Direct naar artikelinhoud
De vragen van ProustAnja Daems

Anja Daems: ‘Toen heb ik mijn man gebeld, al roepend. Hij was er, maar hij stond op de verkeerde parking. Ocharme’

Anja Daems: 'Mijn gewicht is oké. De verhoudingen kloppen. Maar ik ben nooit zeker geweest van mijn lichaam. Ik sta niet graag in beeld.'Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Twintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: radio- en tv-presentatrice Anja Daems (55). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Ik ben niet zo met getalletjes bezig, maar ik zou denken rond de 40, veel jonger dan ik ben. En ik heb, hout vasthouden, ook helemaal geen last van alles waar vrouwen in de menopauze last van kunnen hebben. Niet verdikken, geen opvliegers, en dat is dus een geluk.

“Aan de andere kant percipieert de wereld je als oudere vrouw en dat is in mijn hoofd dikwijls heel moeilijk. Dat klopt niet met hoe ik mezelf zie. Ook als ik foto’s van mezelf bekijk, zie ik dat ik ouder word, maar ik voel het niet. Ik ben op mijn 40ste moeder geworden en denk nog altijd de energie van toen te hebben. Mijn leven is dan op kruissnelheid gekomen en dat is sindsdien niet veranderd.

“Mijn dochter is nu 15 en misschien heeft dat er ook mee te maken, dat je in een andere fase zit dan anderen van je leeftijd. Ik zou al grootmoeder kunnen zijn, maar dat kan ik me al helemaal niet voorstellen.

“Veertig vind ik wel een limiet om kinderen te krijgen, als ik daar nu op terugkijk. Maar alles komt zoals het komt. Daarvoor was ik niet klaar voor een kind, ik wilde er zelfs geen. Als twintiger zag ik veel meisjes in mijn omgeving zwanger worden en thuis zitten moederen en dacht: nee, ik wil mee aan de toog hangen, ik wil de wereld zien. Ik zeg ook altijd tegen mijn dochter: eerst de wereld ontdekken en dan de afwas doen. (lacht)

“Maar dan is er toch iets vreemds als de biologische klok plots in werking treedt, als een stemmetje in jou dat zegt: ik héb gereisd, ik héb ’s nachts op café de wereld verbeterd, en toch voel ik een gemis, een leegte, die alleen maar door een kind kan worden ingevuld.

“Maar als je twijfelt, zou ik toch zeggen: beter iets vroeger. Ik zeg weleens tegen mijn dochter dat ik het jammer vind voor haar dat ik niet jonger ben. Ik ben samen met mijn ouders volwassen geworden. Zij waren prille twintigers toen ik geboren werd. Ik heb al hun levensfases meebeleefd. Ze namen me mee op stap. Ik viel bij vrienden in slaap onder de tafel. (lacht) Mijn dochter heeft mij pas leren kennen toen ik die stadia al voorbij was.

“Ik merk ook dat je draagkracht met de leeftijd toeneemt. Mijn nonkel is juist gestorven, mijn ouders worden ouder, je hebt meer gewicht te torsen. Maar als ik oud zal zijn, is mijn dochter nog zo jong. Stel dat ik op mijn zeventigste iets voorheb, ik mag niet denken aan de last die ik haar op zo’n jonge leeftijd zal bezorgen. Straks begin ik al te wenen en we zijn nog maar aan de eerste vraag.” (lacht)

2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik ben een planner. Ik heb zelfs nog een papieren agenda, omdat ik werkelijk alles tot in detail plan. Wat we eten, wanneer ik boodschappen doe. Omdat ik denk dat er dan vrijheid in mijn hoofd ontstaat, maar dat is niet het geval. En dat is heel vervelend, want ik leef daardoor te veel in de toekomst. Ik moet echt leren om van het hier en nu te genieten.

'Ik heb altijd stress. Zelfs als ik mensen moet interviewen die twintig jaar jonger zijn.Beeld Stefaan Temmerman

“Alles wat met het huishouden te maken heeft, vind ik verschrikkelijk. Vooral koken. Dan denk ik: hier sta ik nu, dit ging ik nooit doen. Maar ja, een kind moet eten, dat had mijn biologische klok mij absoluut niet verteld. (lacht) Dus ik schrijf een volledig weekscenario uit, want het ontbreekt mij aan fantasie als ik in de supermarkt loop. Als ik voor andere mensen zou moeten koken, zou ik blokkeren. (lacht) Op dat vlak kan ik echt niet improviseren. In mijn job wel, dat is een ander verhaal. Soms vind ik het zelfs fijn dat er iets fout loopt, want dan voel je dat je leeft.”

3. Wat drijft u?

“Ik denk onzekerheid, het gevoel dat ik me telkens opnieuw moet bewijzen. Ik heb altijd stress. Zelfs als ik mensen moet interviewen die twintig jaar jonger zijn. Ook nu, omdat ik denk: geef ik nu wel goede antwoorden? Al die andere interviewees zeggen zulke slimme dingen. (lacht) Mezelf laten fotograferen, verschrikkelijk.

“Wat mij drijft, is dus telkens opnieuw mijn onzekerheid overwinnen. En denken: als ik dit kan, lukt alles. Ik weet nog goed: ik mocht ooit, in mijn beginjaren bij de radio, als invaller Ochtendkuren presenteren voor publiek, en ik dacht: als ik dit kan, is het vertrokken. Maar er was helemaal niets vertrokken. (lacht) Ik had daarna nog evenveel stress en dat is zo gebleven. Ik kan mij op voorhand zo erg de grond inpraten dat ik denk: ze gaan allemaal boe roepen als ik het podium op stap.

“Ik denk dat die koudwatervrees een beetje in de familie zit. Wij zijn geen tafelspringers. Wij komen liever via de zijdeur binnen. En toch was ik al van kinds af aan met theater bezig. Als puber droomde ik ervan om actrice te worden. Ik ging het allemaal eens vertellen op het podium. (lacht) Maar acteren is nog iets anders dan presenteren. Presenteren kun je nog vanuit je kleine zelf. Terwijl acteren jezelf overstijgen is en in iemand anders huid kruipen. En dat heb ik nooit gedurfd. Een mens zit raar in elkaar.”

4. Vindt u het leven een cadeau?

“Niet echt, nee. Je dealt ermee, hè. Ik vind het leven wel pittig. Zeker als je een kind op de wereld zet, heb je de plicht en de verantwoordelijkheid om er voor de volgende generatie iets moois van te maken. Hoewel ik tegelijk het gevoel heb dat wij onze kinderen te veel sturen en beschermen in plaats van hen zelf te laten uitzoeken wat hun sterktes en zwaktes zijn.

“Als je een eendenfamilie gadeslaat, zie je dat de moeder voorop loopt en de kleintjes volgen. Ze vallen weleens maar leren ook weer opstaan, want als je achter je kleintjes loopt, komen ze niet vooruit. Ik vrees dat ik te vaak achter mijn dochter loop. Ik heb dat gezien van mijn ouders, denk ik. Stef Bos verwoordt dat zo mooi: we staan op de schouders van onze voorouders. Want zo is het: je doet maar wat je geleerd hebt en wat je denkt dat het beste is.”

5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Mijn puberteit. Ik had in de lagere school heel goede vriendinnetjes, maar die waren allemaal veel slimmer dan ik. (lacht) Zij gingen daarna naar de Latijnse, ik naar de moderne, en daar vond ik mijn draai niet. Ik vond daar geen gelijken en werd serieus gepest. Omdat ik anders was. Ik was niet bezig met jongens. Ik was niet geïnteresseerd in fuiven. Ik ging naar de muziekschool en las Simone de Beauvoir en Sartre. (lacht)

'Toen mijn dochter geboren werd, was dat geen liefde op het eerste gezicht, daar lag een wezentje dat ik niet kende. Ik zie haar nu oneindig veel liever dan zestien jaar geleden.'Beeld Stefaan Temmerman

“Ik was toen al een oude ziel. Een einzelgänger qua kledij ook. Ik was eenzaam toen. Ja, dat was een zware periode. Dikwijls heb ik tegen ons mama gezegd: ik heb niet gevraagd om geboren te worden. En dat was, bedenk ik nu achteraf, heel erg voor haar, want zij deed zo hard haar best. Mijn dochter is compleet anders, en daar ben ik blij om.”

6. Waar hebt u spijt van?

“Van niet veel. Omdat ik denk dat alles wat je doet afhangt van hoe je op dat moment in het leven staat. Ik zou spijt kunnen hebben dat ik dingen in het verleden te zwart-wit zag. Maar dan denk ik: ik wist niet beter. Ik zou spijt kunnen hebben dat ik te weinig zelfvertrouwen had waardoor ik kansen niet heb gegrepen. Maar ik had het zelfvertrouwen simpelweg niet. Of spijt over hoe vorige relaties geëindigd zijn. Nu zou ik niet meer op dezelfde manier reageren, omdat ik inmiddels vollediger ben geworden, maar ik kan daar geen spijt van hebben, want ik was toen de persoon die ik was.”

7. Welk moment zult u altijd blijven koesteren?

“De geboorte van onze dochter, natuurlijk. En, een paar maanden geleden, de dag dat mijn nonkel stierf. De veel jongere broer van mijn mama, niet veel ouder dan ikzelf, eigenlijk zowat de broer die ik nooit gehad heb. Twee jaar geleden kreeg hij kanker. Mijn tante en ik vergezelden hem telkens wanneer hij chemo kreeg.

“Onze familie is een hechte clan en we waren er ook allemaal bij toen hij stierf. En dat was in zijn wreedheid een van de schoonste dagen van het jaar. Zo intens. Ja, dat is een dag om te koesteren. Een mens uit het hier en nu zien stappen is even magisch als een mens ter wereld zien komen.

“Toen mijn dochter geboren werd, was dat geen liefde op het eerste gezicht, daar lag een wezentje dat ik niet kende. Ik zie haar nu oneindig veel liever dan zestien jaar geleden. Je groeit naar elkaar toe. Sterven daarentegen, is van elkaar weggroeien.

“Na zijn dood ben ik mijn nonkel iedere dag gaan bezoeken. De eerste dag leek het alsof hij sliep. De tweede dag dacht ik dat hij wakker zou worden en een grapje zou maken. De derde dag vroeg ik me af: wat gebeurt er? Pas de vierde dag zag ik een dode en dacht ik: nu mag hij gaan. Sterven is het omgekeerde proces van geboren worden. Het verbindt je ook als familie. En ik ben er nu ook niet meer bang voor.”

8. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Thuiskomen en iemand die voor je gekookt heeft en het wc-papier heeft aangevuld, zodat ik daar niet aan heb moeten denken. (lacht) Samen aan tafel zitten. En je bewust zijn van het geluk dat je hebt. Dat je gezond bent, dat je in een fijn nest geboren bent. Ja, dat maakt mij gelukkig. Want wat is het grotere geluk, vraag ik mij af. Is dat niet de som van al die kleine dagelijkse dingen?”

9. Wat biedt u troost?

“Een heet bad. En dat klinkt misschien belachelijk: de literatuur. Ik heb nu net een boekenclub gestart (via de FB-groep ‘Anja leest - Lees je mee?’, red.), om twee keer per jaar live en voorts virtueel met een groep mensen een boek te bespreken.

“Ik kan zo hard opgaan in een boek dat ik me een half jaar later nog afvraag hoe het intussen met het hoofdpersonage zou gaan. (lacht) Maar ook een non-fictieboek zoals Weg van liefde van Alain de Botton over een koppel dat elkaar leert kennen, trouwt, een kind krijgt, in een huwelijkscrisis verzeilt en dan toch samen oud wordt, biedt mij veel troost.

'Toen heb ik mijn man gebeld, al roepend. Hij was er, maar hij stond op de verkeerde parking. Ocharme.'Beeld Stefaan Temmerman

“Of een mooie zin, zoals deze van Tom Lanoye die ik onlangs in mijn agenda heb geschreven: ‘Moeders worden nooit meer mensen. Moeders blijven moeders.’”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Nu dus. (lacht) Ik huil zo snel. Een paar dagen voor mijn nonkel stierf – dat was in september, het was warm – zaten we buiten in zijn tuin en ineens nam hij mijn hand vast, omdat wij geen praters zijn. We hebben daar heel lang zo gezeten. En daar is ook een foto van, die ik heb ingekaderd. Die twee handen samen, dat zei alles. En soms overvalt mij verdriet om alles wat hij niet meer zal kunnen doen. Zelf zei hij: ik heb van de Schikgodinnen maar een kort lintje gekregen, dat is het leven. En op een manier kan ik me daar wel mee verzoenen.”

11. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Heel lang geleden eens, toen ik het verschrikkelijk druk had en aan mijn man gevraagd had om onze dochter aan de tekenschool op te halen. Een half uur later kreeg ik telefoon van de directie: waar we bleven? Toen heb ik mijn man gebeld, al roepend. Hij was er, maar hij stond op de verkeerde parking. Ocharme. (lacht)

“Maar normaal gezien ga ik niet door het lint, ik klap volledig in elkaar.”

12. Hoe was u als kind?

“Een einzelgänger, hè. Ik had graag vriendjes over de vloer, maar ze moesten wel op tijd naar huis. (lacht) Ik leefde graag in mijn eigen fantasiewereld, toen al. Ik verzon sprookjes, maakte reizen rond de wereld. Ik verkleedde me en trad op op de overloop in de hal. Dat was mijn podium. Van jongs af aan ging ik ook naar de muziekschool. Niemand van mijn vriendinnetjes heeft dat volgehouden, behalve ik. De Chiro en de scouts zeiden me niets, maar samen muziek of een voorstelling maken, dat was mijn ding.”

13. Wat is uw vroegste herinnering?

“De eerste keer dat we met de auto naar Portugal op reis gingen. Dat was in de jaren 70. Ik lag op de achterbank te slapen, werd wakker en hoorde mijn ouders praten. Ik weet ook nog dat het een lange rit was en dat mijn papa liedjes zong en sketches van Urbanus opzette.

“De familie bij wie we daar toen logeerden, is een deel van onze familie geworden. We zijn ieder jaar teruggekeerd. Hun dochtertje was mijn beste vriendin, we zijn als het ware samen opgegroeid. Toen onze dochter geboren is, zijn zij naar België gekomen. Als iemand van hun familie trouwt, gaan wij naar ginder. Portugal is onze tweede thuis geworden.”

14. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Alle voetballers van Anderlecht. Ik was erg verliefd op Enzo Scifo. Zo erg dat mijn mama hem ooit een postogram heeft gestuurd met de vraag om mij een gelukkige verjaardag te wensen. En hij heeft dat ook gedaan. Ik had ook een dekbedovertrek en een kussen met ‘Enzo Scifo’ erop geborduurd, speciaal voor mij gemaakt door mijn tante. Dus ik sliep met mijn hoofd… O nee, waarom vertel ik dat nu? (lacht)

“Omdat ik een tiener was. Al mijn vriendinnen waren verliefd op Alex Czerniatynski. Ik dacht: als we hem ooit tegenkomen en hij moet kiezen, zal hij mij nooit kiezen, dus ik neem iemand anders. (lacht) En ik koos Enzo Scifo. En hij won de Gouden Schoen.

'Op schoolreis naar Brussel ging ik niet mee de stad bezoeken, maar ging ik naar Anderlecht, naar de trainingen kijken. Ja, ik was een echte groupie.'Beeld Stefaan Temmerman

“Elke zaterdagavond zat ik aan de radio gekluisterd, ik nam elke match op. De internationale wedstrijden ging ik altijd live bekijken. Ooit wilde ik zelfs niet mee op reis vertrekken omdat Anderlecht tegen Fiorentina speelde. Na de match stonden mijn ouders mij aan het stadion op te wachten. Ik ben dan maar ingestapt. (lacht)

“Op schoolreis naar Brussel ging ik niet mee de stad bezoeken, maar ging ik naar Anderlecht, naar de trainingen kijken. Ja, ik was een echte groupie. (lacht) Toen Anderlecht kampioen speelde, ben ik, hooligan die ik was, mee over het hek gekropen, het veld op. Waarop ze de politie en hun honden loslieten en ik mijn twee schoenen ben verloren. Ik ben dan met de supportersbus van Erwin Vandenbergh mee teruggereden met plastic zakken rond mijn voeten. Alles uit liefde voor het voetbal.”

15. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Nee. Ik hou niet zo van religieuze instellingen. Omdat ik vind dat het door hen is dat er zoveel slechtheid is in de wereld, door hun verkeerde interpretatie van wat er ooit is geschreven.

“Toen onze dochter geboren werd, worstelde ik erg met de vraag: moet ik haar nu laten dopen of niet? Ik wilde toen bij kardinaal Danneels te rade gaan, maar toen bleek dat hij ook van alles in een doofpot had gestoken. En nu ik mijn nonkel heb zien sterven, ben ik er helemaal uit. De dichter Willem Kloos, lid van de Tachtigers, schreef: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.’ En dat is ook zo. Ik denk dat we allemaal het goddelijke, het goede in onszelf moeten zoeken.”

16. Hoe definieert u liefde?

“In relaties zijn er altijd uitgesproken en onuitgesproken afspraken en binnen die lijnen elkaar de vrijheid geven om te zijn, dat is liefde, denk ik. En als je iets doet, doe het dan omdat je het wilt doen. En niet omdat je verwacht iets terug te krijgen. Wat niet makkelijk is.”

17. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Pas op, ik mag niet klagen, hè. Mijn gewicht is oké. De verhoudingen kloppen. (lacht) Maar ik ben nooit zeker geweest van mijn lichaam. Ik sta niet graag in beeld. Dat maakt mij onzeker. Ik was een mollige puber en denk nog altijd dat ik zo ben. En als ik dan een foto zie, schrik ik.”

18. Wat vindt u erotisch?

“Erotiek heeft voor mij in se niets met lichamelijkheid te maken, maar alles met een soort eenheid die je voelt. Dezelfde frequentie vinden, zoiets.

“Wat mij aangetrokken heeft in mijn man? Zijn sixpack. Nee, dat heeft hij niet. (lacht) Zijn out of the box denken. Zijn humor. Zijn positiviteit. Voor Fred is het glas altijd vol. En dat is schoon. Heel zijn familie heeft die positieve kijk. Ik heb daar al veel van geleerd.”

Anja Daems: ‘Toen heb ik mijn man gebeld, al roepend. Hij was er, maar hij stond op de verkeerde parking. Ocharme’
Beeld Stefaan Temmerman

19. Welke droom hebt u nog?

“Ik ben niet goed in dromen. Mijn werk is altijd mijn vrije tijd geweest. Omdat ik dat zo graag doe en omdat ik zoveel kansen gekregen heb. Ik heb zoveel interessante mensen ontmoet, heb zoveel mogen reizen ook, waardoor je op plekken komt waar je anders niet komt. Vandaar dat ik ook zo blij ben met mijn nieuwe programma (Als de muren konden praten, zondagochtend tussen 9 en 10 uur op Radio 2, red.), omdat het ook weer praten is met mensen. Werken vind ik ontzettend fijn, maar ik zou later toch ook nog graag wat tijd willen om op mijn berg in Portugal te gaan zitten.”

20. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Een feestmaal zoals bij mijn nonkel. Het eten op zich is niet zo belangrijk. Een gezellige kaas-en-wijnavond, meer moet dat niet zijn. Met mijn familie en beste vrienden rond mij. Als zij erbij willen zijn, tenminste. Ja, zo wil ik het. Gewoon gezellig onder ons. En dan bewust en zonder pijn doodgaan.

“Voilà, dat is het. Heb ik goed geantwoord?” (lacht)