© robbie depuydt, paul jongeneelen

Supporters nemen afscheid van ‘bogen’ Ludo Coeckstadion: “Naar België gekomen om tribunes nog te zien”

De laatste thuiswedstrijd van het seizoen van Berchem Sport stond, naast het sportieve, vooral ook in het teken van de afbraak van een deel van het stadion. De bogen achter de beide doelen en mogelijk ook de inkompoort gaan tegen de vlakte. Het werd een emotionele avond voor de trouwe aanhang, die ook nog eens een degradatie moest verwerken...

mischa bludts

Het Ludo Coeckstadion, dat in 1929 werd gebouwd, is een van de laatste authentieke voetbaltempels in België. Onder meer die van Union Saint-Gilloise (de ploeg waar Tony Bloom, de eigenaar van Premier League-club Brighton, onlangs een bod op deed) en Racing Mechelen dateren nog uit die periode. Maar dat eerste wordt momenteel grondig verbouwd en het stadion van Racing gaat waarschijnlijk volgend jaar tegen de vlakte. Niet alleen de supporters, maar ook liefhebbers van (stadion)architectuur uit binnen- en buitenland zijn er het hart van in.

Aan de Chalet, waar de Berchemfans voor de wedstrijd hun pinten komen drinken, ontmoeten we Uli. Hij is een groundhopper die al in 52 verschillende landen meer dan duizend voetbalstadions bezocht en documenteerde. Hij kwam speciaal voor de gelegenheid met de bus uit Hamburg. “Ik hoorde dat een deel van dit historische stadion binnenkort wordt afgebroken en dus moest ik er vandaag zeker bij zijn. Erg jammer dat die tribunes zullen verdwijnen, want het geheel straalt echt traditie en zelfs een soort nostalgie uit. En de sfeer hier is geweldig.”

Paul komt al sinds begin jaren 70 naar Berchem kijken en bracht onlangs – speciaal voor de fans – een fotoboek met sfeerbeelden uit. “Ons legendarisch stadion moest, nu het zowat op instorten staat, toch worden vereeuwigd. De boog aan de kant van Mortsel mocht zelfs al een paar jaar niet meer worden gebruikt wegens te onveilig. Zoals het er nu staat, is het stadion amper levensvatbaar en zelfs gevaarlijk. Je moet al goed ter been zijn wil je hier rondwandelen. De afbraak is dus noodzakelijk. Zolang er maar iets deftig in de plaats komt.”

Supporter Alexander reageert geëmotioneerd: “Voor mij bestaat alleen de schoonste club: Berchem Sport. Barcelona, de Champions League… dat interesseert me allemaal niet. Maar dit is een soort familie, wat voor een mooi, uniek gevoel zorgt. Een van de laatste vragen die mijn bompa me stelde toen hij op sterven lag was ‘hoe heeft den Berchem het dit weekend gedaan?’. Ik vind het dan ook erg jammer dat een deel van het stadion wordt afgebroken. Daarmee verdwijnt ook een stukje van de geschiedenis, trots en eigenheid van de club. Dit is zowat de schoonste plek in de wereld voor mij.”

Ziel van de club

In de catacomben van het stadion vinden we een kattenbak en een eetkommetje – Berchem heeft een clubkat rondlopen. Helaas is poeslief onvindbaar (we hebben zelfs in een wasmand met de onderbroeken van de spelers gekeken), maar we ontmoeten er wel Karl Böhrer, de historicus van Berchem Sport, en de legendarische ex-speler Eddy Crockaerts, die maar liefst twaalf seizoenen op het veld stond, waarvan vijf jaar in eerste klasse. “Ik ben maar een kleine legende, hoor”, lacht Eddy. “En het is puur toeval dat Berchem pas nadat ik gestopt ben is beginnen degraderen.”

“We wisten al een paar jaar dat die versleten tribunes moesten verdwijnen”, zegt Karl, die bij het honderdjarig bestaan van Berchem Sport een tweedelig werk over de club schreef. “Ons stadion is sowieso te groot voor het aantal bezoekers. Maar de ingangspoort, dat is een andere zaak. Het lijkt gewoon op een hoop beton, maar het maakt deel uit van de ziel van Berchem Sport. Ik hoop dan ook dat de architecten ze kunnen behouden. Want als het weg is, dan is het weg en achteraf kan je niet komen zeuren.”

Eddy beaamt: “Het is belangrijk dat er voordat er iets wordt afgebroken, er een alternatief in de steigers staat. Aan de ene kant hebben we dringend een nieuw stadion nodig, anderzijds zou het geweldig zijn als men het huidige kan renoveren. Maar er is geen interesse en dus geen geld. We willen vooral de poort redden en herstellen. Zo sneuvelden de bronzen gedenkplaten van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog en de inhuldiging van het stadion al vijftien jaar geleden. Die poort is misschien maar een stuk beton, maar voor de club is voeling met het verleden heel belangrijk. En plus, voetbal is ook ‘maar’ voetbal: 22 overbetaalde jongeren die tegen een bal sjotten en een heleboel supporters die dingen roepen die ze beter niet zouden roepen. Zoiets kan je niet rationaliseren.”