De schuilkerken van toen zijn het hoofddoekjesverbod van nu. We zijn altijd al goed geweest in pesten
De Amsterdamse schuilkerk Ons’ Lieve Heer op Solder, inmiddels een museum, krijgt een Europees Erfgoedlabel. Rooms-katholieke Amsterdammers mochten na de zogeheten Alteratie in 1578 – een calvinistische machtsgreep, waarbij het katholieke stadsbestuur werd verdreven - nog wel samenkomen om de mis te vieren, maar alleen in gebouwen die van de buitenkant niet als kerk herkenbaar waren. Ook werden parochiekerken en kloosters massaal onteigend.
Over schuilkerken was mij nooit iets verteld tijdens de lessen vaderlandse geschiedenis op mijn protestants-christelijke basisschool. Laat staan dat de martelaren van Gorinchem aan bod kwamen: de negentien kloosterlingen en priesters die in 1572 werden vermoord door de Watergeuzen, omdat zij weigerden hun katholieke geloof af te zweren.
Pas later werd mij duidelijk dat het beeld van de oeroude Nederlandse cultuur van tolerantie en godsdienstvrijheid, waarvoor Willem van Oranje en zijn dappere Geuzen het fundament legden, wel heel erg door wensdenken werd gevoed. Het duurde zelfs tot het midden van de negentiende eeuw dat katholieken in Nederland tweederangsburgers waren, die onder meer geen openbare ambten mochten bekleden.