Direct naar artikelinhoud
InterviewLust & Liefde

‘Haar giftige vragen deden alle liefde verlammen’

‘Haar giftige vragen deden alle liefde verlammen’
Beeld Sammy Slabbinck

Gijs (52) kan maar niet geloven dat hij zo’n wonder van een vrouw in zijn schoot geworpen heeft gekregen. Hij heeft er alles voor over haar te houden. Maar hoe veel bevestiging hij haar ook geeft, het is nooit genoeg.

‘Kerstvakantie 2023. In een T-shirtje lag ze languit op bed in de hotelkamer op Terschelling. Ik zat schuin tegenover haar, op de rand van het bed. We hadden een paar leuke dagen achter de rug. Die middag nog zaten we aan de bar in een bruin cafeetje, hadden plezier en speelden Beverbende, we hadden gewandeld en gefietst in de regen en lekker gegeten. Zo’n drie jaar nadat we elkaar voor het eerst hadden ontmoet. Ik herinner me hoe opgetogen ik die eerste keer was, hoe ze bewoog en praatte. We hadden afgesproken in een park en huppelend en kussend liepen we na afloop terug naar onze auto’s, er vast van overtuigd dat wij de rest van ons leven samen zouden blijven.

“Nu staarden we kalm voor ons uit, zij in afwachting van mijn oordeel. Voordat we op de boot waren gestapt, hadden we afgesproken dat we het op Terschelling ook over ‘ons’ zouden hebben. Er hadden zich te veel dingen voorgedaan die onze relatie hadden ondermijnd en waaraan we beiden langzaam onderdoor gingen. In haar ogen was mijn liefde nooit groot en exclusief genoeg. Wekelijks wilde ze er op het absurde af aan worden herinnerd dat ik alleen van haar hield en van niemand anders.

“Een paar dagen eerder, tussen Kerstmis en Nieuwjaar, beleefden we een dag als die van een verliefd stel uit een romantische komedie. We werden wakker, deden acrobatiek in het kamertje dat ik daarvoor speciaal had ingericht, zij balanceerde op mijn handen en benen en zoals altijd wanneer we dat deden, voelde het intiem en krachtig tegelijk. Bij acrobatiek moet je op elkaar kunnen vertrouwen, en daar tussen die vier muren was vertrouwen nooit een probleem.

“’s Middags gingen we de stad in, hebben gewinkeld en kochten een nieuwe garderobe voor haar, pashokje in, pashokje uit. Daarna doken we een café in en arm in arm liepen we door een feestelijk verlichte winkelstraat naar huis, toen ze ineens zei: Met welke vrouwen loop je nog meer arm in arm over straat? Ik hield mijn pas in, voelde mijn armen en benen loodzwaar worden, mijn hoofd stroomde vol mist. Daar gaan we weer, dacht ik, alsjeblieft, nee. Het was een patroon geworden. Telkens, en altijd op momenten die ik niet zag aankomen, doken die giftige vragen op, vragen zonder enige directe aanleiding die alle liefde deden verlammen.

“‘Met geen enkele’, antwoordde ik mat, zonder de illusie haar te kunnen overtuigen. ‘En die ene vriendin dan’, ging ze verder, ‘die vrouw die ziek is, ook niet met haar? Ik zie jullie zo voor me, samen.’ Ik haalde mijn schouders op. Heel lang had ik gedacht dat ik haar vragen kon vermijden door mijn eigen gedrag aan te passen. Om haar onzekerheid weg te nemen was ik tot allerlei bochten en offers bereid. Maar haar honger naar bevestiging was onstilbaar en haar argwaan bleef: ‘En die nieuwe collega dan, zij appt je wel heel vaak, is ze verliefd op je?’ En dan ging weer van het ene op het andere moment een gezellige avond kopje onder in het moeras van haar onnavolgbare hersenspinsels.

'Telkens doken die giftige vragen op, die alle liefde deden verlammen'

“Zelf had ik ook mijn onzekerheden. Met mijn lengte van 2 meter 12 ben ik voor velen vooral ‘die lange man’, en ik kon maar niet geloven dat ik dit wonder van een vrouw zomaar in mijn schoot geworpen had gekregen. Zij had een wilder verleden dan ik, had aan aandacht van mannen nooit gebrek. Ik had er alles voor over haar te houden. Dus toen ze een keer vroeg of ik haar voortaan elk bericht dat ik van andere vrouwen kreeg wilde laten lezen, zei ik: ‘Natuurlijk, waarom niet, als ik je daarmee kan helpen. Ik heb niks te verbergen.’ Ik had moeten zeggen: ga in therapie, los het op, maar in plaats daarvan maakte ik haar welbevinden tot mijn eigen verantwoordelijkheid, begon ik het contact met mijn vriendinnen uit de weg te gaan en verwaarloosde oude vriendschappen.

“Na een afschuwelijke ruzie afgelopen zomer, ben ik op een avond op zolder gaan slapen. Midden in de nacht werd ik zwetend en duizelig en misselijk wakker. Ik dacht dat ik een beroerte had, maar in het ziekenhuis waar ik met een ambulance naartoe werd gebracht, bleek dat er iets mis was met mijn evenwichtsorgaan, een aandoening die voortkomt uit hevige stress. Toen begreep ik dat deze relatie me te gronde richtte. In een opwelling van lijfsbehoud maakte ik het uit.

“En toch kwamen we een paar maanden later weer bij elkaar. Ik wilde zo graag begrijpen waarom ze deed zoals ze deed en hield mezelf voor: als ik nou nog één poging doe haar te doorgronden, snap ik straks waar haar angst vandaan komt en is de oplossing binnen handbereik. We kunnen toch niet onze grote liefde vergooien vanwege een dom misverstand? Tijdens mijn ziekenhuisverblijf had ze mijn hele telefoon uitgeplozen op zoek naar ‘bewijzen’, maar dat zag ik niet als bezwaar maar juist als een frisse aanzet van een nieuwe start. Want nu ze niets had gevonden, moest ze wel inzien dat ze exclusief voor me was. Maar rationele argumenten hadden geen vat op haar. En zo kwam het dat ik na die laatste blijk van wantrouwen in die romantisch verlichte winkelstraat in december, alle strijdlust voelde wegglijden. Hoop had me drie jaar op de been gehouden. Hoop dat zij als volwassen, slimme vrouw op een dag haar jaloezie wel onder controle moest krijgen.

“Zittend op dat hotelbed in Terschelling, nu eens haar aankijkend, dan weer met mijn blik op de muur gericht, zei ik rustig dat onze relatie was afgelopen. Ze keek me niet aan maar stond op, kleedde zich aan en vroeg of ik wilde vertrekken. ‘Ik begrijp het’, zei ze kil, ‘ik neem het je niet kwalijk.’ Ik antwoordde: ‘Het hoeft niet zo te gaan. We kunnen nog even praten, nog een paar dagen samen doorbrengen, want er is zoveel wel mooi.’ ‘Nee, nee’, zei ze. ‘Ik wil dat je gaat.’ Dat is nu een paar weken geleden. Ik heb de eerste veerboot naar het vasteland genomen en we hebben geen contact meer gehad. Dat wil ik ook niet. Ik ben bedroefd, maar ook blij met de rust. Voor het eerst in lange tijd slaap ik weer goed.”