Basisinkomen, denk erover voordat het te laat is
Het basisinkomen op de agenda zetten – dat lijkt wel heel tegenstrijdig in een tijd van krapte op de arbeidsmarkt. Toch is dat wat de FNV doet met een onderzoek dat zij dit jaar heeft laten uitvoeren naar de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de afgelopen vijftig jaar. De studie laat de trends zien en wat deze zeggen over arbeid in de toekomst.
De gedachte aan een basisinkomen komt vooral op in tijden dat er grote werkloosheid is. Of wanneer het vooruitzicht is dat de hoeveelheid werk door technologische ontwikkelingen op den duur enorm gaat afnemen – volgens sommige visionairs wel met de helft.
Binnen de FNV is het basisinkomen de laatste twee jaar weer een item geworden vanuit de vraag hoe werk, inkomen en kapitaal eerlijk kunnen worden verdeeld. Zo eerlijk is die verdeling namelijk niet. Er komen steeds meer kleine en slechtbetaalde banen. Volwaardig werk is voor miljoenen Nederlanders niet weggelegd. De FNV voelt dat als belangenbehartiger van de werkende klasse aan den lijve.
Een basisinkomen is een gegarandeerd inkomen voor alle volwassen burgers, zonder dat er een verplichting is tot betaalde arbeid. Een heel ander systeem dan we nu kennen. Sollicitatieplicht en nuttig werk doen als uitkeringstrekker horen er in het huidige stelsel helemaal bij. Dit veronderstelt wel dat er in principe voldoende werk is voor iedereen. Of dat voor vandaag of in de toekomst een reële optie is, daarover gaat nu de discussie, in ieder geval binnen de FNV.
vrijetijdssamenleving
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was het basisinkomen ook al stevig onderwerp van gesprek, niet alleen binnen de vakbeweging. Door twee oliecrises kort na elkaar was de werkloosheid torenhoog opgelopen. En perspectief op structureel herstel was er niet direct. Daardoor kwam de gedachte op dat aan betaalde arbeid minder belang moest worden gehecht. Je kunt binnen de maatschappij immers ook op een andere manier nuttig bezig zijn. In de jaren zestig – de tijd van de eerste maanlanding en alle optimisme over de mogelijkheden van de techniek daar omheen – popte zelfs het idee op van een vrijetijdssamenleving. Het meeste mensenwerk zou door robots en andere automaten worden overgenomen, inclusief het huishouden.
Binnen de vakorganisaties was het idee van een basisinkomen lang geen gemeengoed. Voor velen bleef betaalde arbeid als basis voor een zelfstandig bestaan – gebouwd op een behoorlijk inkomen en zinvol werk – een onopgeefbaar perspectief. Vanuit het adagium: ‘Ik werk, dus ik ben’. De vrees bestond ook dat een basisinkomen het hele stelsel van sociale zekerheid onderuit zou halen. Weg loondoorbetaling bij ziekte, of een uitkering van 70 procent bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, liefst nog met een aanvulling van de werkgever. Een basisinkomen kan immers nooit veel meer zijn dan een minimumuitkering. Anders wordt het onbetaalbaar. Bovendien is het voor veel mensen een onverdraaglijke gedachte dat hele volksstammen in hun luie stoel kunnen blijven zitten.
gedachteoefening
Volgens de onderzoekers van de FNV, arbeidsmarktdeskundigen Paul de Beer en Wieteke Conen, is er geen objectief wetenschappelijk antwoord mogelijk op de vraag of er goede redenen zijn om een basisinkomen in te voeren. Uiteindelijk gaat het om een politieke vraag: hoe wil je de maatschappij inrichten?
Vanuit economisch gezichtspunt valt er op dit moment geen ja of nee op te zeggen. In de economie wisselen goede en kwade jaren elkaar af. Dan praat je over wat in vaktaal de conjunctuur heet. Maar er zijn ook structurele factoren, zoals de technologische ontwikkeling en verschuivende machtsverhoudingen op de arbeidsmarkt, waarbij het ‘kapitaal’ (vooral de grotere, kapitaalkrachtige bedrijven) het steeds meer wint van ‘arbeid’ (de werkende klasse, die al minder goed georganiseerd is in vakorganisaties). Of dit een blijvende trend is, zal moeten blijken.
In ieder geval kan het geen kwaad om over het basisinkomen na te denken, al is het maar als gedachteoefening voor andere tijden, voordat ze ons overkomen.