Afbeelding ter illustratie
Foto: Belga

Koopkracht gestegen onder regering-De Croo, maar niet voor de laagste inkomens

De koopkracht is tijdens de volledige regeerperiode van de federale 'Vivaldi'-regering van premier Alexander De Croo (Open VLD) gemiddeld met 1,4 procent gestegen, al is de koopkracht het afgelopen jaar wel gedaald. Dat blijkt uit een studie van economen van de UGent. Voor de laagste inkomens was er in de volledige regeerperiode geen stijging, maar een daling van de koopkracht.

Economen Gert Peersman, Koen Schoors en Milan van den Heuvel onderzochten de evolutie van de koopkracht tijdens de regeerperiode van de ploeg van premier Alexander De Croo: van oktober 2020 tot en met maart van dit jaar. Ze gebruikten daarvoor de banktransactiegegevens van 900.000 Belgische gezinnen.

Voor de hele regeerperiode komt een stijging van de koopkracht met 1,4 procent uit de bus. "Maar achter dat gemiddelde zit heel wat variatie", vertelt Peersman. In 2021 en 2022 was er een opgetelde stijging van 3,2 procent, maar sinds februari 2023 is er een terugval van 1,8 procentpunt, die het totaalcijfer naar beneden haalt.Ā 

Wat zijn koopkracht en inflatie?

Koopkracht geeft aan wat een persoon of een gezin met zijn of haar inkomen kan kopen. Onderzoekers gebruiken het reƫel beschikbaar inkomen om de koopkracht te berekenen. Dat is het inkomen dat overblijft nadat belastingen ervan zijn afgetrokken, toelages of uitkeringen er zijn bij opgeteld en de inflatie mee in rekening genomen is.

Het inflatiecijfer geeft aan hoeveel de prijzen het afgelopen jaar gestegen zijn. Elk maand berekent de overheid de inflatie door te bekijken of een bepaalde korf van producten duurder of net goedkoper geworden is. Is de inflatie bijvoorbeeld met 2 procent gestegen? Dan kost een korf van producten die een jaar geleden gemiddeld 100 euro kostte, nu 102 euro.

Lagere inkomens zien koopkracht dalen

"Anderzijds zien we grote verschillen tussen de verschillende inkomenscategorieĆ«n", zegt Peersman. De onderzoekers sorteerden de onderzochte inkomens namelijk van laag naar hoog, en verdeelden de gezinnen dan in 5 gelijke groepen die elk 20 procent van de gezinnen bevatten.Ā 

Zo valt op dat de koopkracht tijdens deze regeerperiode gedaald is in de 2 laagste groepen. Bij de 20 procent laagste inkomens (Q1) was dat een daling van 2,7 procent en bij de groep erboven (Q2) was dat een daling van 0,6 procent. De koopkracht van de groep met de 20 procent hoogste inkomens (Q5) nam met 4,5 procent toe.

De studie toont ook aan dat de schommelingen het grootst zijn bij de lagere inkomens. "De laagste inkomenscategorie heeft de koopkracht veel meer zien stijgen in 2021 en 2022, maar in het laatste jaar met meer dan 7 procent terug zien dalen", duidt Peersman. "Die recente daling is dus zo sterk, dat die groep over de hele regeerperiode koopkrachtverlies heeft geleden."

Over- en onderschatting van de inflatie

De gemiddelde daling sinds het voorjaar van 2023 heeft volgens Peersman vooral te maken een foute inschatting van de inflatie. "In 2021 en 2022 heeft men de inflatie fors overschat, omdat de energieprijzen volgens de officiƫle statistiek door het dak gingen. In werkelijkheid nam de energiefactuur toen wel toe, maar veel minder dan die officiƫle cijfers voorspelden."

"Door de automatische indexatie hebben we dan allemaal een loonstijging gekregen op basis van een index die overschat werd. De koopkrachttoename die we in 2021 en 2022 zien is dus nogal kunstmatig."

Ā In 2023 en 2024 hebben we eigenlijk te weinig loonstijging gekregen om de inflatie te compenseren

Gert Peersman, econoom (UGent)

"In 2023 hebben we het omgekeerde gezien", voegt hij toe. "Toen werd de algemene inflatie onderschat. De officiƫle energieprijzen waren enorm aan het kelderen, maar in werkelijkheid hebben we daar nauwelijks iets van gezien in de energiefacturen. Daardoor hebben we in 2023 en 2024 eigenlijk te weinig loonstijging gekregen om die inflatie te compenseren."

Peersman zegt dat die foute inschattingen vooral effect hadden op de laagste inkomens. "Zij hadden sociale energietarieven en kregen veel energiesteun tijdens de energiecrisis. Voor hen was die inflatie in 2021 en 2022 dus nog lager dan het officiƫle cijfer."

In het afgelopen jaar valt dan weer op dat de laagste inkomens hun koopkracht het hardst zagen dalen. "Zij hebben hun energiefactuur het laatste jaar fors zien stijgen, want de sociale energietarieven zijn momenteel aan het stijgen."

"Ten slotte zien we sinds 1 januari 2024 een terugval in de koopkracht van de groep met de laagste inkomens. Dat heeft te maken met de herstructureringen van bepaalde bedrijven en de groeiende technische werkloosheid. Het effect daarvan zien we vooral bij de lage inkomens."

Conclusies van de onderzoekers

Peersman, Schoors en Van den HeuvelĀ stellen zelf voor om de koopkrachtschommelingen, die volgens hen dus te wijten zijn aan de automatische indexatie, weg te gommen naar de toekomst toe. Dat kan door de consumptieprijsindex te berekenen op basis van de werkelijk betaalde energieprijzen, in plaats van de vooropgestelde tarieven voor nieuwe contracten.

De bevindingen van deze studie kunnen volgens de onderzoekers "een belangrijke factor zijn van het groeiende antipolitieke sentiment en succes van radicale partijen". Het verklaart ook waarom veel mensen bij bevragingen aangeven dat ze zich zorgen maken over hun koopkracht, klinkt het.

Koopkracht is dan ook een van de belangrijkste onderwerpen deze verkiezingen. Partijen als Vooruit en PVDAĀ maken er hĆ©t thema van tijdens hun campagne en beloven om de koopkracht te verbeteren wanneer zij aan de macht komen.

Dit thema komt ook terug in De Stemtest. Geef hieronder je mening en kom te weten welke partij denkt zoals jij:

Meest gelezen