Direct naar artikelinhoud
Islamitische Staat

Nog meer Belgische IS-vrouwen in Syrisch kamp: “Ik deel die ideologie niet, ik ben mijn man gevolgd”

Een Belgische vrouw in het Syrische kamp van Al-RojBeeld VRT

VRT-journalist Rudi Vranckx ontmoette in een Syrisch vluchtelingenkamp twee Belgische IS-vrouwen, Bouchra en Tatiana uit Borgerhout, die hun mannen in 2013 volgden naar Syrië. Nu blijkt dat er nog veel meer Belgische vrouwen in verschillende kampen zitten. “Ik deel die ideologie niet, ik ben enkel mijn man gevolgd”, vertelt een Belgische vrouw aan Vranckx.

De ploeg van Rudi Vranckx was op zoek naar één Belgische IS-vrouw in het gevangenenkamp Al-Roj in het noorden van Syrië, maar tot hun grote ontsteltenis troffen ze er een kleine kolonie Belgische vrouwen aan. “Jonge meisjes soms nog, met kinderen.”

Vranckx sprak met vijf Belgische vrouwen. Een van de Belgische vrouwen in Al-Roj is Selin, de dochter van een Turks-Vlaamse vader. Haar verhaal lijkt sterk op dat van Bouchra en Tatiana, ook zij is bereid in België haar straf uit te zitten.

"We moeten niet naïef zijn"

In een opiniestuk laat Rudi Vranckx zijn licht schijnen over de kwestie. “We moeten niet naïef zijn”, zegt Vranckx. “Hoewel het hier niet gaat om mannelijke Syriëstrijders, zijn dit volwassen vrouwen die bewust een keuze gemaakt hebben en de gevolgen daarvan evengoed zullen moeten dragen.”

“Wat ze in Raqqa precies hebben gedaan, weten we niet”, vervolgt Vranckx. “Wat we wel weten, is dat Bouchra en Tatiana tot twee keer toe zijn afgereisd naar het "kalifaat"; in 2014 waren ze teruggekeerd naar ons land om hier te bevallen. Een jaar stonden ze later alweer in Syrië. Op de sociale media deelde Bouchra achteraf een sneer uit naar het team van deradicaliseringsexperten dat hen na hun terugkomst had omringd, en bedreigde ze politieagenten.”

Ondanks de dreigementen beweren Bouchra en Tatiana nu dat ze beseffen dat ze in België niet met open armen zullen worden ontvangen. Ze willen beiden hun straf aanvaarden, zodat de toekomst van hun kinderen kan worden veiliggesteld. “Moeten de kinderen van Syriëstrijders boeten voor de zonden van hun vaders?” besluit Vranckx.