Direct naar artikelinhoud
Open briefArno Boey

Er was die keer met het speeksel, er was die keer met de auto. Er waren al die keren met het kijken, vloeken, schelden

Er was die keer met het speeksel, er was die keer met de auto. Er waren al die keren met het kijken, vloeken, schelden
Beeld AFP

Arno Boey is schrijver en radiomaker.

Er was de verjaardagsavond. We waren verliefd en aten de kaart leeg. Tegen sluitingsuur stonden we buiten en kusten. Er landde een steen voor onze voeten. Aan de overkant lachten jongens. Het was net niet raak, maar het was duidelijk: de nacht was niet van ons.

Er was die keer na een feest. Er was muziek en er was liefde en iemand fietste mee naar huis. Op een brug over het kanaal riep een vrouw ons na: we waren vuile homo’s. Ze lachte. De nacht was niet van ons.

Er waren de telefoontjes. Het was zomer en een paar jongens aan wie ik had lesgegeven verveelden zich. Ze belden me ‘s nachts op, scholden en bedreigden. Ze lachten. Het was onmogelijk uit te luisteren, maar ik deed het. Voicemail na voicemail. De nacht was niet van mij.

Er was die keer met het speeksel, er was die keer met de auto. Er waren al die keren met het kijken, vloeken, schelden. Ik schrik van niets meer, maar krimp bij het minste in elkaar.

De nacht is niet van ons en altijd weerklinkt er een lach. Ik weet ondertussen waar ik moet opletten, fluisteren, de kleuren van mijn gezicht moet wrijven.

Ik weet waar ik niet verliefd mag zijn. Ik weet waar ik niet mag zijn.

De zomer komt en ik wil dansen. Ik denk aan een huisfeestje vorig jaar, er was gevraagd om opgekleed te komen. Een van mijn beste vrienden belde aan met een grote rugzak en ging rechtstreeks naar het toilet. Wanneer hen vijf minuten later terugkwam, begreep ik wat er in de rugzak had gezeten: hen schitterde nu in een lang zwart kleed, naaldhakken, juwelen en make-up. Hen was die avond alles en we dansten onder een discobol. Achter de ramen klonk Brussel zoals we haar kenden, maar ze kwam niet binnen, niet tot hier, want hier schurkten we even tegen de vrijheid aan.

De bol stopte met draaien en we vertrokken. Mijn vriend ging nog snel naar het toilet. Omgekleed en ontschminkt was hen klaar voor de wereld.

Het aantal plekken waar we welkom zijn groeit. Er zijn clubs, bars en cafés. Er zijn kelders en sauna’s, boekenwinkels en theaterzalen. Er zijn veilige plekken in de stad. Ze worden aangeduid op een kaart en krijgen een sticker op de voordeur. Maar terwijl er steeds meer ‘safe spaces’ ontstaan, lijkt de ruimte daartussen niet veiliger. Integendeel. Ik kan ze niet bijhouden, de verhalen van vrienden die pijn wordt berokkend. We sturen elkaar hoe we het best naar huis wandelen, delen de straatnamen en pleinen die we links moeten laten. Onze landkaart krimpt en onderweg haasten we ons. Ik heb mezelf snel leren fietsen. Ik trap en trap en hoop dat ik sneller ben.

Ik sta niet in een statistiek. Ik heb nooit iets aangegeven. Er zijn te veel verhalen van agenten die ons moeten teleurstellen. Er valt weinig aan te doen, slikken ze. Ze noemen het een verloren zaak. Ze raden ons aan de volgende keer anders te lopen. Ik wil hen niet uitleggen dat mijn kaart al zo klein is geworden. Dat ik snel fiets omdat ik hoop dat ik sneller ben. Ik wil niet uitleggen dat ik niet alleen bang ben voor het geweld of de pijn. Het is de lach die me angst inboezemt. Een kneuzing verkleurt en trekt weg, maar in die lach woont minachting en ik weet niet hoe je daarvan geneest.

Wat we hebben is wankel en we houden elkaar daarom stevig vast. Maar er is meer nodig dan praatavonden, roze merchandise en kleurrijke hashtags. Blitse campagnes en mondige politici zijn niet genoeg.

Welk gesprek willen we na vandaag? Wie fietst weg van wie? Wie mag waar zijn? Wat is veiligheid en wat hebben we daar echt voor nodig?

Mijn vriend woont ondertussen in een andere stad. Ik ging hen daar opzoeken. We fietsten snel omdat het koud was, maar nooit uit angst. Ik kan de taal niet en weet niet welke woorden ze er aan hebben gegeven, maar ze spreken erover. Het kan dus blijkbaar. De pijn benoemen, en daarmee aan de slag gaan. Een stad veilig maken, langer dan één dag in het jaar. Zodat de lach weer van de mop is en de kaart zich groot openvouwt.