© Victoriano Moreno

Het Bernarduscentrum: de nieuwe thuishaven van de Antwerpse gemeenteraad

Tot maart 2020 - de geschatte duur van de restauratiewerkzaamheden aan het stadhuis - opereert de Antwerpse gemeenteraad vanuit het Bernarduscentrum. Ook de provincieraad vergadert hier nog tot het nieuwe provinciehuis klaar is. Het gebouwencomplex reed de voorbije eeuwen een straf parcours: van een toevluchtsoord voor monniken en het logement van Napoleon tot geïmproviseerd stad- en provinciehuis én Europees ontmoetingscentrum. Of in CittA-jargon: een verborgen parel. Tijd voor een rondleiding.

Peter Briers

Op het binnenplein aan de Lombardenvest, dat uitkijkt op de moderne gevel van het Bernarduscentrum, stapt Serge Migom ons tegemoet. Als architectuurhistoricus waakt hij mee over de restauratie van de monumentale gebouwen die eigendom zijn of beheerd worden door het provinciebestuur. Migom is ook co-auteur van het naslagwerk Een huis voor de provincie, waarin de bewogen geschiedenis van het Bernarduscentrum haarfijn uit de doeken wordt gedaan.

Serge gaat ons voor naar de Spiegelzaal, een tentoonstellingsruimte naast de vernieuwde inkomhal. “Dit gebouw gaat terug tot de veertiende eeuw en was oorspronkelijk een toevluchtsoord voor monniken van de Sint-Bernardusabdij van Hemiksem”, legt hij uit. “Pas aan het eind van de achttiende eeuw krijgt het gebouw zijn huidige uitzicht. Het doet dan al een tijdlang dienst als bisschoppelijk paleis en wordt door de toenmalige bisschop gemoderniseerd tot een hôtel particulier entre cour et jardin: een binnenplaats aan de voorkant, een hotel in u-vorm en een tuin aan de achterzijde. Van die oorspronkelijke vorm is alleen de tuin verdwenen.”

Niet veel later maakt de Franse Revolutie korte metten met de macht van de geestelijken: de bisschoppen worden afgezet, de kerkelijke goederen aangeslagen. “Dat is het prille begin van de provincies, al heten ze dan nog departementen, naar Frans model. Op zoek naar een onderkomen voor hun administraties kloppen de provincies aan bij de bisschoppelijke paleizen.”

© VM

Napoleon

Het einde van de Franse overheersing luidt het begin in van een Nederlands bewind. “In 1815 worden alle departementen definitief hervormd tot provincies. Als België in 1830 de onafhankelijkheid uitroept, verandert er voor dit gebouw zo goed als niets. Het blijft dienstdoen als provinciehuis. Gaandeweg ondergaat het wel een aantal metamorfosen. Er komen extra kantoren en er wordt een eerste provincieraadzaal gebouwd. Die ziet eruit als het Britse parlement: klein van vorm en met houten banken aan beide kanten. Door de komst van die nieuwe infrastructuur moeten de raadsleden niet langer van de ene naar de andere vergaderzaal hollen.”

Speciaal voor de komst van Napoleon krijgt het pand een zogeheten ‘appartement voor hoge gasten’. “In 1803 en 1810 maakt hij daar gebruik van”, gaat Serge voort. “De Franse generaal vindt het hier zo aangenaam dat hij besluit om het Paleis op de Meir te kopen als zijn pied-à-terre. Hij is namelijk van plan om later terug te keren, wat uiteindelijk nooit meer is gebeurd. Leuk detail: in het appartement waar Napoleon destijds overnachtte, woont nu bisschop Bonny.”

© VM

Het stijgende aantal provincieraadsleden doet het bestuur stilaan dromen van een nog grotere raadzaal. “De eerste plannen zijn er al in 1830, maar het duurt uiteindelijk nog vijftig jaar vooraleer die er echt komt. Omstreeks 1880 wordt ze eindelijk in gebruik genomen.”

V-bommen leggen in 1944 een deel van de gebouwen in de as. Vooral de administratieve vleugel raakt zwaar gehavend. “Er zat voor de medewerkers niets anders op dan te verhuizen. Ze nemen hun intrek in enkele herenhuizen aan het Warandepark, waar tot 1944 de Gestapo verbleef. De provincieraad blijft hier vergaderen tot in 1980, maar eenmaal het bestuur zich in het nieuwe gebouw aan de Koningin Elisabethlei heeft gesetteld, blijft het pand leeg achter. De federale staat doet als eigenaar een poging om het te verkopen, wat mislukt.”

Tien jaar later jaagt Eric Antonis als intendant van Antwerpen 93 een nieuwe wind door de metropool. “In de aanloop naar dat memorabele jaar slaagt de provincie erin het gebouw te kopen. Ze heeft daar op dat moment twee goede redenen voor: ze moet de bisschop huisvesten en ze is dringend op zoek naar bijkomende vergader- en congresfaciliteiten. Het gebouw wordt gerestaureerd en in 1993 heropend: aan de ene kant het bisschoppelijk paleis, aan de andere de historische raadzaal en de congresruimte, die samen tot Bernarduscentrum worden herdoopt.”

Het contrast is groot: na 1980 heerst de leegstand, anno 2017 is het er drukker dan ooit. “Momenteel vergaderen hier zowel de provincie- als de gemeenteraad”, legt Serge uit. “Dat is een tijdelijke maatregel, tot het nieuwe provinciehuis in gebruik kan worden genomen en de restauratiewerkzaamheden aan het stadhuis afgelopen zijn. Waarom ze voor dit gebouw hebben gekozen? Een rondleiding volstaat om die vraag te beantwoorden.”

Vrouwelijke charmes

De Spiegelzaal leidt bezoekers rechtstreeks naar de voorkamer, een van de historische salons van het oorspronkelijke bisschoppelijk paleis. “En tegelijk ook een van de laatste originele elementen op de benedenverdieping. Het was de voorkamer van de kapel. De stoelen in deze zaal dateren van 1820. Ze zien er eenvoudig uit, maar ze zijn van een degelijke kwaliteit.”

Van de kapel is helaas geen spoor meer. Ze werd opgeofferd voor de bouw van de huidige raadzaal. “Het ging om een achttiende-eeuwse constructie met lambriseringen en gebeeldhouwde reliëfs. De architect heeft nog gepleit voor het behoud van de kapel, maar om een nog onbekende reden vonden de toenmalige gedeputeerden dat ongemakkelijk of niet mooi. Een doodzonde.”

Langs een authentieke trappenhal bereiken we de smalle publiekstribune. Te donker voor een foto, oordeelt de fotograaf. Het is voor Migom maar een woord. In een handomdraai werpen majestueuze kroonluchters een sfeervol licht over de aula.

“Dat doet me aan iets denken”, zegt hij plots. “Dit was in 1894 een van de eerste locaties in de stad waar het licht met behulp van elektriciteit werd opgewekt. Het was mevrouw Osy de Zegwaart, de vrouw van de gouverneur, die al haar charmes gebruikte om de toenmalige minister ervan te overtuigen de ongezonde gasverlichting in te ruilen voor reukloze elektriciteit.”

© VM

De tribune kijkt uit op het kloppende hart van het Bernarduscentrum: de historische raadzaal met een halfrond en een centraal spreekgestoelte. “Een deel van het houten meubilair is tweedehands. De tribune en het bureau vooraan in de zaal zijn afkomstig van de vroegere Kamer van Volksvertegenwoordigers in Brussel. De provincie heeft dat meubilair kunnen kopen van de Belgische staat. Voor een gunstprijsje, weliswaar.”

Wijnwinkel

Achter het bureau refereert een gedenkplaat aan een zwarte pagina uit de geschiedenis van het gebouw. “Tijdens WOI wordt het gebouw in beslag genomen door de Duitse bezetter, die de raadzaal gebruikt als krijgsrechtbank. Veel van de verzetslieden die opgepakt worden, verschijnen in dit pand voor de rechtbank, in afwachting van hun terechtstelling of gevangenschap. De gedenkplaat is een replica van het originele, bronzen monument - met daarop de namen van alle veroordeelden - dat door de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt weggehaald en versmolten. Diezelfde Duitsers hebben in de Eerste Wereldoorlog trouwens ook al de hele kunstcollectie en delen van het meubilair geroofd.”

© VM

Het enige gebouw dat beide oorlogen heeft overleefd, is het gele archiefhuis van de provincie in de Geefsstraat. “De constructie binnenin is van metaal, vandaar. Na de oorlog stond dat pand nog helemaal overeind. Het heeft een tijdje dienstgedaan als wijnwinkel.”

Midden in de zaal trekt een smeedijzeren rooster de aandacht. “Het is een deksel waaruit warme lucht kon ontsnappen om de zaal te verwarmen, meer niet. Het is een van de vele ingrepen die de provincie heeft gedaan om in de zaal een aangename temperatuur op te wekken. Vergeefs, helaas.”

Klachten

Het is en blijft een heikel thema, het comfort van de raadzaal. Of beter, het gebrek eraan. “Sinds de ingebruikneming klagen de raadsleden over de verluchting, de verwarming, het zitcomfort en de akoestiek. Die klachten zijn altijd gebleven, tot vandaag. Neem nu de temperatuur: de ene keer is het te warm, de andere keer te koud. Sommige klachten zijn gaandeweg verdwenen, met dank aan een moderne microfooninstallatie, betere gordijnen en kussens met paardenhaar op de houten banken. Ze ogen daardoor mooier, maar comfortabel zijn ze nog lang niet.”

Dat laatste is een understatement, als we burgemeester Bart De Wever mogen geloven. “Wat het zitcomfort betreft, zijn er gelijkenissen met de Kamer in Brussel. Ook daar staat elke zitting gelijk aan een Chinese marteling. Zelf heb ik weinig reden tot klagen: in de raadzaal van het Bernarduscentrum zitten de voorzitter van de gemeenteraad en ikzelf op een echte stoel. Dat scheelt.”

“Vijf uur lang plaatsnemen op houten banken is inderdaad niet aangenaam, zeker niet voor rugpatiënten zoals ik”, weet ook Peter Bellens, gedeputeerde van de provincie Antwerpen. “Ik neem elke keer een kussen mee, net als veel andere collega’s. Twee kussens om precies te zijn: eentje voor de rug en eentje om op te zitten.”

Of de steenharde banken de raadsleden aanmoedigen tot efficiënter vergaderen? De vraag doet De Wever lachen. “Kortere vergaderingen nastreven is een nobele intentie, maar het blijft zelfs in deze omstandigheden een utopie. Korte agenda’s verleiden raadsleden wel eens tot langere uiteenzettingen. Ach, ik vergader veel liever in een historisch maar minder comfortabel kader dan in een of ander betekenisloos kantoor.”

© VM

Dichter

Dat zowel de provincie- als de gemeenteraad er tijdelijk hun tenten opslaan, is voor De Wever en Bellens de logica zelve. “Als historicus heb ik er altijd een speerpunt van gemaakt om het cultuurhistorisch erfgoed uit de zestiende eeuw in zijn volle glorie te herstellen en te benutten”, aldus de burgemeester. “Trouwens, sinds 1565 zijn we tot driemaal toe uit het Antwerpse stadhuis moeten vluchten, en telkens zijn we naar het bisschoppelijk paleis gekomen. Dat hebben we ook nu weer gedaan. Ik heb geen moment geaarzeld. Mijn kinderen zouden dat een no-brainer noemen.”

“Als leraar economie-Nederlands-geschiedenis is voor mij die historische grandeur voelbaar en belangrijk”, vult Bellens aan. “Ik associeer dit gebouw met een hele reeks geschiedkundige periodes, van de middeleeuwen tot nu. Daarom moeten we deze infrastructuur respectvol behandelen.”

Eén ding staat vast: de oude raadzaal zorgt voor toenadering tussen de politieke fracties. Letterlijk én figuurlijk. “Iedereen zit echt dichter bij elkaar”, lacht Peter. “Het voordeel van deze zaal is dat je iedereen goed kan zien. Dat bevordert de discussie en stimuleert de democratie.”

Straffer nog, zegt Bart De Wever, het halfrond in het Bernarduscentrum werkt efficiënter dan de raadzaal op het Schoon Verdiep. “Meerderheid en oppositie zaten daar tot dusver lijnrecht tegenover elkaar. In het Bernarduscentrum zitten de raadsleden rond de meerderheid, en dat is beter. Het enige nadeel is dat ik als burgemeester nu moederziel alleen vooraan zit, bovenop een troon, weg van mijn schepenen. Daardoor wordt het wel echt eenzaam aan de top.” (lacht)