook ­fantastisch.’